Les 255

(12 september)

Deze dag verkies ik door te brengen in volmaakte vrede.

1. Het schijnt me niet toe dat ik ervoor kan kiezen vandaag louter vrede te ervaren. En toch verzekert mijn God me dat Zijn Zoon is zoals Hij. Laat ik deze dag vertrouwen hebben in Hem die zegt dat ik Gods Zoon ben. En laat de vrede die ik vandaag als de mijne verkies, getuigen dat het waar is wat Hij zegt. Gods Zoon kan geen zorgen hebben en moet voor eeuwig in de vrede van de Hemel zijn. In Zijn Naam geef ik deze dag om te ontdekken wat mijn Vader voor mij wil, dat als het mijne te aanvaarden en het al mijn Vaders Zonen te geven, tegelijk met mij.

 

2. En aldus, mijn Vader, wil ik deze dag met U doorbrengen. Uw Zoon is U niet vergeten. De vrede die U hem gegeven hebt, is nog altijd in zijn denkgeest, en het is daar dat ik deze dag verkies door te brengen.


Toelichting:

Het ego wil ons laten geloven dat vrede ons kan worden gegeven of van ons kan worden weggenomen door dingen buiten onze denkgeest. Maar dat is niet zo. Aangezien ik Gods Zoon ben en ben zoals Hij, heb ik de macht om vrede te kiezen. God zegt dat het zo is. Laat ik vertrouwen hebben in Hem en laat ik naar dat vertrouwen handelen. Laat ik het in elk geval proberen! Laat ik ervoor kiezen om deze dag in volmaakte vrede door te brengen. Hoe vastbeslotener ik ben om vandaagte ontdekken wat mijn Vader voor mij wil”, namelijk de vrede van de Hemel, en “dat als het mijne te aanvaarden” (1:6), des te meer ik die vrede zal ervaren. Ik zal waarschijnlijk ook veel tegenkomen dat mijn vrede probeert te verstoren, maar daar kan ik op reageren door te zeggen: “In plaats hiervan kies ik vrede”, of “Dit kan de vrede, die mijn Vader mij gegeven heeft, niet verstoren”. Als ik dat doe, zal de vrede die ik verkies en ervaar “getuigen dat het waar is wat Hij zegt” (1:4).

 

Onze mentale gesteldheid is niet volmaakt en dat wordt ook niet van ons verwacht. We zijn in training, dit is een cursus in het trainen van de denkgeest. Als ik nieuwe akkoorden leer spelen op mijn gitaar, vergt het veel concentratie en inspanning om mijn vingers op de juiste plek te zetten. Ik moet regelmatig het ritme van het lied doorbreken en vertragen, zodat ik mijn vingers in de juiste positie kan brengen. Ik verwacht niet dat dit meteen zal lukken. Fouten maken en deze herstellen hoort bij de training. Uiteindelijk zullen mijn vingers wennen aan het patroon en steeds vaker automatisch de juiste positie kiezen, zodat ik het nieuwe akkoord aan kan slaan zonder snerpende geluiden of valse tonen. De trainingsperiode is een tijd van fouten maken en geconcentreerd oefenen, totdat ik mij de nieuwe akkoorden eigen heb gemaakt en er niet meer over hoef na te denken.

 

Dat is wat we met deze lessen doen: oefenen in het ons eigen maken van vrede. Ons doel van vandaag is deze dag met God door te brengen (2:1). Wij, Zijn Zoon, zijn Hem niet vergeten en onze oefening getuigt daarvan. De vrede van God is in onze denkgeest, waar Hij haar heeft geplaatst. We kunnen ervoor kiezen om onze dag daar door te brengen, in vrede, met Hem. We kunnen dat, God verzekert ons dat we het kunnen. Laten we dus oefenen. Laten we beginnen. Laten we Zijn vrede als de onze aanvaarden en aan alle Zonen van onze Vader geven, tegelijk met ons (1:6).


Oefeninstructies:

DOEL

De Inleiding op Deel II van het Werkboek klinkt alsof we voor de rest van het jaar proberen het eind van onze spirituele reis te bereiken: “Dit jaar heeft ons tot de eeuwigheid gebracht” (10:8). Het Handboek voor leraren beschrijft in hoofdstuk 16 een bescheidener doel: het bereiken van een punt waarop we oefenen vanuit onze eigen motivatie en inspiratie en niet omdat een boek ons aanraadt dat te doen. Dat betekent dat onze beoefening verandert van een opdracht in een levenswijze. Ik denk dat het goed is deze beide doelen te combineren. We moeten streven naar de eeuwigheid, omdat we, door de lat hoog te leggen, verder komen dan wanneer we dat niet doen, zelfs als dat alleen maar betekent dat we het Werkboek niet meer nodig hebben.

Deel II, dat geen instructies voor de dagelijkse beoefening meer bevat, is een belangrijke stap in die richting. Wanneer je beoefening opbloeit in plaats van verdort, ben je dicht bij het doel van het Werkboek: het overbodig worden ervan.

 

Met andere woorden: we moeten ernaar streven los te komen van tijd en ruimte, zodat we dit doel kunnen bereiken.

 

LEZEN VAN DE LESSEN

De lessen van Deel II zijn anders dan die van Deel I. Na het idee van de dag volgen slechts twee alinea’s, beide in de eerste persoon (ik of wij), die het idee van de dag uitbreiden en toelichten. Hierdoor lijken de lessen van Deel II op de meeste herhalingen van Deel I, waar het idee van de dag wordt gevolgd door een “bijbehorende toelichting” (WdI.hI.In.2:3,3:3), die geschreven is in de eerste persoon en een uitbreiding is van het idee. In de Herhalingen zijn deze bijbehorende toelichtingen onderdeel van de oefening. We lezen ze enkele keren, denken erover na, herhalen ze bij onszelf en “proeven” elk woord. De bedoeling is ze ons eigen te maken, daarom zijn ze geformuleerd alsof het onze eigen woorden zijn. We verbinden ons er zodanig mee dat het meer oefenen dan lezen wordt.

Het is goed om de bijbehorende toelichtingen in Deel II op dezelfde manier te gebruiken. De Inleiding verwijst daar ook naar. Ze spreekt over lezen als een oefening (2:1), een inleiding tot “perioden van woordeloze, diepe ervaring die daarop zouden moeten volgen” (11:2). Als praktische oefening kunnen de twee alinea’s van elke les op de volgende manier worden gebruikt:

 

  • De toelichting op het idee:

Lees deze alinea langzaam een aantal keren en stel je voor dat dit werkelijk je eigen gedachten zijn. Benadruk eventueel de woorden “ik”, “mij” en “mijn”.

  • Het gebed:

 

OCHTEND- EN AVOND MEDITATIE

Deze langere oefenperioden zijn bedoeld als Open Mind meditatie, dus neem de tijd die je nodig hebt voor het gewenste resultaat. Begin met het herhalen van het idee van de dag, maar doe dit op een speciale manier: als een uitnodiging aan God om tot je te komen: “We zeggen de uitnodigende woorden die Zijn Stem ons ingeeft en dan wachten we op Zijn komst” (4:6). Nadat je deze woorden hebt herhaald, wacht je in verwachtingsvolle stilte. Wachten betekent gewoonlijk dat je lichamelijk stil zit of staat, in afwachting van de een of andere gebeurtenis. Hier gaat het echter ook om mentale stilte, in afwachting van een wonderbaarlijke gebeurtenis: het ervaren van God in je denkgeest. Wacht daar als het ware met ingehouden adem op. Wacht in het vertrouwen dat “de Godsherinnering schemert aan de wijde horizonten van onze denkgeest” (9:5). Je wacht dus bewegingloos, maar zeer alert. Je wachten moet vervuld zijn van de verwachting “dat onze Vader Zichzelf openbaart, zoals Hij heeft beloofd” (3:3). Met andere woorden: je wachten is gebaseerd op het vertrouwen dat God Zijn beloften na zal komen. Hij heeft je beloofd dat Hij komt als je daar om vraagt. Probeer zonder gebruik van woorden in deze meditatieve staat te blijven. Als je gedachten afdwalen herhaal dan het idee van de dag, om jezelf terug te brengen naar de staat van zwijgend wachten. “We zullen die gedachte gebruiken om onze denkgeest zo nodig te kalmeren” (3:1).

 

Wanneer je de Open Mind meditatie te moeilijk vindt of wanneer deze niet het gewenste resultaat oplevert, gebruik dan eventueel de Naam-van-God meditatie, zoals bijvoorbeeld Les 222 aangeeft: “Vader, we hebben geen andere woorden op onze lippen en in onze denkgeest dan Uw Naam, nu wij in stilte in Uw Tegenwoordigheid komen en vragen om even in vrede te mogen rusten bij U” (WdII.222.2:1). (Zie ook de oefeninstructies bij les 183184 en Naam van God meditatie.

 

UURLIJKSE HERINNERING

Een of twee minuten op het hele uur (of korter wanneer dat vanwege de omstandigheden niet mogelijk is). Doe een korte versie van de ochtendmeditatie: herhaal het idee als een uitnodiging aan God en wacht in woordeloze stilte op Zijn komst.

 

REGELMATIGE HERHALINGEN

Herhaal het idee van de dag zo vaak mogelijk: “Herhaal het, en laat je denkgeest een kort moment in stilte en vrede verpozen” (WdI.hIII.In.10:5).

 

ANTWOORD OP VERLEIDINGEN

Zodra je in de verleiding komt om je doel te vergeten:

Herhaal het idee om God aan te roepen teneinde deze verleiding te laten verdwijnen (2:9, 10:2).

Als je ergens door van streek raakt, stel dan vast welke behoefte achter dat gevoel zit en zeg: “Ik denk dat ik ..... nodig heb, maar ik heb niets nodig dan de waarheid.

 

LEZEN VAN DE “WAT IS ZONDE”-TEKST

Lees vóór de ochtend- of avondoefening de “Wat is zonde”- tekst die aan de orde is. Lees dit niet oppervlakkig, “ze dienen langzaam gelezen en even overdacht te worden” (11:4).

 

OEFENSUGGESTIE

Vandaag is de eerste van drie “vredesdagen” in deel II van het Werkboek (de andere zijn les 273 en 286 ). Het zijn pogingen om een dag door te brengen in ongestoorde vrede en ze benadrukken hoe belangrijk het is om daartoe in staat te zijn. Wijd deze dag dus aan het vinden van de vrede die God voor jou wil. Het herhalen van de beide alinea’s kan daar behulpzaam bij zijn. Doe dit zo vaak mogelijk, in het vertrouwen dat deze vrede er werkelijk is en dat je beoefening haar voor jou bereikbaar maakt.

•••

 

SAMENVATTING

  • Lees de toelichting langzaam en alsof het je eigen woorden zijn.
  • Bid het gebed, eventueel meerdere keren.
  • ’s Morgens en ’s avonds: Herhaal het idee en mediteer daarna enige tijd.
  • Elk heel uur: Herhaal het idee en breng enkele momenten door in stilte.
  • Regelmatige herhalingen: Herhaal het idee gedurende de dag zo vaak mogelijk.
  • Antwoord op verleidingen: Herhaal het idee om je vrede te herstellen zodra deze verstoord raakt en/of je het doel uit het oog verliest.
  • Lees één keer per dag langzaam en aandachtig de “Wat is zonde”- tekst.

Wat is zonde 5:

Deel 5: WdII.4.3:1-2

 

1. Zonde is waanzin. Het is het middel waarmee de denkgeest tot waanzin wordt gedreven en probeert illusies de plaats te laten innemen van de waarheid. En in zijn waanzin ziet hij illusies waar de waarheid hoort te zijn, en waar die in werkelijkheid ook is. Zonde heeft het lichaam ogen gegeven, want wat is er dat de zondelozen zouden willen zien? Welke behoefte hebben zij aan beelden of geluiden of aanrakingen? Wat zouden ze willen horen of waar zouden ze naar willen grijpen? Wat zouden ze überhaupt zintuiglijk willen waarnemen? Zintuiglijk waarnemen is niet kennen. En de waarheid kan alleen met kennis zijn gevuld, en met niets anders.

 

2. Het lichaam is het instrument dat de denkgeest gemaakt heeft in zijn pogingen zichzelf te misleiden. Zijn doel is te streven. Maar het doel waarnaar het streeft kan veranderen. En nu dient het lichaam een ander streefdoel. Waar het nu op uit is wordt bepaald door het doel dat de denkgeest zich heeft gesteld ter vervanging van zijn doel van zelfmisleiding. Waarheid kan evengoed als leugens zijn doel zijn. In dat geval zullen de zintuigen zoeken naar getuigen van wat waar is.

 

"Zonde is de bakermat van alle illusies, die slechts staan voor denkbeeldige zaken voortkomend uit gedachten die onwaar zijn. Ze zijn het ‘bewijs’ dat wat geen werkelijkheid heeft, toch werkelijk is."

 

Zonde ‘bewijst’ dat Gods Zoon slecht is, dat aan tijdloosheid een eind moet komen, en dat eeuwig leven sterven moet. En God Zelf heeft de Zoon verloren die Hij liefheeft, waarbij Hem niets rest dan verval om Hem compleet te maken, Zijn Wil voor eeuwig door de dood overwonnen is, liefde is vermoord door haat, en vrede niet langer bestaat.

 

4. De dromen van een gek zijn angstaanjagend, en zonde lijkt inderdaad angst aan te jagen. En toch is wat de zonde ziet slechts een kinderspel. De Zoon van God kan spelen dat hij een lichaam werd, ten prooi aan het kwaad en aan schuld, met maar een kortstondig leven dat eindigt in de dood. Maar al die tijd straalt zijn Vaders licht over hem en heeft Hij hem met een eeuwigdurende Liefde lief, waaraan zijn pretenties in het geheel niets kunnen afdoen.

 

5. Hoelang, o Zoon van God, wil je nog doorgaan met het spel van de zonde? Zullen we dit scherpgekante kinderspeelgoed niet eens afdanken? Hoe snel ben je bereid naar huis te komen? Vandaag misschien? Er is geen zonde. De schepping is onveranderd. Wil jij je terugkeer naar de Hemel nog steeds tegenhouden? Hoelang nog, o heilige Zoon van God, hoelang?

 

 

Onze illusies komen voort uit, of ontspruiten aan onze onware gedachten. Illusies zijn geen “dingen”, het zijn symbolen die staan voor denkbeeldige zaken (3:1). Het zijn luchtspiegelingen, verbeeldingen van iets wat er in werkelijkheid niet is. Onze gedachten van tekort, onze gevoelens van onwaardigheid, onze schuld en angst, het beeld van een wereld die ons aanvalt, zelfs ons eigen lichaam – het zijn allemaal illusies, luchtspiegelingen, symbolen die niets vertegenwoordigen.

 

Zonde is de bakermat van alle illusies” (3:1). Elke illusie komt voort uit het idee van onze innerlijke verdorvenheid, van onze verwrongen natuur. De gedachte van zonde en schuld creëert een omgeving die illusies koestert en voedt. Deze gedachte heeft verandering nodig. Neem de gedachte van zonde weg, en illusies hebben geen plek meer om te verblijven. Ze verdwijnen gewoon in het niets.

 

Onze illusies, die voortkomen uit onze onware gedachten en zonde tot hun verblijfplaats maken, “zijn het ‘bewijs’ dat wat geen werkelijkheid heeft, toch werkelijk is” (3:2). Ons lichaam lijkt te bewijzen dat ziekte en dood werkelijk zijn. Onze zintuigen lijken te bewijzen dat pijn werkelijk is. Onze ogen en oren nemen alle mogelijke bewijzen van schuld waar, de werkelijkheid van verlies en de broosheid van liefde. De wereld lijkt te bewijzen dat God ofwel niet bestaat, ofwel boos op ons is. Maar al deze dingen hebben geen enkele werkelijkheid, hoe werkelijk ze voor ons ook lijken te zijn. Ze komen alleen voort uit ons geloof in zonde en zonder dat geloof lossen ze gewoon op.