Les 338
(4 december)
Ik ondervind uitsluitend de gevolgen van mijn gedachten.
1. Dit is alles wat nodig is om heel de wereld tot verlossing te brengen. Want in deze ene gedachte is eenieder eindelijk verlost van angst. Nu heeft hij begrepen dat niemand hem bang maakt en niets hem in gevaar kan brengen. Hij heeft geen vijanden en hij is veilig voor alle uiterlijke dingen. Zijn gedachten kunnen hem bang maken, maar aangezien deze gedachten alleen hem toebehoren, heeft hij het vermogen ze te veranderen en elke angstgedachte voor een vreugdevolle gedachte van liefde in te ruilen. Hij heeft zichzelf gekruisigd. Maar het is Gods plan dat Zijn geliefde Zoon zal worden verlost.
2. Uw plan is feilloos, Vader, – alleen het Uwe. Alle andere plannen zullen falen. En ik zal gedachten hebben die me bang maken, tot ik inzie dat U mij de enige Gedachte gegeven hebt die me naar verlossing leidt. Alleen de mijne zullen falen en me nergens heen leiden. Maar de Gedachte die U mij gaf, belooft mij naar huis te leiden, omdat ze Uw belofte aan Uw Zoon bevat.
Toelichting:
Dit is een sleutelbegrip van de Cursus, dat vele malen in allerlei bewoordingen wordt herhaald:
Ik ben verantwoordelijk voor wat ik zie. Ik kies de gevoelens die ik ervaar, en beslis welk doel ik bereiken wil (T21.II.2:3-4).
Ik voel nooit onvrede om de reden die ik denk (WdI.5.t)
Het is onbestaanbaar dat de Zoon van God louter gedreven wordt door voorvallen buiten hemzelf. Het is onbestaanbaar dat de gebeurtenissen die hem overkomen niet zijn keuze waren. Zijn beslissingsmacht is de bepalende factor voor iedere situatie waarin hij zich bij toeval of willekeur lijkt te bevinden (T21.II.3:1-3).
Niets buiten jou kan je angstig of liefdevol maken, omdat er buiten jou niets is (T10.In.1:1).
Het zijn alleen jouw gedachten die je pijn bezorgen. Niets buiten je denkgeest kan jou op enigerlei wijze schaden of verwonden. Er is geen oorzaak buiten jezelf die op je neer kan komen en bedruktheid kan brengen. Niemand anders dan jij beïnvloedt jou. Er is niets ter wereld dat de macht heeft jou ziek, bedroefd, zwak of fragiel te maken. Maar jij bent het die de macht heeft alle dingen die je ziet de baas te zijn door eenvoudig te herkennen wat jij bent (WdI.190.5:1-6).
De Cursus zegt dat de acceptatie hiervan fundamenteel is voor de bevrijding uit ons lijden. Zolang we denken dat iets buiten onszelf ons beïnvloedt en onze pijn veroorzaakt, kijken we niet naar de gedachten binnenin onszelf, die de werkelijke bron zijn van de pijn. Dan blijven we geloven dat we de onschuldige slachtoffers zijn van machten die buiten onze controle liggen. Het punt is echter dat er geen machten zijn buiten onszelf:
Dit [het idee van vandaag] is alles wat nodig is om heel de wereld tot verlossing te brengen. Want in deze ene gedachte is eenieder eindelijk verlost van angst (1:1-2).
Het besef dat er buiten ons niets is dat ons – op welke manier dan ook – kan bedreigen, verlost ons inderdaad van alle angst. In eerste instantie kan het schuld oproepen: als niemand mij iets aandoet, doe ik het kennelijk mezelf aan. Het lijkt vreselijk moeilijk om dat toe te geven, maar uiteindelijk levert het besef, dat ik uitsluitend beïnvloed word door mijn eigen gedachten, een enorme bevrijding op.
Nu heeft hij begrepen dat niemand hem bang maakt en niets hem in gevaar kan brengen. Hij heeft geen vijanden en hij is veilig voor alle uiterlijke dingen (1:3-4).
Hier wil ik vandaag aan denken. Niets kan mij in gevaar brengen. Ik heb geen vijanden en uiterlijke dingen kunnen mij niet bedreigen. Ik hoef niet in angst te leven en me niet te verdedigen, ik ben veilig.
Maar hoe zit het dan met het feit dat onze eigen gedachten ons wel kunnen schaden? Is dat niet iets om bang voor te zijn, vooral als het gaat om gedachten waarvan we ons niet bewust zijn? De boodschap van de psychologie, dat we worden gedreven door onbewuste motieven waarvan we ons nooit bewust zullen worden, is altijd al beangstigend geweest en de Cursus ligt in hoge mate op één lijn met deze psychologische theorieën. Hij vertelt ons voortdurend dat we bepaalde dingen geloven maar ons daar niet bewust van zijn, en dat we worden gedreven door een diep verdrongen schuldgevoel, dat zo diep begraven ligt dat we ons daar, in deze wereld, misschien nooit bewust van worden. Hoe kunnen we vrij zijn van angst, wanneer deze verborgen vijanden onder de oppervlakte van onze denkgeest op de loer liggen, klaar om als een landmijn te ontploffen wanneer we er onverwacht op stappen?
Zijn gedachten kunnen hem bang maken, maar aangezien deze gedachten alleen hem toebehoren, heeft hij het vermogen ze te veranderen en elke angstgedachte voor een vreugdevolle gedachte van liefde in te ruilen. Hij heeft zichzelf gekruisigd. Maar het is Gods plan dat Zijn geliefde Zoon zal worden verlost (1:5-7).
Het goede nieuws is dus dat we onze gedachten kunnen veranderen, omdat het alleen onze eigen gedachten zijn – zelfs de onbewuste. Dat is wat de Cursus zegt. Ja, we hebben onszelf gekruisigd, maar God heeft een uitweg voor ons gepland. Hij heeft gepland dat we worden verlost, dat we bevrijd worden uit onze zelfopgelegde gevangenis. Daar is niet méér voor nodig dan de verandering van onze denkgeest. “Alle andere plannen zullen falen” (2:2), omdat ze gebaseerd zijn op een onwaarheid, namelijk dat het probleem iets uiterlijks is, iets anders dan onze gedachten. We kunnen proberen onze problemen op te lossen met geld, met medicijnen of drugs, of door ons te omringen met mensen die lijken aan te vullen wat ons ontbreekt. Deze uiterlijke oplossingen zullen echter allemaal falen, omdat het werkelijke probleem onze eigen gedachten is. Het doet er niet toe hoe geniaal onze plannen zijn, ze zullen falen omdat ze niet het werkelijke probleem aanpakken.
En ik zal gedachten hebben die me bang maken, tot ik inzie dat U mij de enige Gedachte gegeven hebt die me naar verlossing leidt. Alleen de mijne zullen falen en me nergens heen leiden. Maar de Gedachte die U mij gaf, belooft mij naar huis te leiden, omdat ze Uw belofte aan Uw Zoon bevat (2:3-5).
Zelfs als ik de waarheid van deze les besef, zal ik nog steeds angstige gedachten hebben die me pijn doen. Maar daar hoef ik mij geen zorgen over te maken. Wanneer zulke gedachten bij me opkomen, kan ik mijn schouders ophalen en tegen mezelf zeggen: “Ik heb dus nog steeds een ego. Verder nog nieuws?” Ik kan de gedachten die me beangstigen aan de Heilige Geest geven. Hij is de Gedachte die God me gegeven heeft, de Gedachte die me naar verlossing leidt (2:3), de Gedachte van vergeving en liefde. Hij is een Gedachte vol belofte en zekerheid, een Gedachte die me vertelt dat ik Gods geliefde Zoon ben die niets te vrezen heeft, zoals we zagen in de les van gisteren: “Mijn zondeloosheid beschermt me tegen alle kwaad”.
Vandaag ben ik bereid mijn angstgedachten te erkennen in plaats van ze te ontkennen, zodat ik ze met de hulp van de Heilige Geest kan veranderen en in kan ruilen voor een gelukkige gedachte van liefde.
Oefeninstructies:
DOEL
De Inleiding op Deel II van het Werkboek klinkt alsof we voor de rest van het jaar proberen het eind van onze spirituele reis te bereiken: “Dit jaar heeft ons tot de eeuwigheid gebracht” (10:8). Het Handboek voor leraren beschrijft in hoofdstuk 16 een bescheidener doel: het bereiken van een punt waarop we oefenen vanuit onze eigen motivatie en inspiratie en niet omdat een boek ons aanraadt dat te doen. Dat betekent dat onze beoefening verandert van een opdracht in een levenswijze. Ik denk dat het goed is deze beide doelen te combineren. We moeten streven naar de eeuwigheid, omdat we, door de lat hoog te leggen, verder komen dan wanneer we dat niet doen, zelfs als dat alleen maar betekent dat we het Werkboek niet meer nodig hebben.
Deel II, dat geen instructies voor de dagelijkse beoefening meer bevat, is een belangrijke stap in die richting. Wanneer je beoefening opbloeit in plaats van verdort, ben je dicht bij het doel van het Werkboek: het overbodig worden ervan.
Met andere woorden: we moeten ernaar streven los te komen van tijd en ruimte, zodat we dit doel kunnen bereiken.
LEZEN VAN DE LESSEN
De lessen van Deel II zijn anders dan die van Deel I. Na het idee van de dag volgen slechts twee alinea’s, beide in de eerste persoon (ik of wij), die het idee van de dag uitbreiden en toelichten. Hierdoor lijken de lessen van Deel II op de meeste herhalingen van Deel I, waar het idee van de dag wordt gevolgd door een “bijbehorende toelichting” (WdI.hI.In.2:3,3:3), die geschreven is in de eerste persoon en een uitbreiding is van het idee. In de Herhalingen zijn deze bijbehorende toelichtingen onderdeel van de oefening. We lezen ze enkele keren, denken erover na, herhalen ze bij onszelf en “proeven” elk woord. De bedoeling is ze ons eigen te maken, daarom zijn ze geformuleerd alsof het onze eigen woorden zijn. We verbinden ons er zodanig mee dat het meer oefenen dan lezen wordt.
Het is goed om de bijbehorende toelichtingen in Deel II op dezelfde manier te gebruiken. De Inleiding verwijst daar ook naar. Ze spreekt over lezen als een oefening (2:1), een inleiding tot “perioden van woordeloze, diepe ervaring die daarop zouden moeten volgen” (11:2). Als praktische oefening kunnen de twee alinea’s van elke les op de volgende manier worden gebruikt:
- De toelichting op het idee:
Lees deze alinea langzaam een aantal keren en stel je voor dat dit werkelijk je eigen gedachten zijn. Benadruk eventueel de woorden “ik”, “mij” en “mijn”.
- Het gebed:
OCHTEND- EN AVOND MEDITATIE
Deze langere oefenperioden zijn bedoeld als Open Mind meditatie, dus neem de tijd die je nodig hebt voor het gewenste resultaat. Begin met het herhalen van het idee van de dag, maar doe dit op een speciale manier: als een uitnodiging aan God om tot je te komen: “We zeggen de uitnodigende woorden die Zijn Stem ons ingeeft en dan wachten we op Zijn komst” (4:6). Nadat je deze woorden hebt herhaald, wacht je in verwachtingsvolle stilte. Wachten betekent gewoonlijk dat je lichamelijk stil zit of staat, in afwachting van de een of andere gebeurtenis. Hier gaat het echter ook om mentale stilte, in afwachting van een wonderbaarlijke gebeurtenis: het ervaren van God in je denkgeest. Wacht daar als het ware met ingehouden adem op. Wacht in het vertrouwen dat “de Godsherinnering schemert aan de wijde horizonten van onze denkgeest” (9:5). Je wacht dus bewegingloos, maar zeer alert. Je wachten moet vervuld zijn van de verwachting “dat onze Vader Zichzelf openbaart, zoals Hij heeft beloofd” (3:3). Met andere woorden: je wachten is gebaseerd op het vertrouwen dat God Zijn beloften na zal komen. Hij heeft je beloofd dat Hij komt als je daar om vraagt. Probeer zonder gebruik van woorden in deze meditatieve staat te blijven. Als je gedachten afdwalen herhaal dan het idee van de dag, om jezelf terug te brengen naar de staat van zwijgend wachten. “We zullen die gedachte gebruiken om onze denkgeest zo nodig te kalmeren” (3:1).
Wanneer je de Open Mind meditatie te moeilijk vindt of wanneer deze niet het gewenste resultaat oplevert, gebruik dan eventueel de Naam-van-God meditatie, zoals bijvoorbeeld Les 222 aangeeft: “Vader, we hebben geen andere woorden op onze lippen en in onze denkgeest dan Uw Naam, nu wij in stilte in Uw Tegenwoordigheid komen en vragen om even in vrede te mogen rusten bij U” (WdII.222.2:1). (Zie ook de oefeninstructies bij les 183, 184 en Naam van God meditatie.
UURLIJKSE HERINNERING
Een of twee minuten op het hele uur (of korter wanneer dat vanwege de omstandigheden niet mogelijk is). Doe een korte versie van de ochtendmeditatie: herhaal het idee als een uitnodiging aan God en wacht in woordeloze stilte op Zijn komst.
REGELMATIGE HERHALINGEN
Herhaal het idee van de dag zo vaak mogelijk: “Herhaal het, en laat je denkgeest een kort moment in stilte en vrede verpozen” (WdI.hIII.In.10:5).
ANTWOORD OP VERLEIDINGEN
Zodra je in de verleiding komt om je doel te vergeten:
Herhaal het idee om God aan te roepen teneinde deze verleiding te laten verdwijnen (2:9, 10:2).
Als je ergens door van streek raakt, stel dan vast welke behoefte achter dat gevoel zit en zeg: “Ik denk dat ik ..... nodig heb, maar ik heb niets nodig dan de waarheid.”
LEZEN VAN DE “WAT IS HET EGO”-TEKST
Lees vóór de ochtend- of avondoefening de “Wat is het ego”- tekst die aan de orde is. Lees dit niet oppervlakkig, “ze dienen langzaam gelezen en even overdacht te worden” (11:4).
•••
SAMENVATTING
- Lees de toelichting langzaam en alsof het je eigen woorden zijn.
- Bid het gebed, eventueel meerdere keren.
- ’s Morgens en ’s avonds: Herhaal het idee en mediteer daarna enige tijd.
- Elk heel uur: Herhaal het idee en breng enkele momenten door in stilte.
- Regelmatige herhalingen: Herhaal het idee gedurende de dag zo vaak mogelijk.
- Antwoord op verleidingen: Herhaal het idee om je vrede te herstellen zodra deze verstoord raakt en/of je het doel uit het oog verliest.
- Lees één keer per dag langzaam en aandachtig de “Wat is het ego”- tekst.
Wat is het ego 8:
Deel 8: WdII.12.4:2
1. Het ego is afgoderij, het teken van een beperkt en afgescheiden zelf, geboren in een lichaam, en gedoemd te lijden en zijn leven te eindigen in de dood. Het is de ‘wil’ die de Wil van God als vijand ziet en een vorm aanneemt waarin die wordt ontkend. Het ego is het ‘bewijs’ dat kracht zwak is en liefde angstwekkend, dat leven in werkelijkheid de dood is en dat alleen waar is wat tegengesteld is aan God.
2. Het ego is waanzinnig. Vol angst staat het buiten het Alomtegen-woordige, los van het Al, en afgescheiden van het Oneindige. In zijn waanzin denkt het dat het God Zelf overwonnen heeft. En in zijn vreselijke autonomie ‘ziet’ het dat de Wil van God vernietigd is. Het droomt van straf en beeft voor de figuren in zijn dromen, zijn vijanden die eropuit zijn het te vermoorden voordat het zijn veiligheid zeker kan stellen door hen aan te vallen.
3. De Zoon van God is egoloos. Kan hij weet hebben van waanzin en de dood van God, wanneer hij in Hem verblijft? Kan hij weet hebben van lijden en verdriet, wanneer hij in eeuwige vreugde leeft? Kan hij weet hebben van angst en straf, zonde en schuld, haat en aanval, wanneer al wat hem omringt eeuwigdurende vrede is, voor altijd vrij van conflict en onverstoord, in de diepste stilte en rust?
4. De werkelijkheid kennen betekent het ego en zijn gedachten niet zien, en evenmin zijn werken, zijn daden, zijn wetten en zijn overtuigingen, zijn dromen, zijn hoop, zijn plannen voor zijn verlossing, en de prijs die het geloof daarin met zich meebrengt.
"In lijden uitgedrukt is de prijs voor het vertrouwen erin zo immens dat de kruisiging van Gods Zoon dagelijks in zijn verduisterd heiligdom wordt opgedragen, en er bloed moet vloeien voor het altaar waar zijn ziekelijke volgelingen zich klaarmaken om te sterven."
5. Maar één lelie van vergeving zal de duisternis veranderen in licht, en het altaar gewijd aan illusies veranderen in het heiligdom van het Leven zelf. En vrede zal voor altijd terugkeren in de heilige denkgeesten die God geschapen heeft als Zijn Zoon, Zijn woonplaats, Zijn vreugde en Zijn liefde, volkomen de Zijne, en volkomen één met Hem.
Dit is een van de duisterste beschrijvingen die de Cursus van het ego geeft. Het roept het beeld op van een primitieve religie, zoals die in Centraal Amerika heeft bestaan, waar bloedoffers werden gebracht en mensen hun nog kloppend hart uit hun lichaam rukten.
De Cursus zegt dat ons geloof in het ego de oorzaak is van een lijden dat even afschuwelijk is. Wij betalen een hoge prijs voor ons geloof in de ego-illusie van autonomie, van een afgescheiden identiteit. Elke dag waarop we volharden in dit krankzinnige geloof kruisigen we de Zoon van God. Het bestaan van een afgescheiden identiteit vereist de dood van onze verenigde Identiteit. Als “ziekelijke volgelingen” van deze religie bereiden we ons voor om te sterven als we geloven in het offer van de Zoon van God. In werkelijkheid kan de Zoon van God niet sterven, het offer is een illusie. Maar in onze denkgeest is het een vreselijke werkelijkheid.
Hoewel dit lijden niet werkelijk is, is het zeer werkelijk voor ons. En een van de dingen die de Cursus van ons vraagt om verlost te worden van het ego, is dat we de prijs van ons geloof in het ego eerlijk onder ogen zien. Wat kost het me om een grief te koesteren? Wat kost het me om te haten? Wat kost het me om gelijk te willen hebben? Wat kost het me om vast te houden aan mijn slachtofferschap? Wat kost het me om vast te houden aan mijn schuld? Wat kost het me om vast te houden aan mijn waarneming van zondigheid in mijn broeders en zusters?
We moeten de prijs van ons geloof in het ego onder ogen zien.
De Cursus zegt:
Want hoewel je een vals idee van onafhankelijkheid misschien gedoogt, zul je de prijs van angst die je daarvoor betaalt niet aanvaarden als je dat inziet (T11.V.10:3).
Het ego probeert jou te leren hoe je de hele wereld kunt winnen en je eigen ziel verliezen. De Heilige Geest leert je dat jij je ziel niet kunt verliezen en dat er geen winst is in de wereld, want uit zichzelf brengt ze niets op. Investeren zonder opbrengst betekent zonder meer jezelf verarmen, terwijl de vaste lasten hoog zijn. Niet alleen levert de investering niets op, maar de kosten voor jou zijn enorm. Want deze investering kost je de werkelijkheid van de wereld door de jouwe te ontkennen, en ze geeft jou daarvoor niets in ruil (T12. VI.1:1-5).
Toch moet je leren wat de prijs van slapen is, en weigeren die te betalen (T12.VI.5:2).
Geloof in zonde heeft een aanzienlijke verdediging nodig, en vergt een enorm hoge prijs. Tegen alles wat de Heilige Geest biedt moet een verdediging komen, en het moet worden opgeofferd. Want de zonde wordt in een blok gekerfd, gesneden uit je vrede, en tussen jou en haar terugkeer gelegd (T22.V.2:6-8).
We betalen een immens hoge prijs aan lijden om vast te houden aan ons verscheurde, maar innig gekoesterde ego. We verliezen het bewustzijn van onze ware Identiteit om ons vast te klampen aan een ingebeelde identiteit die we nooit werkelijk kunnen maken. Als we dat eenmaal inzien, als we eenmaal de waanzin ervan erkennen, zullen we niet langer bereid zijn om het te accepteren. Als we eenmaal beseffen wat het ego van ons vraagt, zullen we weigeren die prijs te betalen, omdat we ons zullen realiseren dat het ego niet is wat we werkelijk willen.
Het is niet moeilijk om het oordelen op te geven. Maar het is wel degelijk moeilijk te proberen eraan vast te houden. De leraar van God laat het met blijdschap los zodra hij inziet wat het kost. Alle lelijkheid die hij om zich heen ziet is daarvan het gevolg. Alle pijn waarnaar hij kijkt, is daarvan het resultaat. Alle eenzaamheid en gevoel van verlies, alle tijd die maar voortgaat en steeds grotere hopeloosheid, alle wanhoop die ziek maakt en angst voor de dood, dit alles is daaruit voortgekomen. En nu weet hij dat dit niet zo hoeft te zijn. Niets hiervan is waar. Want hij heeft de oorzaak ervan opgegeven en dat wat nooit meer was dan het gevolg van zijn verkeerde keuze, is van hem afgevallen. Leraar van God, deze stap zal jou vrede brengen. Kan het moeilijk zijn alleen dit te verlangen? (H10.6:1-11).