Les 10
(10 januari)
Mijn gedachten betekenen niets.
1. Dit idee geldt voor alle gedachten waarvan je je bewust bent, of in de oefenperioden bewust wordt. De reden dat dit idee voor allemaal opgaat, is dat ze niet jouw werkelijke gedachten zijn. We hebben dit onderscheid al eerder gemaakt en zullen dat nog vaker doen. Je hebt vooralsnog geen vergelijkingsbasis. Wanneer je die hebt, zul je er niet aan twijfelen dat wat jij eens voor je gedachten hield, niets te betekenen had.
2. Dit is de tweede keer dat we een dergelijk idee hanteren. De vorm is alleen een beetje anders. Ditmaal wordt het idee ingeluid met ‘Mijn gedachten’ in plaats van ‘Deze gedachten’, en wordt er niet een uitgesproken verband gelegd met de dingen om je heen. De nadruk ligt nu op het gebrek aan werkelijkheid van wat jij denkt dat je denkt.
3. Dit aspect van het correctieproces begon met het idee dat de gedachten waarvan je je bewust bent zonder betekenis zijn, buiten je in plaats van in je; en daarna werd beklemtoond dat hun status er eerder een van het verleden dan van het heden is. Nu leggen we er de nadruk op dat de aanwezigheid van deze ‘gedachten’ betekent dat je niet denkt. Dit is alleen een andere manier om onze eerdere uitspraak te herhalen dat je denkgeest in werkelijkheid blanco is. Dit erkennen is het erkennen van het niets, wanneer je denkt dat je het ziet. Als zodanig is het de voorwaarde voor visie.
4. Sluit je ogen ten behoeve van deze oefeningen, en leid ze in door het idee van vandaag vrij langzaam te herhalen voor jezelf. Voeg er dan aan toe:
Dit idee zal helpen mij te bevrijden van alles wat ik nu geloof.
De oefeningen bestaan, zoals hiervoor, uit het onderzoeken van je denkgeest op alle gedachten die voorhanden zijn, zonder selectie of oordeel. Probeer elk soort indeling te vermijden. In feite zou je, als jou dat helpt, je kunnen voorstellen dat je een zonderling samengestelde optocht voorbij ziet trekken, die voor jou persoonlijk weinig of geen betekenis heeft. Zeg bij elke gedachte die door je denkgeest heen gaat:
Mijn gedachte over _________ betekent niets.
Mijn gedachte over _________ betekent niets.
5. De gedachte van vandaag kan onmiskenbaar dienstdoen bij elke gedachte die jou op enig moment stoort. Tevens worden vijf oefenperioden aanbevolen, waarmee telkens een gedachtenonderzoek van niet meer dan rond een minuut is gemoeid. Het valt niet aan te raden deze tijdsspanne te verlengen, en ze moet tot een halve minuut of minder worden teruggebracht als je onbehagen voelt. Maar denk eraan het idee langzaam te herhalen alvorens het specifiek toe te passen, en er ook aan toe te voegen:
Dit idee zal helpen mij te bevrijden van alles wat ik nu geloof.
Toelichting:
Les 4 stelde: “Deze gedachten betekenen niets” en beloofde dat de oefening van tijd tot tijd in iets andere vorm herhaald zou worden (WdI.4.3:1). Deze les bevat de eerste herhaling. Ze legt uit:
Dit idee geldt voor alle gedachten waarvan je je bewust bent, of in de oefenperioden bewust wordt. De reden dat dit idee voor allemaal opgaat, is dat ze niet jouw werkelijke gedachten zijn (1:1-2).
In het begin is het bijzonder moeilijk om dit te accepteren. Hoe kunnen mijn gedachten niet mijn werkelijke gedachten zijn? Deze les legt uit dat we tot nu toe niets hebben om onze huidige gedachten mee te vergelijken. Maar wanneer we dat hebben, “zul je er niet aan twijfelen dat wat jij eens voor je gedachten hield, niets te betekenen had” (1:5).
Het Werkboek vraagt dus weer om voorlopig alleen maar aan te nemen dat het idee waar is.
Wanneer we eenmaal iets hebben om te vergelijken, kunnen we ervaren wat onze werkelijke gedachten zijn. En dan zullen we weten dat wat we aanzagen voor onze gedachten geen werkelijke gedachten waren. Het is alsof we ons hele leven namaak-chocolade hebben gegeten, in de veronderstelling dat het echte chocolade was. Zodra we echte chocolade proeven, weten we dat het surrogaat geen chocolade was. Maar zolang we niets hebben om te vergelijken, kunnen we alleen maar aannemen dat het waar is wat onze Leraar ons vertelt.
Het verschil tussen deze les en les 4 zit in het eerste woord: Mijn gedachten in plaats van Deze gedachten. Daarnaast verbindt deze les onze gedachten niet met de dingen om ons heen, zoals les 4 dat doet: “Het is net als de dingen die ik in deze kamer [in deze straat, enzovoort] zie” (WdI.4.4:3). In deze les ligt de nadruk op de gedachten zelf: “De nadruk ligt nu op het gebrek aan werkelijkheid van wat jij denkt dat je denkt” (2:4).
De derde alinea wijst op de verschillende aspecten met betrekking tot onze gedachten die tot nu toe zijn benadrukt:
- ze zijn zonder betekenis
- ze zijn buiten onszelf in plaats van in onszelf
- ze betreffen het verleden in plaats van het heden.
“Nu leggen we er de nadruk op dat de aanwezigheid van deze ‘gedachten’ betekent dat je niet denkt” (3:2). Dit herformuleert het eerdere concept dat onze denkgeest leeg is. Voordat we visie kunnen verwerven moeten we leren het niets te herkennen.
Deze oefeningen lijken veel op de Oosterse meditatie-beoefening, waarbij het eveneens gaat om afstand nemen van onze gedachten, door “getuige” van die gedachten te worden of de positie van waarnemer in te nemen. We kijken naar de gedachten alsof we “een zonderling samengestelde optocht” voorbij zien trekken, die voor ons persoonlijk weinig of geen betekenis heeft (4:6). In zijn boek “A Gradual Awakening” gebruikt Stephen Levine het beeld van een voorbijrijdende trein, waarvan elke wagon een bepaalde gedachte of een groepje gedachten bevat. “O, daar gaat een haatgedachte! Daar gaan zorgelijke gedachten. Daar gaat een wagonlading verdrietige gedachten”. Hij gebruikt ook het beeld van voorbijdrijvende wolken, waarbij de lucht de denkgeest zelf is. Levine benadrukt dat we ons niet vast moeten klampen aan deze gedachten of ons erdoor mee moeten laten nemen, maar dat we ze ook niet weg moeten duwen of ze moeten negeren. Zoals deze les zegt: ze zijn betekenisloos en we hoeven er in het geheel niet op te reageren.
Als we dit soort mentale oefeningen doen worden we ons ervan bewust dat de denkgeest niet afhankelijk is van de gedachten die er doorheen gaan. We disidentificeren ons van onze gedachten, waardoor ze hun emotionele lading verliezen en steeds onbelangrijker voor ons worden. We beginnen de enorme uitgestrektheid van onze denkgeest te ervaren, waarin gedachten komen en gaan, maar geen invloed hebben op die uitgestrektheid waarin ze, net als wolken in de lucht, voorbijdrijven.
In deze les wordt de intensiteit van de oefeningen een beetje opgevoerd: “Tevens worden vijf oefenperioden aanbevolen” (5:2), met daarnaast het gebruik van het idee gedurende de dag bij elke storende gedachte. Het idee aan het eind van de les kan ons geloof versterken dat wat we aan het doen zijn echt de moeite waard is. Een dergelijke bemoediging kan van pas komen als de beoefening van de lessen af en toe een ongemakkelijk gevoel oproept. Het is niet gemakkelijk om herhaaldelijk tegen jezelf te zeggen: ”Mijn gedachten betekenen niets”. Het kan kleinerend aanvoelen. Herinner jezelf er daarom aan dat dit idee je zal helpen je te bevrijden van alles wat je nu gelooft (4:3 en 5:5). Dit kan je motivatie versterken om de lessen te doen. Het Werkboek is zich ervan bewust hoe diep het ego is ingeworteld in onze denkgeest en is daarom bijzonder mild in zijn pogingen ons los te weken uit onze vastgeroeste positie.
Oefeninstructies:
DOEL
Aantonen dat al je actuele gedachten betekenisloos en in feite zelfs geen werkelijke gedachten zijn. De erkenning dat je tot nu toe in beslag bent genomen door niet-bestaande gedachten maakt de weg vrij voor het ontdekken van je werkelijke gedachten.
OEFENING
Vijf keer gedurende ongeveer een minuut (niet langer, zelfs korter als je je er ongemakkelijk bij voelt).
- Sluit je ogen en herhaal het idee heel langzaam. Voeg er dan aan toe: “Dit idee zal helpen mij te bevrijden van alles wat ik nu geloof” (4:3)
- Onderzoek vervolgens je denkgeest op alle gedachten die zich aandienen. Vermijd elke selectie of waardebepaling. Zie je gedachten voorbijtrekken als een optocht die geen enkele betekenis heeft.
OPMERKING
Het is belangrijk om afstand te nemen van je gedachten en ze objectief te observeren. Zie ze niet als verschillend van elkaar, op welke manier dan ook. Het kan helpen om je voor te stellen dat je naar een optocht van ongeorganiseerde, betekenisloze objecten kijkt. Je kunt je ook voorstellen dat je naar voorbijdrijvende bladeren in een rivier kijkt.
ANTWOORD OP VERLEIDINGEN
Voel je vrij om het idee van vandaag toe te passen op elke storende of verontrustende gedachte die in de loop van de dag bij je opkomt, door te zeggen: “Mijn gedachte over ... betekent niets”.