De praktijk van de lessen
Sommige ideeën die het werkboek presenteert zul je moeilijk kunnen geloven, en andere kunnen nogal onthutsend lijken. Dit doet er niet toe. Jou wordt slechts gevraagd de ideeën toe te passen zoals je opgedragen wordt. Er wordt je helemaal niet gevraagd ze te beoordelen. Er wordt je alleen gevraagd ze te gebruiken. Juist het gebruik ervan zal ze betekenis voor je laten krijgen en je tonen dat ze waar zijn.
Onthoud alleen dit: je hoeft de ideeën niet te geloven, je hoeft ze niet te aanvaarden, laat staan toe te juichen. Tegen een aantal ervan zul je je misschien heftig verzetten. Dit alles is niet van belang en zal hun uitwerking niet verminderen. Maar sta jezelf niet toe uitzonderingen te maken in de toepassing van de ideeën die het werkboek bevat, en – wat je reacties op de ideeën ook mogen zijn – gebruik ze. Meer wordt er niet gevraagd. (W.In.8-9)
Om te beginnen wil ik graag enkele gedachten delen over het beoefenen van de Werkboeklessen en wat ze willen bereiken. Het doel van het Werkboek is ons te trainen in het vormen van een gewoonte van spirituele beoefening, en dit in praktijk te brengen totdat onze spirituele reis bijna ten einde is.
Ik wil graag uitleggen wat ik bedoel met deze gewoonte van spirituele beoefening.
In het Handboek voor leraren, Hoofdstuk 16 (“Hoe behoort een leraar van God zijn dag door te brengen?”) bespreekt de Cursus hoe de dagelijkse beoefening dient te zijn voor degenen die het Werkboek hebben doorgewerkt. Dit geeft een helder beeld van de werkwijze van het trainingsprogramma van het Werkboek en de dagelijkse beoefening die het trainingsprogramma in feite is.
Aangezien het Werkboek op verschillende plaatsen veronderstelt dat we ook het Tekstboek hebben bestudeerd, kunnen we ervan uitgaan dat het doorwerken van het Werkboek ook het doorwerken van het Tekstboek insluit. Voor degenen die niet bekend zijn met de Cursus wil ik echter opmerken dat het prima is om eerst het Werkboek te doen voordat je het Tekstboek leest, als je het gevoel hebt dat dat voor jou beter werkt. De “normale” volgorde lijkt te zijn om eerst het Tekstboek te lezen, of in elk geval het grootste gedeelte daarvan, voordat je het Werkboek doet, maar dat is geen strikte regel. Als je met het Werkboek wilt beginnen is het niet noodzakelijk om eerst het hele Tekstboek te lezen. Ik adviseer echter wel om daar zo spoedig mogelijk mee te beginnen.
Hoofdstuk 16 van het Handboek beschrijft het trainingsprogramma van het Werkboek als volgt:
1. Aan het begin van de dag:
Neem zo spoedig mogelijk na het ontwaken je stille tijd, en ga daar nog een paar minuten mee door nadat je het moeilijk begint te vinden (H16.4:7). Het doel van deze stille tijd is je te verenigen met God. De duur ervan is niet belangrijk (H16.4:4-8).
2. Aan het einde van de dag:
Dezelfde werkwijze dient ’s avonds te worden gevolgd (H16.5:1), als het mogelijk is vlak voor het slapengaan (H16.5:6).
3. Gedurende de dag:
• Houd de hele dag God in je gedachten (H16.6:1-14).
• Wend je tot de Heilige Geest met al je problemen (H16.7:4-5)
• Reageer op alle verleidingen door je de waarheid te herinneren (H16.8:13;10:8; 11:9).
Het ontwikkelen van de gewoonte van deze dagelijkse beoefening is het doel van de gestructureerde praktijk van het Werkboek. De instructies beginnen heel gemakkelijk met één of twee minuten ’s morgens en worden geleidelijk aan uitgebreid naarmate het proces vordert. Wanneer we de instructies zorgvuldig opvolgen, zullen we aan het eind van het jaar de vaste gewoonte van dagelijkse beoefening hebben ontwikkeld waar het Handboek over spreekt. Wanneer we het Werkboek “doen” zonder de oefeninstructies op te volgen ontwikkelen we deze gewoonte niet. Want gewoonten worden gevormd door regelmatige herhaling. Let bij het lezen dus zowel op de oefeninstructies als op de passie waarmee Jezus ons aanspoort om deze instructies op te volgen. Hij gaat daar niet luchtig mee om. Hij bepleit zijn zaak, hij vleit ons. Hij heeft begrip voor onze problemen, maar als ons iets niet lukt roept hij ons op om het opnieuw te proberen. En in de Inleiding op het Werkboek zegt hij: “Pas het doen van de oefeningen maakt het doel van de cursus mogelijk” (WIn.1:2).
In een hoofdstuk van het Tekstboek, dat gaat over de dagelijkse beoefening, zegt hij: “De snelheid waarmee dit [het doel] kan worden bereikt hangt maar van één ding af: jouw bereidwilligheid om elke stap te oefenen” (T30.In.1:3). En in een passage, die lijkt op een televisiereclame, waarin geprobeerd wordt ons een geweldige snijmachine met messenset te laten kopen, probeert hij ons te imponeren door het belang en de waarde van de gedisciplineerde beoefening te benadrukken:
Is het je niet elk uur vijf minuten van je tijd waard om het geluk te kunnen aanvaarden dat God jou gegeven heeft? Is het je niet vijf minuten per uur waard om je speciale functie hier te beseffen? Is vijf minuten niet een gering verzoek vergeleken bij het verkrijgen van een beloning zo reusachtig dat die niet te meten valt? Je hebt vast minstens duizendmaal een verliesgevende transactie afgesloten.
Hier is een aanbod dat jou je volledige bevrijding van elke vorm van pijn garandeert, en een vreugde die niet van deze wereld is. Je kunt een beetje van je tijd inwisselen voor innerlijke vrede en zekerheid van doel, met het vooruitzicht op volledig succes. En aangezien tijd geen betekenis heeft, wordt er niets van jou gevraagd in ruil voor alles. Dit is een transactie waarbij je geen verlies kunt lijden. En wat je wint is werkelijk onbegrensd! (WdI.98.5:1-6:5).
Ik twijfel er geen moment aan dat de auteur van het Werkboek echt van ons verlangt en verwacht dat we alle moeite zullen doen om zijn instructies op te volgen. Natuurlijk is het niet aan mij om te zeggen wat je moet doen, dat is een kwestie van persoonlijke leiding. Ik wil er alleen maar op wijzen dat er, als je Een cursus in wonderen als jouw pad kiest, instructies zijn die door de auteur zelf zijn gegeven en dat hij het belang daarvan benadrukt.
In de Inleiding op deel I van het Werkboek zegt hij:
Jou wordt slechts gevraagd de ideeën toe te passen zoals je opgedragen wordt. Juist het gebruik ervan zal ze betekenis voor je laten krijgen en je tonen dat ze waar zijn (WdI.In.8:3,6).
Ik geloof dat de lessen bewust in een bepaalde volgorde zijn geschreven en dat er een intelligent opgezette benadering schuilt in de manier waarop ze cumulatief werken om onze denkgeest te transformeren. Daarom adviseer ik altijd om de lessen in de aangegeven volgorde te doen, dus van 1 tot en met 365. Maar wanneer een dergelijke structuur, of de onderwerping aan deze vorm van autoriteit angst in je oproept, is het beter om je eigen weg te kiezen. De weerstand tegen het volgen van Jezus’ instructies heeft te maken met het “autoriteitsprobleem”, dat door het Tekstboek “de wortel van alle kwaad” wordt genoemd (T3.VI.7:2-3). Maar toch is het doen van de lessen in een andere volgorde, of het negeren van de oefeninstructies als je je daar comfortabeler bij voelt, veel beter dan ze helemaal niet te doen! En als je jezelf zodanig forceert om de instructies op te volgen dat het storend wordt en je helemaal wilt stoppen, stop dan liever met het opvolgen van de instructies.
En als je bemerkt dat je weerstand sterk en je toewijding zwak is, ben je er nog niet klaar voor. Vecht niet tegen jezelf (T30.I.1:6-7).
Samenvattend: Ik geloof dat de oefeninstructies bij de lessen een zeer belangrijke reden hebben en dat het dus de bedoeling is dat we deze instructies zoveel mogelijk letterlijk opvolgen. Vooral in het begin zal dat niet gemakkelijk zijn, maar de intentie is het vormen van een levenslange gewoonte van spirituele beoefening. En dat lukt niet zonder je gedurende een langere periode consequent in te spannen.
Het doel is duidelijk, maar nu heb je specifieke methoden nodig om dat te verwezenlijken. De snelheid waarmee dit kan worden bereikt hangt maar van één ding af: jouw bereidwilligheid om elke stap te oefenen. Elk helpt een beetje, telkens wanneer je daartoe een poging onderneemt. En tezamen zullen deze stappen jou uit dromen van oordelen naar dromen van vergeving leiden, en weg uit pijn en angst.
Daarom is het nodig dat we ze nu een tijdje oefenen, totdat het jouw leefregels geworden zijn. We streven ernaar ze nu tot gewoonten te maken, zodat ze jou ter beschikking staan wanneer je ze maar nodig mocht hebben (T30.In.1:2-5, 7-8).
Allen Watson
WAT JE DUS NODIG HEBT,
ZIJN ELKE DAG TUSSENPOZEN
WAARIN HET LEREN-IN-DE-WERELD
EEN VOORBIJGAANDE FASE WORDT,
EEN GEVANGENIS VANWAARUIT
JE HET ZONLICHT INGAAT
EN DE DUISTERNIS VERGEET
Werkboek, Les 184