Les 216
(4 augustus)
Ik ben niet een lichaam. Ik ben vrij.
Want ik blijf wat ik ben, zo schiep God mij.
1. (196) Ik kan alleen mijzelf maar kruisigen.
Al wat ik doe, doe ik aan mijzelf. Als ik aanval, lijd ik. Maar als ik vergeef, zal verlossing mij worden geschonken.
Ik ben niet een lichaam. Ik ben vrij. Want ik blijf wat ik ben, zo schiep God mij.
Toelichting:
De eerste zin bevat de kern van de korte toelichting van vandaag: “Al wat ik doe, doe ik aan mijzelf” (1:2). Als we dat idee consequent zouden toepassen, zou er een enorme transformatie plaatsvinden in onze omgeving. Hier volgt mijn persoonlijke lijst voor een zelfonderzoek, die je kunt vervangen door- of aanvullen met je eigen voorbeelden:
- Hoe begroet ik mensen aan de telefoon?
- Hoe reageer ik als ik gestoord word?
- Hoe behandel ik mensen die me bedienen in winkels en restaurants? Hoe reageer ik op de nieuwsberichten in het journaal?
- Hoe kijk ik naar arme of dakloze mensen die ik tegenkom?
- Hoe denk ik over heel rijke mensen?
- Hoe denk ik over andere automobilisten?
- Wat zeg ik over mijn vrienden als ze er niet bij zijn?
“Al wat ik doe, doe ik aan mijzelf”. Geen wonder dat ik mij vaak verkeerd behandeld en onbegrepen voel! Al deze “kleine” voorbeelden zijn uitingen van het verlangen van het ego om de Zoon van God te kruisigen. Elk ervan verraadt de manier waarop ik mijzelf behandel als ik naar het ego luister. Maar:
De leraar van God is vrijgevig uit Zelfbelang. Dit verwijst echter niet naar het zelf waar de wereld van spreekt (H4.VII.2:1-2).
Oefeninstructies:
OEFENING
Zorgvuldig herhalen van de laatste twintig lessen, zodat je in een versneld tempo de weg naar God kunt gaan. Met deze laatste herhaling wordt Deel I van het Werkboek afgesloten.
OEFENING
’s Morgens en ’s avonds minimaal vijftien minuten. Gedurende deze oefenperioden kun je een Open Mind meditatie doen. De uitgebreide instructies hiervoor vind je na de Inleiding herhaling VI.
- Begin met het herhalen van het centrale thema: “Ik ben niet een lichaam. Ik ben vrij. Want ik blijf wat ik ben, zo schiep God mij”.
- Herhaal vervolgens het idee van de dag en eventueel de cursief gedrukte zinnen daaronder, die bedoeld zijn als hulp bij het oefenen (WdI.hVI.In.6:5).
- Sluit dan je ogen en laat alle mentale rommel en overtuigingen over jezelf en de wereld los. Breng en houd je denkgeest in stille gereedheid om de ervaring van God te ontvangen. Gebruik geen woorden. Wacht alleen maar stil en verwachtingsvol op die ervaring. Vertrouw op de Heilige Geest, in plaats van op woorden. Geef je oefentijd aan Hem en stel je open voor Zijn leiding, waardoor je meditatie misschien in een onverwachte richting wordt geleid.
- Wanneer een afleidende gedachte opkomt – wat ongetwijfeld regelmatig zal gebeuren – zeg dan onmiddellijk: “Deze gedachte wil ik niet. In plaats daarvan kies ik”..... (WdI.hVI.In.6:2) herhaal het idee van de dag : "Ik kan alleen mijzelf maar kruisigen". Dit is waarschijnlijk de meest effectieve manier die het Werkboek aanreikt om afdwalende gedachten te verdrijven.
- Besluit je oefening door nogmaals te herhalen: “Ik ben niet een lichaam. Ik ben vrij. Want ik blijf wat ik ben, zo schiep God mij”.
HERHALINGEN
Een of twee minuten op elk heel uur, of korter wanneer de omstandigheden dat niet toelaten.
Herhaal het idee van de dag en het centrale thema. Maak je denkgeest dan voor een moment leeg en wacht in stilte op de vrede van God.
Herhaal ook tussendoor zo vaak mogelijk het idee van de dag en het centrale thema.
ANTWOORD OP VERLEIDINGEN
Zodra je in onvrede dreigt te raken, bevestig dan onmiddellijk je vrijheid door te zeggen: “Deze gedachte wil ik niet. In plaats daarvan kies ik”..... herhaal het idee van de dag : "Ik kan alleen mijzelf maar kruisigen".
OPMERKING
De voorafgaande achtenveertig lessen hebben ons getraind in een basis-oefenvorm, die bestaat uit een langere oefenperiode ’s morgens en ’s avonds en een herhaling op elk heel uur. Wat daarbij ontbrak waren de regelmatige herhalingen tussendoor, waaraan daarvóór zoveel belang werd gehecht. Nu worden deze frequente herhalingen weer aan de instructies toegevoegd, zodat we, ter voorbereiding op Deel II, beschikken over de complete viervoudige oefenstructuur: ‘s morgens en ’s avonds stille tijd, op elk heel uur een herhaling, frequente herhalingen tussendoor en antwoord op verleidingen.
In deze laatste herhaling worden tijdens de oefensessies geen woorden meer gebruikt. We herhalen het idee van de dag en het centrale thema en worden dan stil, zonder woorden en gedachten. Dit helpt ons om “in een hoger tempo en langs een korter pad te komen tot de vrede en sereniteit van God” (WdI.hVI.In.4:2). Het helpt ons ook om ons voor te bereiden op de vormloosheid van Deel II.
Het is mogelijk dat God tot ons komt in de gedaante van de Heilige Geest, die ons inspireert om op een speciale manier te oefenen. Hij kan ons ook, zoals de laatste lessen zeggen, een woord of een gedachte geven om ons te helpen, of alleen maar stilheid en een rustige, open denkgeest (WdII.361-365.1:3). Als Hij ons naar een bepaalde oefenvorm leidt is dat prima. Anders wachten we in stilte. In overeenstemming met dit vertrouwen in de Heilige Geest vraagt Jezus ons elke oefenperiode in Zijn Handen te leggen en deze volledige herhaling aan Hem te wijden.