Les 246
(3 september)
Houden van mijn Vader is houden van Zijn Zoon.
1. Laat me niet denken dat ik de weg naar God kan vinden als ik haat draag in mijn hart. Laat me niet proberen Gods Zoon te kwetsen en dan denken dat ik zijn Vader kan kennen of mijn Zelf. Laat niet toe dat ik mezelf niet herken en desondanks geloof dat mijn bewustzijn mijn Vader kan omvatten, of dat mijn denkgeest zich een voorstelling kan maken van alle liefde die mijn Vader voor mij heeft, en alle liefde die ik Hem teruggeef.
2. Ik zal de weg aanvaarden die U, mijn Vader, voor mij kiest om tot U te komen. Want daarin zal ik slagen, het is immers Uw Wil. En ik wil inzien dat wat U wilt evenzeer is wat ik wil, en niets dan dat. En dus kies ik ervoor te houden van Uw Zoon. Amen.
Toelichting:
We kunnen niet van God houden zonder van Zijn schepping te houden. De apostel Johannes zei in zijn evangelie ongeveer hetzelfde:
“Maar als iemand zegt dat hij God liefheeft, terwijl hij zijn broeder haat, is hij een leugenaar. Want als hij zijn broeder die hij ziet niet liefheeft, kan hij God niet liefhebben die hij nooit heeft gezien. Dit gebod hebben wij dan ook van Hem gekregen: wie God liefheeft moet ook zijn broeder liefhebben” (1Joh.4:20-21).
De Cursus bedoelt met de “Zoon van God” niet alleen Jezus, maar ook onze broeders en zusters en onszelf. De kwaliteit van onze relatie met anderen en onszelf weerspiegelt de kwaliteit van onze relatie met God. Onze liefde voor onze broeders en zusters reflecteert onze liefde voor Hem.
Laat me niet denken dat ik de weg naar God kan vinden als ik haat draag in mijn hart (1:1).
Als ik mijn broeder op de een of andere manier kwaad toewens, kan ik God niet kennen, noch mijn Zelf (1:2). En als ik, Gods eigen Zoon, mezelf kleiner maak, ben ik niet in staat Gods Liefde voor mij werkelijk te kennen of de mijne voor Hem.
Het ego is een aanvalsgedachte, het gelooft dat het God heeft aangevallen en daarin is geslaagd. Het ziet de weerspiegeling van die strijd in iedereen en projecteert zijn angst en aanvallen op alles, vaak in subtiele vermommingen, soms zelfs onder het mom van “liefde”.
Vandaag wil ik me openstellen voor het ontdekken van de “kleine” spoortjes van haat, die nog in mijn hart verborgen liggen – vooral die ten opzichte van mezelf. Dat zijn er veel meer dan ik wil geloven. Het Tekstboek leert me dat het blootleggen van de haat in mezelf cruciaal is (T13.III.1).
Je dient te beseffen dat jouw haat zich in jouw denkgeest bevindt en niet daarbuiten, voor je die kwijt kunt raken (T12.III.7:10).
De brokjes haat die ik vasthoud moeten gezien worden voor wat ze zijn en er moet een andere keuze worden gemaakt. Met een bewust gebruik van mijn wil moet ik zeggen: “En dus kies ik ervoor te houden van Uw Zoon” (2:4). Kiezen voor liefde is kiezen voor God en kiezen voor mijn Zelf.
Oefeninstructies:
DOEL
De Inleiding op Deel II van het Werkboek klinkt alsof we voor de rest van het jaar proberen het eind van onze spirituele reis te bereiken: “Dit jaar heeft ons tot de eeuwigheid gebracht” (10:8). Het Handboek voor leraren beschrijft in hoofdstuk 16 een bescheidener doel: het bereiken van een punt waarop we oefenen vanuit onze eigen motivatie en inspiratie en niet omdat een boek ons aanraadt dat te doen. Dat betekent dat onze beoefening verandert van een opdracht in een levenswijze. Ik denk dat het goed is deze beide doelen te combineren. We moeten streven naar de eeuwigheid, omdat we, door de lat hoog te leggen, verder komen dan wanneer we dat niet doen, zelfs als dat alleen maar betekent dat we het Werkboek niet meer nodig hebben.
Deel II, dat geen instructies voor de dagelijkse beoefening meer bevat, is een belangrijke stap in die richting. Wanneer je beoefening opbloeit in plaats van verdort, ben je dicht bij het doel van het Werkboek: het overbodig worden ervan.
Met andere woorden: we moeten ernaar streven los te komen van tijd en ruimte, zodat we dit doel kunnen bereiken.
LEZEN VAN DE LESSEN
De lessen van Deel II zijn anders dan die van Deel I. Na het idee van de dag volgen slechts twee alinea’s, beide in de eerste persoon (ik of wij), die het idee van de dag uitbreiden en toelichten. Hierdoor lijken de lessen van Deel II op de meeste herhalingen van Deel I, waar het idee van de dag wordt gevolgd door een “bijbehorende toelichting” (WdI.hI.In.2:3,3:3), die geschreven is in de eerste persoon en een uitbreiding is van het idee. In de Herhalingen zijn deze bijbehorende toelichtingen onderdeel van de oefening. We lezen ze enkele keren, denken erover na, herhalen ze bij onszelf en “proeven” elk woord. De bedoeling is ze ons eigen te maken, daarom zijn ze geformuleerd alsof het onze eigen woorden zijn. We verbinden ons er zodanig mee dat het meer oefenen dan lezen wordt.
Het is goed om de bijbehorende toelichtingen in Deel II op dezelfde manier te gebruiken. De Inleiding verwijst daar ook naar. Ze spreekt over lezen als een oefening (2:1), een inleiding tot “perioden van woordeloze, diepe ervaring die daarop zouden moeten volgen” (11:2). Als praktische oefening kunnen de twee alinea’s van elke les op de volgende manier worden gebruikt:
- De toelichting op het idee:
Lees deze alinea langzaam een aantal keren en stel je voor dat dit werkelijk je eigen gedachten zijn. Benadruk eventueel de woorden “ik”, “mij” en “mijn”.
- Het gebed:
OCHTEND- EN AVOND MEDITATIE
Deze langere oefenperioden zijn bedoeld als Open Mind meditatie, dus neem de tijd die je nodig hebt voor het gewenste resultaat. Begin met het herhalen van het idee van de dag, maar doe dit op een speciale manier: als een uitnodiging aan God om tot je te komen: “We zeggen de uitnodigende woorden die Zijn Stem ons ingeeft en dan wachten we op Zijn komst” (4:6). Nadat je deze woorden hebt herhaald, wacht je in verwachtingsvolle stilte. Wachten betekent gewoonlijk dat je lichamelijk stil zit of staat, in afwachting van de een of andere gebeurtenis. Hier gaat het echter ook om mentale stilte, in afwachting van een wonderbaarlijke gebeurtenis: het ervaren van God in je denkgeest. Wacht daar als het ware met ingehouden adem op. Wacht in het vertrouwen dat “de Godsherinnering schemert aan de wijde horizonten van onze denkgeest” (9:5). Je wacht dus bewegingloos, maar zeer alert. Je wachten moet vervuld zijn van de verwachting “dat onze Vader Zichzelf openbaart, zoals Hij heeft beloofd” (3:3). Met andere woorden: je wachten is gebaseerd op het vertrouwen dat God Zijn beloften na zal komen. Hij heeft je beloofd dat Hij komt als je daar om vraagt. Probeer zonder gebruik van woorden in deze meditatieve staat te blijven. Als je gedachten afdwalen herhaal dan het idee van de dag, om jezelf terug te brengen naar de staat van zwijgend wachten. “We zullen die gedachte gebruiken om onze denkgeest zo nodig te kalmeren” (3:1).
Wanneer je de Open Mind meditatie te moeilijk vindt of wanneer deze niet het gewenste resultaat oplevert, gebruik dan eventueel de Naam-van-God meditatie, zoals bijvoorbeeld Les 222 aangeeft: “Vader, we hebben geen andere woorden op onze lippen en in onze denkgeest dan Uw Naam, nu wij in stilte in Uw Tegenwoordigheid komen en vragen om even in vrede te mogen rusten bij U” (WdII.222.2:1). (Zie ook de oefeninstructies bij les 183, 184 en Naam van God meditatie.
UURLIJKSE HERINNERING
Een of twee minuten op het hele uur (of korter wanneer dat vanwege de omstandigheden niet mogelijk is). Doe een korte versie van de ochtendmeditatie: herhaal het idee als een uitnodiging aan God en wacht in woordeloze stilte op Zijn komst.
REGELMATIGE HERHALINGEN
Herhaal het idee van de dag zo vaak mogelijk: “Herhaal het, en laat je denkgeest een kort moment in stilte en vrede verpozen” (WdI.hIII.In.10:5).
ANTWOORD OP VERLEIDINGEN
Zodra je in de verleiding komt om je doel te vergeten:
Herhaal het idee om God aan te roepen teneinde deze verleiding te laten verdwijnen (2:9, 10:2).
LEZEN VAN DE “WAT IS DE WERELD”-TEKST
Lees vóór de ochtend- of avondoefening de “Wat is de wereld”- tekst die aan de orde is. Lees dit niet oppervlakkig, “ze dienen langzaam gelezen en even overdacht te worden” (11:4).
OEFENSUGGESTIE
Je kunt dit idee specifiek toepassen op iedereen die je vandaag ontmoet, door te zeggen: “Houden van mijn Vader is houden van [naam], die Zijn Zoon is.”
Eventueel kun je eraan toevoegen:
“Laat ik niet denken dat ik [naam], die Zijn Zoon is, kan aanvallen en evengoed de Vader kan kennen.”
•••
SAMENVATTING
- Lees de toelichting langzaam en alsof het je eigen woorden zijn.
- Bid het gebed, eventueel meerdere keren.
- ’s Morgens en ’s avonds: Herhaal het idee en mediteer daarna enige tijd.
- Elk heel uur: Herhaal het idee en breng enkele momenten door in stilte.
- Regelmatige herhalingen: Herhaal het idee gedurende de dag zo vaak mogelijk.
- Antwoord op verleidingen: Herhaal het idee om je vrede te herstellen zodra deze verstoord raakt en/of je het doel uit het oog verliest.
- Lees één keer per dag langzaam en aandachtig de “Wat is de wereld”- tekst.
Wat is de wereld 6:
Deel 6: WdII.3.3:3-5
1. De wereld is onjuiste waarneming. Ze is uit dwaling voortgekomen en heeft haar bron niet verlaten. Ze zal niet langer blijven bestaan dan de gedachte die haar heeft voortgebracht wordt gekoesterd. Wanneer de gedachte van afgescheidenheid gewijzigd is in een van ware vergeving, zal de wereld in een heel ander licht worden gezien, een dat tot de waarheid leidt, waarin heel de wereld met al haar dwalingen zal verdwijnen. Nu is haar bron verdwenen en zijn haar gevolgen dat eveneens.
2. De wereld werd gemaakt als een aanval op God. Ze symboliseert angst. En wat is angst anders dan de afwezigheid van liefde? De wereld was aldus bedoeld als een plaats waar God niet binnen kon gaan en waar Zijn Zoon van Hem gescheiden kon zijn. Hier werd waarneming geboren, want kennis zou dergelijke waanzinnige gedachten niet kunnen voortbrengen. Maar ogen bedriegen en oren horen onjuist. Nu worden vergissingen alleszins mogelijk, omdat er geen zekerheid meer is.
3. In plaats daarvan zijn de mechanismen van illusie ontstaan. En die gaan nu vinden wat hun gegeven werd te zoeken.
"Hun oogmerk is te beantwoorden aan het doel waartoe de wereld werd gemaakt om daarvan te getuigen en dat tot werkelijkheid te maken. Zij zien in haar illusies niets dan een solide basis waarin waarheid bestaat, instandgehouden los van leugens. Maar alles waarvan ze melding maken is slechts een illusie die gescheiden wordt gehouden van de waarheid."
4. Waar het zien werd gemaakt om van de waarheid weg te leiden, kan het ook opnieuw worden gericht. Geluiden worden de roep om God, en aan alle waarneming kan een nieuw doel worden gegeven door Degene die God als Verlosser van de wereld heeft aangesteld. Volg Zijn licht en zie de wereld zoals Hij die beziet. Hoor alleen Zijn Stem in alles wat tot jou spreekt. En laat Hij jou de vrede en zekerheid schenken die jij hebt weggegooid, maar die de Hemel voor jou in Hem heeft bewaard.
5. Laten we niet voldaan rusten voordat de wereld zich bij onze veranderde waarneming aangesloten heeft. Laten we niet tevreden zijn voordat vergeving totaal is gemaakt. En laten we niet proberen onze functie te wijzigen. Wij moeten de wereld verlossen. Want wij die haar gemaakt hebben, moeten haar door de ogen van Christus zien, opdat wat gemaakt was om te sterven tot eeuwig leven kan worden hersteld.
De “mechanismen van illusie”, waartoe onder andere onze ogen behoren, doen deze wereld werkelijk lijken:
De ogen van het lichaam zien alleen vorm. Ze kunnen niet verder zien dan datgene waarvoor ze werden gemaakt. En ze werden gemaakt om vergissingen te zien, en niet om daarachter te kijken (T22.III.5:3-5).
Wanneer we met de waarneming van het ego naar de dingen kijken, lijken illusies solide en de afscheiding van het ego niets dan de waarheid te zijn (3:4). Om te kijken met de visie van Christus en eenheid te zien in plaats van afscheiding, moeten we bereid zijn geen waarde toe te kennen aan wat onze ogen ons laten zien, omdat ze “werden gemaakt om vergissingen te zien”.
Alles waarvan ze melding maken is slechts een illusie die gescheiden wordt gehouden van de waarheid (3:5).
Het wonder stelt ons in staat om te zien wat onze ogen niet kunnen zien; het verheft onze waarneming tot het spirituele rijk, weg van het fysieke (zie T1.I.22 en T1.I.32).
We moeten bereid zijn te twijfelen aan wat onze zintuigen werkelijk lijken te maken en, met een andere visie, iets heel anders waar te nemen. We zijn het slachtoffer geworden van een bijzonder slimme en succesvolle reclamecampagne, bedacht door de meester van de desinformatie – het ego. We moeten ons realiseren dat niets van wat we voor waar hebben aangenomen en als een solide werkelijkheid hebben beschouwd, te vertrouwen is. Alles moet ter discussie worden gesteld. We zitten gevangen in een net van leugens, afkomstig uit onze eigen denkgeest. We hebben onze zintuigen net zo lang verkeerd gericht tot we ons daar niet meer bewust van waren, maar we kunnen ze, vandaag nog, op de juiste wijze richten. We kunnen ervoor kiezen om naar bewijzen van liefde te zoeken in plaats van haat, naar vrede in plaats van aanval. We kunnen zeggen:
Ik wil niets liever dan de dingen anders zien (WdI.28.t).