Les 311
(7 november)
Ik beoordeel alles zoals ik wil dat het is.
1. Oordelen werd gemaakt om als wapen tegen de waarheid te dienen. Het scheidt datgene af waartegen het wordt gebruikt en isoleert het als was het iets aparts. En dan maakt het ervan wat jij zou willen dat het is. Het oordeelt over wat het niet begrijpen kan, omdat het de totaliteit niet kan zien en daarom verkeerd oordeelt. Laten we er vandaag geen gebruik van maken, maar het tot een geschenk maken voor Hem die het anders weet te benutten. Hij zal ons ontlasten van de kwelling van alle oordelen die we tegen onszelf in het leven riepen, en opnieuw innerlijke vrede tot stand brengen door ons Gods Oordeel te geven over Zijn Zoon.
2. Vader, we wachten vandaag met een open denkgeest om Uw Oordeel te horen over de Zoon die U liefhebt. We kennen hem niet, en we kunnen niet oordelen. En dus laten we Uw Liefde beslissen wat hij, die U als Uw Zoon geschapen hebt, moet zijn.
Toelichting:
De basisles van de Cursus over oordelen is dat we dit niet kunnen. We beschikken niet over de juiste gegevens om daartoe in staat te zijn. We weten niet genoeg. Zoals deze les zegt kunnen we de totaliteit niet zien en oordelen daarom verkeerd (1:4). “En dan maakt het [oordeel] ervan wat jij zou willen dat het is” (1:3), in plaats van wat het werkelijk is. Alle oordelen zijn in feite oordelen over onszelf (1:6). We projecteren onze zelfveroordeling op de wereld en wat we dan zien is, zoals les 304 zegt: “de staat van mijn denkgeest die naar buiten is gespiegeld” (WdII.304.1:4).
In plaats van te proberen alles te beoordelen wordt ons gevraagd ons oordeel “tot een geschenk [te] maken voor Hem die het anders weet te benutten” (1:5). Met andere woorden: om de Heilige Geest voor ons te laten oordelen. Hij oordeelt altijd in overeenstemming met de waarheid, met de werkelijkheid van Gods schepping.
En dus laten we Uw Liefde beslissen wat hij, die U als Uw Zoon geschapen hebt, moet zijn (2:3).
Een andere manier om hiernaar te kijken is de Heilige Geest gelegenheid geven ons te vertellen wat we wérkelijk willen: de volmaaktheid van Gods schepping zien, overal en in iedereen. Wanneer we dat willen zien, beoordelen we alles nog steeds zoals wij willen dat het is, maar nu beoordelen we het anders, omdat we iets anders willen. Het oordeel van het ego zoekt altijd naar fouten, omdat we onze eigen fouten proberen te ontkennen en te projecteren; het oordeel van de Heilige Geest zoekt en vindt alleen maar liefde of een roep om liefde.
Vader, vandaag wil ik Uw Zoon zien zoals U hem geschapen hebt. Ik beoordeel hem naar waarheid. Ik verwerp mijn eigen verwrongen oordeel en aanvaard in alle opzichten het Uwe. Vandaag wil ik de waarheid zien in iedereen.
Dit is Gods Eindoordeel: ‘Jij bent nog altijd Mijn heilige Zoon, voor immer onschuldig, eeuwig liefdevol en eeuwig geliefd, even onbegrensd als jouw Schepper, totaal onveranderlijk en voor altijd zuiver’ (WdII.10.5:1).
Oefeninstructies:
DOEL
De Inleiding op Deel II van het Werkboek klinkt alsof we voor de rest van het jaar proberen het eind van onze spirituele reis te bereiken: “Dit jaar heeft ons tot de eeuwigheid gebracht” (10:8). Het Handboek voor leraren beschrijft in hoofdstuk 16 een bescheidener doel: het bereiken van een punt waarop we oefenen vanuit onze eigen motivatie en inspiratie en niet omdat een boek ons aanraadt dat te doen. Dat betekent dat onze beoefening verandert van een opdracht in een levenswijze. Ik denk dat het goed is deze beide doelen te combineren. We moeten streven naar de eeuwigheid, omdat we, door de lat hoog te leggen, verder komen dan wanneer we dat niet doen, zelfs als dat alleen maar betekent dat we het Werkboek niet meer nodig hebben.
Deel II, dat geen instructies voor de dagelijkse beoefening meer bevat, is een belangrijke stap in die richting. Wanneer je beoefening opbloeit in plaats van verdort, ben je dicht bij het doel van het Werkboek: het overbodig worden ervan.
Met andere woorden: we moeten ernaar streven los te komen van tijd en ruimte, zodat we dit doel kunnen bereiken.
LEZEN VAN DE LESSEN
De lessen van Deel II zijn anders dan die van Deel I. Na het idee van de dag volgen slechts twee alinea’s, beide in de eerste persoon (ik of wij), die het idee van de dag uitbreiden en toelichten. Hierdoor lijken de lessen van Deel II op de meeste herhalingen van Deel I, waar het idee van de dag wordt gevolgd door een “bijbehorende toelichting” (WdI.hI.In.2:3,3:3), die geschreven is in de eerste persoon en een uitbreiding is van het idee. In de Herhalingen zijn deze bijbehorende toelichtingen onderdeel van de oefening. We lezen ze enkele keren, denken erover na, herhalen ze bij onszelf en “proeven” elk woord. De bedoeling is ze ons eigen te maken, daarom zijn ze geformuleerd alsof het onze eigen woorden zijn. We verbinden ons er zodanig mee dat het meer oefenen dan lezen wordt.
Het is goed om de bijbehorende toelichtingen in Deel II op dezelfde manier te gebruiken. De Inleiding verwijst daar ook naar. Ze spreekt over lezen als een oefening (2:1), een inleiding tot “perioden van woordeloze, diepe ervaring die daarop zouden moeten volgen” (11:2). Als praktische oefening kunnen de twee alinea’s van elke les op de volgende manier worden gebruikt:
- De toelichting op het idee:
Lees deze alinea langzaam een aantal keren en stel je voor dat dit werkelijk je eigen gedachten zijn. Benadruk eventueel de woorden “ik”, “mij” en “mijn”.
- Het gebed:
OCHTEND- EN AVOND MEDITATIE
Deze langere oefenperioden zijn bedoeld als Open Mind meditatie, dus neem de tijd die je nodig hebt voor het gewenste resultaat. Begin met het herhalen van het idee van de dag, maar doe dit op een speciale manier: als een uitnodiging aan God om tot je te komen: “We zeggen de uitnodigende woorden die Zijn Stem ons ingeeft en dan wachten we op Zijn komst” (4:6). Nadat je deze woorden hebt herhaald, wacht je in verwachtingsvolle stilte. Wachten betekent gewoonlijk dat je lichamelijk stil zit of staat, in afwachting van de een of andere gebeurtenis. Hier gaat het echter ook om mentale stilte, in afwachting van een wonderbaarlijke gebeurtenis: het ervaren van God in je denkgeest. Wacht daar als het ware met ingehouden adem op. Wacht in het vertrouwen dat “de Godsherinnering schemert aan de wijde horizonten van onze denkgeest” (9:5). Je wacht dus bewegingloos, maar zeer alert. Je wachten moet vervuld zijn van de verwachting “dat onze Vader Zichzelf openbaart, zoals Hij heeft beloofd” (3:3). Met andere woorden: je wachten is gebaseerd op het vertrouwen dat God Zijn beloften na zal komen. Hij heeft je beloofd dat Hij komt als je daar om vraagt. Probeer zonder gebruik van woorden in deze meditatieve staat te blijven. Als je gedachten afdwalen herhaal dan het idee van de dag, om jezelf terug te brengen naar de staat van zwijgend wachten. “We zullen die gedachte gebruiken om onze denkgeest zo nodig te kalmeren” (3:1).
Wanneer je de Open Mind meditatie te moeilijk vindt of wanneer deze niet het gewenste resultaat oplevert, gebruik dan eventueel de Naam-van-God meditatie, zoals bijvoorbeeld Les 222 aangeeft: “Vader, we hebben geen andere woorden op onze lippen en in onze denkgeest dan Uw Naam, nu wij in stilte in Uw Tegenwoordigheid komen en vragen om even in vrede te mogen rusten bij U” (WdII.222.2:1). (Zie ook de oefeninstructies bij les 183, 184 en Naam van God meditatie.
UURLIJKSE HERINNERING
Een of twee minuten op het hele uur (of korter wanneer dat vanwege de omstandigheden niet mogelijk is). Doe een korte versie van de ochtendmeditatie: herhaal het idee als een uitnodiging aan God en wacht in woordeloze stilte op Zijn komst.
REGELMATIGE HERHALINGEN
Herhaal het idee van de dag zo vaak mogelijk: “Herhaal het, en laat je denkgeest een kort moment in stilte en vrede verpozen” (WdI.hIII.In.10:5).
ANTWOORD OP VERLEIDINGEN
Zodra je in de verleiding komt om je doel te vergeten:
Herhaal het idee om God aan te roepen teneinde deze verleiding te laten verdwijnen (2:9, 10:2).
Als je ergens door van streek raakt, stel dan vast welke behoefte achter dat gevoel zit en zeg: “Ik denk dat ik ..... nodig heb, maar ik heb niets nodig dan de waarheid.”
LEZEN VAN DE “WAT IS HET LAATSTE OORDEEL”-TEKST
Lees vóór de ochtend- of avondoefening de “Wat is het Laatste Oordeel”- tekst die aan de orde is. Lees dit niet oppervlakkig, “ze dienen langzaam gelezen en even overdacht te worden” (11:4).
OEFENSUGGESTIE
Denk aan iemand die je veroordeelt en zeg dan het volgende:
“Ik aanvaard Uw oordeel over [naam].
Ik kan [naam] niet begrijpen, omdat ik de totaliteit niet kan zien. Daarom ken ik [naam] niet en kan dus niet over hem/haar oordelen. Ik laat Uw Liefde beslissen wie [naam] is.”
•••
SAMENVATTING
- Lees de toelichting langzaam en alsof het je eigen woorden zijn.
- Bid het gebed, eventueel meerdere keren.
- ’s Morgens en ’s avonds: Herhaal het idee en mediteer daarna enige tijd.
- Elk heel uur: Herhaal het idee en breng enkele momenten door in stilte.
- Regelmatige herhalingen: Herhaal het idee gedurende de dag zo vaak mogelijk.
- Antwoord op verleidingen: Herhaal het idee om je vrede te herstellen zodra deze verstoord raakt en/of je het doel uit het oog verliest.
- Lees één keer per dag langzaam en aandachtig de “Wat is het Laatste Oordeel”- tekst.
Wat is het Laatste Oordeel 1:
Deel 1: WdII.10.1:1-2
"De Wederkomst van Christus geeft Gods Zoon dit geschenk: de Stem namens God te horen verkondigen dat het onware onwaar is, en het ware nooit is veranderd. En dit is het oordeel waarmee waarneming eindigt."
Eerst zie je een wereld die dit als waar heeft aanvaard, geprojecteerd vanuit een nu gecorrigeerde denkgeest. En met dit heilige zicht geeft waarneming een stille zegen en verdwijnt daarna; haar doel is bereikt en haar missie volbracht.
2. Het eindoordeel over de wereld bevat geen veroordeling. Want het ziet de wereld als totaal vergeven, zonder zonde en volslagen nutteloos. Zonder oorzaak en nu zonder functie in de visie van Christus verglijdt ze eenvoudig in het niets. Daar werd ze geboren en daar eindigt ze ook. En alle figuren in de droom waarmee de wereld begon, verdwijnen met haar. Lichamen zijn nu onbruikbaar en zullen dan ook oplossen in het niets, want de Zoon van God is onbegrensd.
3. Jij die geloofde dat het Laatste Oordeel van God de wereld samen met jou zou veroordelen tot de hel, aanvaard deze heilige waarheid: Gods Oordeel is het geschenk van de Correctie die Hij aan al jouw dwalingen heeft verleend, en die jou daarvan en van alle gevolgen die ze ooit maar scheen te hebben, bevrijdt. Bang zijn voor Gods verlossende genade is niets anders dan bang zijn voor totale bevrijding van alle lijden, voor de terugkeer tot vrede, zekerheid en geluk, en voor eenwording met jouw eigen Identiteit.
4. Gods Eindoordeel is even genadig als iedere stap in het door Hemzelf vastgestelde plan om Zijn Zoon te zegenen en hem op te roepen terug te keren tot de eeuwige vrede die Hij met hem deelt. Wees niet bang voor liefde. Want zij alleen kan alle leed genezen, alle tranen wegwissen en de Zoon die God als de Zijne erkent zachtjes doen ontwaken uit zijn droom van pijn. Wees niet bang hiervoor. De verlossing vraagt jou haar welkom te heten. En de wereld wacht op jouw blije aanvaarding die haar bevrijden zal.
5. Dit is Gods Eindoordeel: ‘Jij bent nog altijd Mijn heilige Zoon, voor immer onschuldig, eeuwig liefdevol en eeuwig geliefd, even onbegrensd als jouw Schepper, totaal onveranderlijk en voor altijd zuiver. Ontwaak daarom en keer terug tot Mij. Ik ben jouw Vader en jij bent Mijn Zoon.’
De Wederkomst van Christus geeft Gods Zoon dit geschenk: de Stem namens God te horen verkondigen dat het onware onwaar is, en het ware nooit is veranderd (1:1).
Dit is een van de schitterende verklaringen over de ultieme boodschap van Een cursus in wonderen: wat onwaar is, is onwaar en wat waar is, is nooit veranderd.
Geformuleerd in deze bedrieglijk eenvoudige woorden lijkt deze boodschap overbodig en vanzelfsprekend, zoals “rood is rood”. Natuurlijk is onwaar wat onwaar is en waar wat waar is, dat is logisch. Wat deze verklaring haar betekenis geeft is het feit dat we het niet geloven. Het Tekstboek zegt:
Dit is een heel eenvoudige cursus. Misschien heb je niet het gevoel dat jij een cursus nodig hebt die uiteindelijk onderwijst dat alleen de werkelijkheid waar is. Maar geloof jij dat ook? Wanneer je de werkelijke wereld waarneemt, zul je inzien dat jij het niet geloofde (T11.VIII.1:1-4).
Al onze problemen kunnen worden teruggevoerd op het feit dat we onszelf hebben geleerd dat het onware waar is en het ware onwaar. We geloven dat het lichaam, zonde, schuld, angst, lijden en dood werkelijk zijn. En we geloven niet – of betwijfelen dat in elk geval sterk – dat geest, heiligheid, onschuld, liefde en eeuwig leven werkelijk zijn. De waarneming van de werkelijke wereld toont ons echter dat dit laatste werkelijk waar is en het eerste werkelijk onwaar. Dat is het Laatste Oordeel.
Het hele leerproces waar we doorheen gaan onderwijst ons niets anders dan die ene les, telkens en telkens weer, met het ene voorbeeld na het andere. Wat wij als werkelijkheid beschouwen – onze eigen zonden of die van een broeder, de dood, aanval en afscheiding – wordt onwaar genoemd, en de liefde die we menen te missen wordt beschreven als altijd aanwezig. Waar wij menen zonde te zien, is onschuld. Waar we menen een aanvaller te zien, is onze verlosser (T22.VI.8:1).
Dan zal hij elke situatie waarvan hij vroeger meende dat ze een middel was om zijn woede te rechtvaardigen, zien veranderen in een gebeurtenis die zijn liefde rechtvaardigt. Hij zal duidelijk horen dat de oproepen tot oorlog die hij vroeger hoorde, in werkelijkheid oproepen tot vrede zijn (T25.III.6:5-6).
Probeer je eens voor te stellen hoe het zal zijn wanneer een situatie, die nu je woede lijkt te rechtvaardigen, verandert in iets wat juist je liefde rechtvaardigt. Dat is wat een wonder doet. Dat is wat “het onware is onwaar en wat waar is, is nooit veranderd” werkelijk betekent. In de waarneming van de werkelijke wereld rechtvaardigt alles wat je ziet jouw liefde, omdat er niets bestaat wat je liefde niet rechtvaardigt. Wat onwaar is, is dat woede ooit gerechtvaardigd is. “Woede is nooit gerechtvaardigd” (T30.VI.1:1). Wat waar is, is dat liefde altijd gerechtvaardigd is. Gods liefde voor je broeder is altijd gerechtvaardigd, en daarom is ook jouw liefde voor je broeder altijd gerechtvaardigd.
En dit is het oordeel waarmee waarneming eindigt (1:2).
Als we dit Laatste Oordeel over alles hebben bereikt, heeft waarneming geen doel meer. Er is niets meer waar te nemen omdat er geen reden meer is voor afscheiding, en eenheid weer kenbaar en gekend is. We nemen elkaar niet meer waar als subject en object, maar kennen elkaar als deel van onszelf, “volkomen beminnenswaard en volkomen liefdevol” (T1.III.2:3).