10. Wat is het Laatste Oordeel?

(Lessen 311 - 320)

Inleiding:

1. De Wederkomst van Christus geeft Gods Zoon dit geschenk: de Stem namens God te horen verkondigen dat het onware onwaar is, en het ware nooit is veranderd. En dit is het oordeel waarmee waarneming eindigt. Eerst zie je een wereld die dit als waar heeft aanvaard, geprojecteerd vanuit een nu gecorrigeerde denkgeest. En met dit heilige zicht geeft waarneming een stille zegen en verdwijnt daarna; haar doel is bereikt en haar missie volbracht.

 

2. Het eindoordeel over de wereld bevat geen veroordeling. Want het ziet de wereld als totaal vergeven, zonder zonde en volslagen nutteloos. Zonder oorzaak en nu zonder functie in de visie van Christus verglijdt ze eenvoudig in het niets. Daar werd ze geboren en daar eindigt ze ook. En alle figuren in de droom waarmee de wereld begon, verdwijnen met haar. Lichamen zijn nu onbruikbaar en zullen dan ook oplossen in het niets, want de Zoon van God is onbegrensd.

 

3. Jij die geloofde dat het Laatste Oordeel van God de wereld samen met jou zou veroordelen tot de hel, aanvaard deze heilige waarheid: Gods Oordeel is het geschenk van de Correctie die Hij aan al jouw dwalingen heeft verleend, en die jou daarvan en van alle gevolgen die ze ooit maar scheen te hebben, bevrijdt. Bang zijn voor Gods verlossende genade is niets anders dan bang zijn voor totale bevrijding van alle lijden, voor de terugkeer tot vrede, zekerheid en geluk, en voor eenwording met jouw eigen Identiteit.

 

4. Gods Eindoordeel is even genadig als iedere stap in het door Hemzelf vastgestelde plan om Zijn Zoon te zegenen en hem op te roepen terug te keren tot de eeuwige vrede die Hij met hem deelt. Wees niet bang voor liefde. Want zij alleen kan alle leed genezen, alle tranen wegwissen en de Zoon die God als de Zijne erkent zachtjes doen ontwaken uit zijn droom van pijn. Wees niet bang hiervoor. De verlossing vraagt jou haar welkom te heten. En de wereld wacht op jouw blije aanvaarding die haar bevrijden zal.

 

5. Dit is Gods Eindoordeel: ‘Jij bent nog altijd Mijn heilige Zoon, voor immer onschuldig, eeuwig liefdevol en eeuwig geliefd, even onbegrensd als jouw Schepper, totaal onveranderlijk en voor altijd zuiver. Ontwaak daarom en keer terug tot Mij. Ik ben jouw Vader en jij bent Mijn Zoon.’


Toelichting:

Deel 1: WdII.10.1:1-2

 

“De Wederkomst van Christus geeft Gods Zoon dit geschenk: de Stem namens God te horen verkondigen dat het onware onwaar is, en het ware nooit is veranderd. En dit is het oordeel waarmee waarneming eindigt.”

 

De Wederkomst van Christus geeft Gods Zoon dit geschenk: de Stem namens God te horen verkondigen dat het onware onwaar is, en het ware nooit is veranderd (1:1).

 

Dit is een van de schitterende verklaringen over de ultieme boodschap van Een cursus in wonderen: wat onwaar is, is onwaar en wat waar is, is nooit veranderd.

 

Geformuleerd in deze bedrieglijk eenvoudige woorden lijkt deze boodschap overbodig en vanzelfsprekend, zoals “rood is rood”. Natuurlijk is onwaar wat onwaar is en waar wat waar is, dat is logisch. Wat deze verklaring haar betekenis geeft is het feit dat we het niet geloven. Het Tekstboek zegt:

 

Dit is een heel eenvoudige cursus. Misschien heb je niet het gevoel dat jij een cursus nodig hebt die uiteindelijk onderwijst dat alleen de werkelijkheid waar is. Maar geloof jij dat ook? Wanneer je de werkelijke wereld waarneemt, zul je inzien dat jij het niet geloofde (T11.VIII.1:1-4).

 

Al onze problemen kunnen worden teruggevoerd op het feit dat we onszelf hebben geleerd dat het onware waar is en het ware onwaar. We geloven dat het lichaam, zonde, schuld, angst, lijden en dood werkelijk zijn. En we geloven niet – of betwijfelen dat in elk geval sterk – dat geest, heiligheid, onschuld, liefde en eeuwig leven werkelijk zijn. De waarneming van de werkelijke wereld toont ons echter dat dit laatste werkelijk waar is en het eerste werkelijk onwaar. Dat is het Laatste Oordeel.

 

Het hele leerproces waar we doorheen gaan onderwijst ons niets anders dan die ene les, telkens en telkens weer, met het ene voorbeeld na het andere. Wat wij als werkelijkheid beschouwen – onze eigen zonden of die van een broeder, de dood, aanval en afscheiding – wordt onwaar genoemd, en de liefde die we menen te missen wordt beschreven als altijd aanwezig. Waar wij menen zonde te zien, is onschuld. Waar we menen een aanvaller te zien, is onze verlosser (T22.VI.8:1).

 

Dan zal hij elke situatie waarvan hij vroeger meende dat ze een middel was om zijn woede te rechtvaardigen, zien veranderen in een gebeurtenis die zijn liefde rechtvaardigt. Hij zal duidelijk horen dat de oproepen tot oorlog die hij vroeger hoorde, in werkelijkheid oproepen tot vrede zijn (T25.III.6:5-6).

 

Probeer je eens voor te stellen hoe het zal zijn wanneer een situatie, die nu je woede lijkt te rechtvaardigen, verandert in iets wat juist je liefde rechtvaardigt. Dat is wat een wonder doet. Dat is wat “het onware is onwaar en wat waar is, is nooit veranderd” werkelijk betekent. In de waarneming van de werkelijke wereld rechtvaardigt alles wat je ziet jouw liefde, omdat er niets bestaat wat je liefde niet rechtvaardigt. Wat onwaar is, is dat woede ooit gerechtvaardigd is. “Woede is nooit gerechtvaardigd” (T30.VI.1:1). Wat waar is, is dat liefde altijd gerechtvaardigd is. Gods liefde voor je broeder is altijd gerechtvaardigd, en daarom is ook jouw liefde voor je broeder altijd gerechtvaardigd.

 

En dit is het oordeel waarmee waarneming eindigt (1:2).

 

Als we dit Laatste Oordeel over alles hebben bereikt, heeft waarneming geen doel meer. Er is niets meer waar te nemen omdat er geen reden meer is voor afscheiding, en eenheid weer kenbaar en gekend is. We nemen elkaar niet meer waar als subject en object, maar kennen elkaar als deel van onszelf, “volkomen beminnenswaard en volkomen liefdevol” (T1.III.2:3).

 

Deel 2: WdII.10.1:3-4

 

“Eerst zie je een wereld die dit als waar heeft aanvaard, geprojecteerd vanuit een nu gecorrigeerde denkgeest. En met dit heilige zicht geeft waarneming een stille zegen en verdwijnt daarna; haar doel is bereikt en haar missie volbracht.”

 

In twee zinnen worden hier de Wederkomst, het Laatste Oordeel en de laatste stap beschreven:

 

Eerst zie je een wereld die dit [de Wederkomst] als waar heeft aanvaard, geprojecteerd vanuit een nu gecorrigeerde denkgeest. En met dit heilige zicht geeft waarneming een stille zegen [het Laatste Oordeel] en verdwijnt daarna [de laatste stap]; haar doel is bereikt en haar missie volbracht (1:3-4).

 

Wat de wereld heeft aanvaard is de verklaring dat het onware onwaar is en het ware nooit is veranderd (1:1). De verenigde, genezen denkgeest van het Zoonschap projecteert nog steeds, maar nu “vanuit een nu gecorrigeerde denkgeest”. Daarom wordt nu een genezen wereld geprojecteerd. Met dit “heilige zicht” spreken we het Laatste Oordeel uit, wat, zoals het Tekstboek zegt, een stille zegen is: “Het is een definitieve genezing in plaats van het uitdelen van straf” (T2.VIII.3:3). Met deze “definitieve genezing” is het doel en de missie (van de Heilige Geest) bereikt en verdwijnt waarneming vanzelf, omdat ze niet meer nodig is. Hier verdwijnt waarneming, in de volgende alinea de wereld, die de weerspiegeling is van onze waarneming. Ze “verglijdt eenvoudig in het niets” (2:3).

 

Waarom is het belangrijk om de betekenis te begrijpen van deze gebeurtenissen met betrekking tot het einde van de wereld? Omdat ze het doel vertegenwoordigen waar de Cursus ons naar toe leidt. In paragraaf VI van hoofdstuk 17 (“Het bepalen van het doel”) zegt het Tekstboek dat we, wanneer we een doel aanvaarden, alles dienen te negeren wat het bereiken daarvan in de weg staat en ons moeten concentreren op datgene wat het doel dichterbij brengt:

 

De waarde van vooraf te beslissen wat jij wilt dat er plaatsvindt ligt eenvoudig hierin dat je de situatie zult zien als een middel om het te doen plaatsvinden. Je zult dan ook alle moeite doen om te negeren wat het bereiken van jouw doel in de weg staat, en je te concentreren op alles wat jou helpt dit te verwezenlijken (T17.VI.4:1-2).

 

Wanneer we er ook maar enig idee van hebben dat het uiteindelijke doel een stille zegen is, een definitieve genezing, een negeren van alle vergissingen en een erkenning van de onschuld van Gods schepping en die van onszelf, dan beginnen we onze dagelijkse situaties te zien “als een middel om het te doen plaatsvinden”. We zullen alle moeite doen om aanvalgedachten en oordelen te negeren, zowel in onze eigen denkgeest als in die van anderen, omdat we ze zien als iets wat het bereiken van ons doel in de weg staat.

 

Een andere waarde van het begrijpen van het Laatste Oordeel is dat het een van de bronnen van onze angst elimineert. We zullen daar nog nader op ingaan, maar we kunnen nu al zeggen dat het voor velen van ons een grote opluchting is om te weten dat God geen rechtszaak tegen ons aanspant om ons te straffen voor elke minuscule overtreding van Zijn wetten. Het geloof in straf is het gevolg van de indoctrinatie door een cultuur waarin religie vaak vervuld is van angst voor de wraak van God. De Cursus spreekt het idee van een wraakzuchtige, wrekende God echter volledig tegen.

 

Deel 3: WdII.10.2:1-2

 

“Het eindoordeel over de wereld bevat geen veroordeling. Want het ziet de wereld als totaal vergeven, zonder zonde en volslagen nutteloos.”

 

Het eindoordeel over de wereld bevat geen veroordeling (2:1).

 

Geen veroordeling!

Het lijkt voor ons erg moeilijk te zijn om het idee van veroordeling los te laten. Generaties lang is ons geleerd dat het Laatste Oordeel de uiteindelijke veroordeling is. God zal de schapen scheiden van de bokken, het kaf van het koren, de goede mensen van de slechte – en de slechte zal Hij naar de hel sturen, naar de eeuwige verdoemenis.

 

Wij lijken te houden van het idee van wraak; het lijkt ons te rechtvaardigen. We juichen als in een film de slechteriken uiteindelijk verslagen worden. Maar als we ons voorstellen dat we zelf ooit voor Gods Laatste Oordeel komen te staan worden we nerveus – heel erg nerveus zelfs, omdat we weten dat we niet volmaakt zijn.

 

Hoe kan het Laatste Oordeel geen veroordeling bevatten? Daar kan maar één verklaring voor zijn. Er is geen veroordeling omdat het Laatste Oordeel de wereld ziet “als totaal vergeven, zonder zonde en volslagen nutteloos” (2:2). De enige reden waarom er geen veroordeling kan zijn is dat er geen zonde is. Iedereen en alles is totaal vergeven. En dat steekt ons. “Bedoel je dat de slechteriken uiteindelijk niet het onderspit delven?” Dat vinden we niet eerlijk, omdat we geloven dat zonde werkelijk is en bestraft moet worden.

 

De evangelisten uit de achttiende eeuw, waaronder Jonathan Edwards, de auteur van de beroemde preek: “Zondaren in handen van een toornend God”, hadden in sommige opzichten gelijk. Ze onderwezen dat zonde zonde is, dat er geen rangorde in zonden is en dat elke zonde eeuwig zondig is en eeuwige bestraffing verdient, omdat elke zonde een aanval is op een eeuwige God. Of, zoals C.S. Lewis het uitdrukte: “een beetje zondig zijn is hetzelfde als een beetje zwanger zijn.” Edwards joeg de mensen zoveel angst aan met zijn preek, dat sommigen zich vasthielden aan de pilaren in de kerk, uit vrees dat de grond onder hun voeten zich zou openen en ze zouden verdwijnen in de hel. Als zonde werkelijk zou zijn, had hij gelijk. Ieder van ons zou eeuwig schuldig zijn en eeuwige straf verdienen. In deze voorstelling van zaken zijn er geen goede mensen.

 

Als zonde werkelijk, en wraak op één van ons gerechtvaardigd is, dan is wraak op ieder van ons gerechtvaardigd. Als de slechteriken aan het eind van het verhaal vernietigd worden, dan worden we allemaal vernietigd. Door vast te houden aan het idee van veroordeling en bestraffing, veroordelen we onszelf tot de hel. Ergens in ons binnenste weten we dat – en daarom zijn we zo nerveus! Het enige alternatief is geen veroordeling. Totale vergeving. Geen zonde in wie dan ook. En dat is de boodschap van de Cursus: “Gods Zoon is schuldeloos” (T14.V.2:1). Dat is Gods eindoordeel en dat is ons oordeel aan het eind van de reis.

 

Het eindoordeel ziet de wereld niet alleen als zondeloos, maar ook zonder een doel (2:2). Dit weerlegt het idee dat God de wereld heeft geschapen. Want God kan niets scheppen dat geen doel heeft. De wereld is nutteloos omdat de ego-denkgeest haar heeft verzonnen.

 

Heb je ooit naar de wereld gekeken met de gedachte dat ze in feite zonder enig doel of enige betekenis is? Dat de eindeloze cyclus van geboorte en dood nergens toe leidt?

 

We groeien op – sommigen moeizamer dan anderen, sommigen met meer succes dan anderen – we worstelen ons door het leven, we bereiken zoveel we kunnen... en dan eindigt het allemaal, en alles wat we tot stand hebben gebracht, alles wat we verworven hebben, is verdwenen (T13.In.2). Wat is de zin hiervan? Velen, vooral jongere mensen, zien het op deze manier en bezwijken onder wanhoop en apathie. En toch is deze zienswijze juist. Het eindoordeel bevestigt dit. De wereld heeft geen doel. Ze is “het waansysteem van hen die gek geworden zijn van schuld” (T13.In.2:2). Dit besef hoeft echter niet tot wanhoop te leiden; het kan juist de springplank zijn naar eeuwige vreugde. Als we de nutteloosheid van de wereld zien, kunnen we haar eindelijk loslaten en ons herinneren dat ons ware thuis in God is.

 

Deel 4: WdII.10.2:3-6

 

“Zonder oorzaak en nu zonder functie in de visie van Christus verglijdt ze eenvoudig in het niets. Daar werd ze geboren en daar eindigt ze ook. En alle figuren in de droom waarmee de wereld begon, verdwijnen met haar. Lichamen zijn nu onbruikbaar en zullen dan ook oplossen in het niets, want de Zoon van God is onbegrensd.”

 

Wanneer de hele schepping, elke denkgeest, uiteindelijk de nieuwe waarneming van de wereld zonder zonde en doel heeft aanvaard, zal de wereld eindigen. “Zonder oorzaak” (2:3) verwijst naar het zien van de wereld als zondeloos, omdat volgens de Cursus zonde, en zijn metgezel schuld, de wereld hebben veroorzaakt.

Zonder functie” (2:3) betekent hetzelfde als “nutteloos” (2:2).

 

Voor het ego is het doel van de wereld vernietiging of bestraffing. Wanneer oorzaak en functie van de wereld uit alle denkgeesten zijn verwijderd “verglijdt ze eenvoudig in het niets” (2:3). “De wereld zal eindigen wanneer haar denksysteem totaal is omgekeerd” zegt het Handboek voor leraren (H14.4:1). (Als je wilt kun je dit prachtige hoofdstuk met de titel “Hoe zal de wereld eindigen?” in zijn geheel lezen, vooral de ontroerende laatste alinea). In de visie van de Cursus is het einde van de wereld geen catastrofe of de overwinning van een hemels leger op het kwaad, maar een zacht wegsmelten of verdwijnen van een illusie waarvan de schijnbare noodzaak is geëindigd. “Daar [in het niets] werd ze geboren en daar eindigt ze ook” (2:4). Met andere woorden: de wereld is uit niets gemaakt en er zal niets overblijven wanneer ze verdwijnt. Alleen de gedachten van liefde zijn werkelijk en eeuwig. Nu zonde als oorzaak en doel verdwenen is, zal al het andere, inclusief “alle figuren in de droom” – dat wil zeggen onze lichamen – eenvoudig “oplossen in het niets” (2:5-6). Zoals we al vaak hebben gelezen in de “Wat is”-hoofdstukken en in het Tekstboek is het lichaam door het ego gemaakt om zijn doelen te dienen. De Heilige Geest kan het lichaam gebruiken voor Zijn doelen zolang we dromen, en dat doet Hij ook. Hij leidt ons naar het besef “dat het onware onwaar is, en het ware nooit is veranderd” (1:1) en wanneer dat doel door ons allen is bereikt heeft het lichaam geen doel meer. Het lost gewoon op in het niets.

 

Er is nog een laatste zin toegevoegd aan deze alinea: “want de Zoon van God is onbegrensd” (2:6). Het lichaam lost op in het niets omdat de Zoon onbegrensd en het lichaam een grens is. Wanneer onze denkgeest volledig naar Christus is teruggekeerd, hebben we geen behoefte meer aan begrenzing. Wat we zijn is grenzeloos en een begrensd lichaam heeft geen nut voor ons. Dit is “het einde van alle dingen”, zoals de Cursus het ziet.

 

Hoe moeten we nu leven, nog steeds in de droom, maar in de wetenschap dat deze eindigt? “Hij hoeft slechts te leren hoe hij die [het einde van de wereld] moet benaderen, en bereid te zijn in de richting daarvan te gaan” (H14.4:5). Vandaag en alle dagen werken we samen met de Heilige Geest, om te leren zonder veroordeling naar de wereld te kijken en haar te zien als volledig vergeven. We geven Hem de gelegenheid ons te leren dat de wereld geen doel heeft en ons geleidelijk aan van onze gehechtheid daaraan los te weken. We openen onszelf meer en meer voor de in ons binnenste groeiende visie van de onbegrensdheid van de Zoon van God.

 

Deel 5: WdII.10.3:1

 

“Jij die geloofde dat het Laatste Oordeel van God de wereld samen met jou zou veroordelen tot de hel, aanvaard deze heilige waarheid: Gods Oordeel is het geschenk van de Correctie die Hij aan al jouw dwalingen heeft verleend, en die jou daarvan en van alle gevolgen die ze ooit maar scheen te hebben, bevrijdt.”

 

De meesten van ons, althans in de westerse samenleving, zijn opgegroeid met het geloof in de een of andere vorm van de hel. We vervloeken elkaar met de woorden: “Loop naar de hel!” Intellectueel hebben we het idee van een letterlijke hel, met vlammen en demonen met een drietand misschien afgewezen, maar het begrip is desondanks opgeslagen in onze denkgeest. Een soort intuïtieve angst voor wat ons na onze dood te wachten staat – ontkend, onderdrukt, maar evengoed aanwezig – knaagt aan ons. Wanneer we in God geloven, zoals velen doen, worden we voortdurend geplaagd door zorgen over Zijn oordeel aan het eind van ons leven.

 

Nu roept de Cursus ons op: “Aanvaard deze heilige waarheid!” (3:1). Gods oordeel is geen veroordeling maar een geschenk – het geschenk van Correctie. Geen straf, maar genezing; niet “geen uitgang”, maar een uitweg. Het Laatste Oordeel telt niet al onze fouten en zet ons niet voor eeuwig en altijd vast in hun gevolgen. Nee, het corrigeert onze vergissingen en bevrijdt ons ervan; niet alleen van de vergissingen zelf, maar ook “van alle gevolgen die ze ooit maar schenen te hebben” (3:1).

 

Hoe zou het voelen om voorbij elk spoortje twijfel te weten dat je vrij bent van al je fouten en hun gevolgen? Dat zou een en al vreugde geven, een en al gejubel! De Cursus vertelt ons bovendien dat dit de waarheid is en dat “het ware nooit is veranderd” (1:1). We zijn vrij van fouten en hun gevolgen, dat zijn we altijd geweest en dat zullen we altijd blijven. Dat is wat we gezamenlijk zullen aanvaarden op het moment van het Laatste Oordeel. En dat is wat we nu leren aanvaarden voor onszelf, en aan al onze broeders en zusters onderwijzen. We bevrijden elkaar van onze zonden, want degenen die wij bevrijden, bevrijden ons.

 

Deel 6: WdII.10.3:2

 

“Bang zijn voor Gods verlossende genade is niets anders dan bang zijn voor totale bevrijding van alle lijden, voor de terugkeer tot vrede, zekerheid en geluk, en voor eenwording met jouw eigen Identiteit.”

 

Als het Laatste Oordeel geen veroordeling is, maar betekent dat ieder van ons bevrijd wordt van vergissingen en alle gevolgen die ze schijnen te hebben, dan is het dwaas om er bang voor te zijn! Sommige evangelisten die verkondigen: “Bereid u voor om Uw God te ontmoeten!” verspreiden een boodschap van angst: “Pas op! Spoedig zul je voor de rechterstoel van Christus staan en als je daar niet klaar voor bent zul je verdoemd worden!

 

Maar Jezus vertelt ons in de Cursus dat er geen enkele reden is voor angst. Bang zijn voor het oordeel van God is bang zijn voor datgene wat we juist willen: totale bevrijding van alle lijden. Het oordeel van God verdoemt niet, het verlost.

 

We lijden door ons idee van schuld; vergeving bevrijdt ons. We worden gekweld door onze angst; vergeving schenkt ons vrede, zekerheid en geluk. We zijn vervreemd van onze ware Identiteit door ons geloof in zonde; vergeving verenigt ons weer met ons ware Zelf.

 

Onze angst voor God is diepgeworteld. Als Hij dichterbij komt reageren we als een gevangen dier, verwilderd, vijandig en in paniek. Maar Hij schenkt alleen maar genezing! Hij schenkt ons alleen maar wat we altijd al wilden hebben – en méér. “Vreest niet!” zei de engel bij Jezus’ geboorte, “want zie, ik verkondig u een vreugdevolle boodschap die bestemd is voor het hele volk” (Luc.2:10). Dat is wat ons gevraagd wordt te geloven: dat onder alle verschijningen van angst, dood en wraak, die we over Gods schepping heen hebben gelegd, deze schepping bestaat uit pure vreugde, pure liefde, pure vrede en pure veiligheid. God wacht op ons, niet om ons te straffen, maar om ons voorgoed in Zijn Armen te sluiten.

 

Deel 7: WdII.10.4:1

 

“Gods Eindoordeel is even genadig als iedere stap in het door Hemzelf vastgestelde plan om Zijn Zoon te zegenen en hem op te roepen terug te keren tot de eeuwige vrede die Hij met hem deelt.”

 

Gods plan wordt gekenmerkt door genade. Het uiteindelijke resultaat is genade en elke stap op onze weg daarheen is genadig. God heeft een plan en dat plan is een oproep om terug te keren tot de eeuwige vrede die Hij met ons deelt. Elke stap in dit plan is vervuld van genade.

 

Zelfs wanneer we geloven dat het einde genadig zal zijn, denken we soms dat ongemak, pijn en lijden noodzakelijk zijn op onze weg. Maar de genade van het eindresultaat tekent de hele weg. Elke stap is gericht op de bevrijding van lijden. “Het is niet nodig te leren door pijn” (T21.I.3:1). Wanneer we in onze blindheid al gekozen hebben voor pijn, kan deze gebruikt worden om te leren, maar het hoeft niet op die manier. Gods enige verlangen is ons te bevrijden van ons lijden. En dat zal Hij doen. Aan het einde zullen we de volheid van Zijn genade kennen, de duurzaamheid van Zijn liefde en het stralende licht van Zijn vreugde. In het hart van het universum is God een oneindige uitgestrektheid van welkom.

 

Deel 8: WdII.10.4:2-6

 

“Wees niet bang voor liefde. Want zij alleen kan alle leed genezen, alle tranen wegwissen en de Zoon die God als de Zijne erkent zachtjes doen ontwaken uit zijn droom van pijn. Wees niet bang hiervoor. De verlossing vraagt jou haar welkom te heten. En de wereld wacht op jouw blije aanvaarding die haar bevrijden zal.”

 

Het Laatste Oordeel is niets anders dan liefde, waarin God Zijn Zoon als de Zijne erkent (4:3). Gods Liefde voor ons zal alle leed genezen, alle tranen wegwissen en ons zachtjes doen ontwaken uit onze droom van pijn (4:3). Misschien denken we – of beter: dat ís wat we denken – dat iets anders dan Gods Liefde in staat is om dat te doen. Dat moeten we wel denken, want waarom zouden we anders er zoveel tijd aan besteden om ernaar te zoeken? Maar liefde wacht volhardend om door ons ontvangen te worden. We blijven er alleen elders naar zoeken omdat we, in onze waanzin, bang zijn voor de liefde die ons aangeboden wordt.

 

Het ego heeft ons geleerd bang te zijn voor God en voor Zijn liefde. We zijn bang dat ze ons op de een of andere manier opslokt en laat verdwijnen. Maar zou liefde liefde zijn als ze dat zou doen? Tot tweemaal toe wordt ons in deze alinea verteld dat we niet bang voor liefde hoeven te zijn. Dat is een van de manieren om te kijken naar wat we aan het leren zijn: niet bang zijn voor liefde en haar in plaats daarvan welkom heten (4:4-5). Het is jouw en mijn aanvaarding van liefde die de wereld zal verlossen en bevrijden.

 

We zijn bang dat we gekwetst zullen worden, wanneer we ons werkelijk openen voor liefde. Het pad van de liefde kiezen lijkt vaak het pad van zwakheid kiezen. In deze wereld ligt veel nadruk op het stellen van grenzen, op afstand houden en ervoor zorgen dat we niet tot slachtoffer worden gemaakt. Dat is soms zeker nodig, maar ik denk dat het vaak ook excuses zijn om geïsoleerd te blijven en de afscheiding in stand te houden. Het geven van liefde lijkt moeilijk te zijn en het ontvangen ervan nog moeilijker. Maar uiteindelijk hoeven we ons alleen maar te openen voor zowel het geven als ontvangen van liefde, wat in feite hetzelfde is. We zijn liefde en door ons daar volledig voor open te stellen zullen we die waarheid over onszelf ontdekken.

 

Deel 9: WdII.10.5:1

 

“Dit is Gods Eindoordeel: ‘Jij bent nog altijd Mijn heilige Zoon, voor immer onschuldig, eeuwig liefdevol en eeuwig geliefd, even onbegrensd als jouw Schepper, otaal onveranderlijk en voor altijd zuiver.”

 

Ik lees deze zin heel vaak. Ik heb het nodig om deze woorden vaak te horen, omdat ik mij ervan bewust ben dat een deel van mijn denkgeest het niet gelooft.

 

Ik ben voor immer onschuldig.

Toch voel ik mij af en toe schuldig. Ik heb dingen gedaan in mijn leven waar ik niet trots op ben. Ik heb anderen in de steek gelaten, ik was er niet voor ze toen ze me nodig hadden. Ik ben niet liefdevol geweest, ik heb dingen gezegd die anderen kwetsten. Ik ben ontrouw geweest. Net als iedereen heb ik spijt van sommige dingen in mijn verleden. Maar God ziet mij als voor immer onschuldig. Een van de meest ontroerende zinnen in de Cursus is voor mij: “Jij hebt jouw onschuld niet verloren” (WdI.182.12:1). Soms denk ik dat dit de beste definitie is van een wonder: een omslag in waarneming die ons in staat stelt onszelf als volledig onschuldig te zien. Het is voor ons ontzettend moeilijk om onszelf zo te zien. Voor mij is het een van de belangrijkste waarden van een heilige relatie. De Cursus zegt dat we onszelf niet alléén als volmaakt onschuldig kunnen zien; we hebben iemand nodig met wie we dit samen kunnen leren.

 

Ik ben eeuwig liefdevol.

Ook in dit opzicht lijken er bewijzen uit mijn verleden te zijn die dit tegenspreken. Maar de Cursus zegt dat dit bewijs vals is, dat we niet het hele plaatje zien en dat wat liefdeloos leek te zijn in werkelijkheid onze angst was en een roep om liefde. We lijden door wat we denken gedaan te hebben, maar het Laatste Oordeel zal ons voorgoed van die pijn verlossen. Dan zullen we zien dat we altijd liefdevol zijn geweest en dat eeuwig zullen zijn. Niets van wat we hebben gedaan heeft dit veranderd.

 

Ik ben eeuwig geliefd.

Deze zin is eveneens vaak moeilijk te geloven om dezelfde reden: we voelen ons niet beminnenswaardig en houden lang niet altijd van onszelf. Ik herinner mij een geleide meditatie waaraan ik deelnam. We moesten ons voorstellen dat we liefde, zegen, mededogen en begrip uitbreidden naar iedereen in de kamer, daarna naar de omgeving en tenslotte naar de hele wereld. Daarna werd ons gevraagd ons voor te stellen dat we van bovenaf op onszelf neerkeken en diezelfde liefde, zegen, mededogen en begrip aan onszelf te geven. Ik voelde iets in me smelten, de hardheid van zelfveroordeling maakte plaats voor mededogen – en ik was in tranen. Wat zijn we toch hard voor onszelf! En wat zijn we er ons toch weinig van bewust hoezeer we onszelf gevangen houden in de greep van het oordeel.

 

Ik ben even onbegrensd als mijn Schepper.

De plaats waar de Cursus ons mee naar toe neemt, waar deze woorden kunnen worden begrepen en gekend als waar, bevindt zich voorbij alles wat we ons kunnen voorstellen.

 

Ik ben totaal onveranderlijk.

De ervaring van voortdurende verandering, stemmingswisselingen, ups en downs, sterk en zwak, is niet wie ik werkelijk ben:

 

Jij bent niet degene die zo kwetsbaar is, en zo vatbaar voor een aanval dat een simpel woord, een beetje gefluister dat jou niet bevalt, een omstandigheid die jou niet uitkomt of een gebeurtenis die jij niet voorzag, je wereld ondersteboven gooit en in chaos stort (T24.III.3:1).

 

Dat is wie ik denk te zijn, maar het is niet wie ik ben, niet mijn Zelf.

 

Ik ben voor altijd zuiver.

Zuiver betekent onvermengd, helder. Ik ervaar mezelf vaak als een mengeling van goed en kwaad en iets daar tussenin. Maar dat is niet wie ik ben. Ik ben zuiver, heel en compleet.

 

In Gods Laatste Oordeel zal ik weten dat dit allemaal waar is. Maar ik kan het ook nu al weten. Ik kan vandaag Zijn Woord horen, in het heilig ogenblik. Deze boodschap wordt mij woordeloos medegedeeld, elke keer wanneer ik Zijn Tegenwoordigheid binnenga. Deze boodschap wordt mij en jou gegeven om met de wereld te delen.

 

Deel 10: WdII.10.5:2-3

 

“Ontwaak daarom en keer terug tot Mij. 3Ik ben jouw Vader en jij bent Mijn Zoon.”

 

Het Eindoordeel van God eindigt met deze woorden en vat daarmee de verklaring samen die we gisteren besproken hebben. Wat God hier zegt betreft dingen die we moeilijk over onszelf kunnen aanvaarden. We moeten ontwaken uit de droom waarin het tegenovergestelde waar lijkt te zijn en terugkeren tot de Vader die nooit is opgehouden ons lief te hebben met een eeuwige liefde. “Jij bent Mijn Zoon”. We verlangen er allemaal naar dat te horen. En ieder van ons is bang dat we, net als de verloren zoon in de Bijbel, het recht om deze woorden te horen hebben verspeeld. De verloren zoon was zo vervuld van schuld dat hij bij zijn terugkeer hoopte dat hij op zijn best aangenomen en behandeld zou worden als een knecht. In plaats daarvan snelde zijn vader hem tegemoet en werd hij verwelkomd met een feestmaal.

 

Zijn we bang om God te naderen? Aarzelen we om naar Hem terug te keren? Schamen we ons over de manier waarop we hebben geleefd en wat we hebben gedaan met de gaven die Hij ons geschonken heeft? Hij is niet boos. Hij schaamt zich niet over ons. Hij weet alleen dat we Zijn geliefde kinderen zijn. En Hij roept ons onafgebroken om naar Hem terug te keren, vanuit de nachtmerrie waarin we onszelf hebben verloren. Hij wacht erop om ons opnieuw te verwelkomen in Zijn liefdevolle Armen.