Herhaling I

(20 februari - 1 maart)

Inleiding

1. Vanaf vandaag zullen we een serie herhalingsoefeningen doen. Elk daarvan bevat vijf van de reeds geïntroduceerde ideeën, te beginnen met het eerste en eindigend met het vijftigste. Na ieder idee volgt een korte toelichting, die je bij de herhaling in overweging moet nemen. De oefeningen horen in de daarvoor bestemde perioden als volgt te worden gedaan:

 

2. Begin de dag met het lezen van de vijf ideeën plus de toelichting. Daarna hoef je geen bepaalde volgorde aan te houden bij het overdenken daarvan, maar je moet wel met elk idee tenminste één keer oefenen. Gebruik voor elke oefenperiode ruim twee minuten, waarin je over het idee en de bijbehorende toelichting nadenkt, nadat je die overgelezen hebt. Doe dit vandaag zo vaak mogelijk. Als één van de vijf ideeën je meer aanspreekt dan de andere, concentreer je dan daarop. Maar zorg er aan het eind van de dag voor dat je ze allemaal nog eens herhaalt.

 

3. Het is niet noodzakelijk om in de oefenperioden de toelichting na elk idee woordelijk of grondig te repeteren. Probeer liever de nadruk te leggen op de kern ervan en denk erover na als onderdeel van je herhaling van het idee waarop het betrekking heeft. Nadat je het idee en de bijbehorende toelichting gelezen hebt, moet je de oefening met gesloten ogen doen, liefst wanneer je op een rustige plek alleen bent.

 

4. Dit geldt vooral voor de oefenperioden in het leerstadium waarin jij nu verkeert. Je zult echter moeten leren geen speciale omstandigheden meer nodig te hebben om toe te kunnen passen wat je hebt geleerd. Je zult het geleerde eerder nodig hebben in situaties die jouw vrede lijken te verstoren, dan in situaties die al vredig en rustig lijken. Wat je leert heeft tot doel jou in staat te stellen de rust met je mee te dragen en verdriet en verwarring te genezen. Dit doe je niet door die te ontvluchten en een afgezonderd toevluchtsoord voor jezelf te zoeken.

 

5. Je zult hoe dan ook leren dat vrede deel van jou is en slechts van je vraagt dat je elke situatie waarin je je bevindt, omhelst. En uiteindelijk zul je leren dat er geen grens is aan waar jij bent, zodat jouw vrede overal is, net als jij.

 

6. Je zult merken dat in het kader van de herhaling sommige ideeën niet helemaal in hun oorspronkelijke vorm worden aangeboden. Gebruik ze zoals ze hier gegeven zijn. Het is niet nodig om terug te gaan naar de oorspronkelijke formulering of de ideeën toe te passen zoals toen werd voorgesteld. We leggen nu de nadruk op de verbanden tussen de eerste vijftig ideeën die we behandeld hebben en op de samenhang van het denksysteem waarheen ze jou leiden.


Toelichting

De derde en vierde alinea van deze Inleiding beschrijven de manier waarop de herhalingslessen geoefend dienen te worden. In feite bevatten ze veel informatie over de structuur van het Werkboek en hoe deze verandert naarmate we vooruitgang boeken in onze beoefening. Er worden vijf niveaus genoemd, van zeer gestructureerd tot de afwezigheid van elke structuur.

 

1. Zeer gestructureerd met speciale omstandigheden.

Als we beginnen met onze studie geeft het Werkboek zeer duidelijke oefeninstructies, met aandacht voor bepaalde vormen. De manier waarop de lessen in praktijk moeten worden gebracht worden zorgvuldig, specifiek en tot in detail beschreven. Zo wordt ons in deze Inleiding verteld dat het bij het doen van de herhalingslessen niet noodzakelijk is “om in de oefenperioden de toelichting na elk idee woordelijk of grondig te repeteren” (3:1), maar liever te proberen ons op de kern van de ideeën te concentreren, daarover na te denken en, net als in de voorgaande lessen, verwante gedachten te laten opkomen. Vervolgens wordt ons verteld dat de oefeningen met gesloten ogen dienen te worden gedaan, “liefst wanneer je op een rustige plek alleen bent” (3:3). Dit bedoel ik met “aandacht voor bepaalde vormen”: er wordt gezegd hoe we moeten oefenen, waar we dat moeten doen en wat we moeten doen. Hieraan wordt toegevoegd dat deze instructies vooral gelden “voor de oefenperioden in het leerstadium waarin jij nu verkeert” (4:1), waarmee kennelijk het beginnersstadium wordt bedoeld.

 

De gedachte achter dit soort instructies is dat we in het begin veel structuur nodig hebben, evenals fysieke afzondering en rust. We moeten onze ogen sluiten om niet afgeleid te worden, omdat onze denkgeest nog onvoldoende getraind is om met geopende ogen elke afleiding te negeren. We trainen om innerlijke vrede te verwerven en om dit doel te bereiken is het in het begin behulpzaam om speciale omstandigheden te creëren.

 

2. Geen speciale omstandigheden.

Wanneer we vorderen met onze beoefening, wordt het noodzakelijk om de structuur en het creëren van omstandigheden op te geven, omdat we “moeten leren geen speciale omstandigheden meer nodig te hebben om toe te kunnen passen wat je hebt geleerd” (4:2). In het begin hebben we een rustige plek nodig en moeten we onze ogen sluiten om vrede te kunnen vinden, maar het is de bedoeling dat we het geleerde gaan toepassen in concrete situaties. Want uiteraard hebben we juist vrede nodig in situaties die onze vrede dreigen te verstoren (4:3).

 

We beginnen vooruitgang te boeken wanneer we in staat zijn om wat we geleerd hebben in het “laboratorium” van onze persoonlijke beoefening, toe te passen in concrete situaties. Dat gebeurt bijna buiten onze bewuste wil om. Opeens merken we dat we niet meer van streek raken in situaties waarin dat voorheen wel gebeurde. Of we merken dat we vaker reageren met liefde, in plaats van boosheid.

 

Het Werkboek moedigt deze “uitbreiding” van het geleerde aan, door ons te vragen de ideeën van de dag te herhalen zodra er iets gebeurt dat ons in onvrede brengt. Dat haalt de lessen uit het “laboratorium” en brengt ze in ons leven. Deze “antwoorden op verleidingen”, zoals ze worden genoemd, is essentieel om de Cursus daadwerkelijk verschil te laten maken in ons leven.

 

3. Vrede met ons meedragen.

Wanneer we in moeilijke situaties steeds vaker reageren met de keuze om vrede te ervaren in plaats van onvrede, zijn we op weg naar het derde niveau: we beginnen rust met ons mee te brengen in elke situatie (4:4). Op het tweede niveau reageren we op een situatie door voor vrede te kiezen, nu brengen we die vrede bij voorbaat met ons mee, zodat we in verontrustende situaties “verdriet en verwarring [kunnen] genezen” (4:4). Onze persoonlijke beoefening heeft een bepaalde mate van vrede in onze denkgeest gecreëerd, en die vrede dragen we nu met ons mee in ons dagelijks leven. En “dit doe je niet door die [situaties] te ontvluchten en een afgezonderd toevluchtsoord voor jezelf te zoeken” (4:5).

 

Op dit ontwikkelingsniveau reiken we dus uit naar de wereld om deze te genezen. We trekken ons nog steeds regelmatig terug om “op te laden”, maar we zijn niet langer bang voor onrust en verwarring; we beginnen zelfs actief situaties op te zoeken waarin onze genezen denkgeest anderen kan genezen.

 

4. Erkennen dat vrede deel van ons uitmaakt.

Op een nog hoger niveau beginnen we ons te realiseren dat vrede geen bepaalde kwaliteit of eigenschap is die komt en gaat, maar een onlosmakelijk deel van onszelf. Ze maakt deel uit van onze natuur en is niet afhankelijk van omstandigheden. Het is wat we zijn.

 

Wanneer we ons hiermee identificeren brengen we vrede in elke situatie waarin we ons bevinden, eenvoudig door daar te zijn. We hoeven niet langer alleen te zijn of onze ogen te sluiten om ons vredig te voelen, we zijn vrede. De omstandigheden om ons heen beïnvloeden onze vrede niet, onze vrede beïnvloedt de omstandigheden.

 

5. Overal vrede zien.

Op het hoogste niveau beseffen we dat onze fysieke aanwezigheid niet vereist is om een situatie te beïnvloeden. We beseffen “dat er geen grens is aan waar jij bent, zodat jouw vrede overal is, net als jij” (5:2). Dit is de staat van zijn van de gevorderde leraar van God. In deze staat van zijn zullen we niet lang meer in een lichaam verblijven, omdat alle lichamelijke grenzen dan overstegen zijn.

Dit overzicht van waar de Cursus ons naar toe leidt kan zeer bemoedigend zijn, wanneer we worstelen met het eerste stadium. Vanaf het niveau waarop onze vrede zo onstabiel is dat we onze ogen dicht moeten doen en de wereld buiten moeten sluiten om haar te kunnen vinden, bewegen we ons naar een volledig overstijgen van de wereld. Misschien willen we dat hoogste niveau meteen bereiken, maar zo werkt het niet. We kunnen geen stappen overslaan, zoals Ken Wapnick vaak zegt. Stap niet in de valkuil om te denken: “Ik zou in staat moeten zijn om altijd en overal vrede te ervaren”, en daarom te weigeren jezelf te ondersteunen door je af te zonderen op een rustige plek en je ogen te sluiten. In het begin heb je zulke hulpmiddelen nodig; ze worden niet voor niets benadrukt in de Cursus. Denk niet dat je ontrouw bent aan je hoogste roeping als je de juiste omstandigheden voor je beoefening creëert. Zet zonodig de wekker om je te herinneren aan je oefenperioden, of schrijf de ideeën van de lessen op een kaart en draag deze met je mee. Of vraag een vriend om je aan je oefenperioden te herinneren. De beoefening blijft niet zo gestructureerd en dat moet ook niet. Maar in het begin heb je deze structuur nodig om op het punt te komen waarop je hem niet meer nodig hebt. Als je meteen probeert om tot een ongestructureerde beoefening te komen, oefen je uiteindelijk waarschijnlijk helemaal niet meer. Gebruik de structuur, maar zet jezelf er niet in vast. Maak er geen idool van. Structuur is als de zijwieltjes op een kinderfiets: noodzakelijk en nuttig om te leren fietsen, maar overbodig zodra je geleerd hebt om zelfstandig overeind te blijven.


Oefeninstructies

DOEL

Herhalen van de eerste vijftig lessen om ze dieper op je in te laten werken, te zien hoe ze met elkaar verbonden zijn en hoe samenhangend het denksysteem is waarheen ze je leiden.

 

OEFENING

Gebruik voor elke oefenperiode ruim twee minuten.

 

  • Lees aan het begin en het eind van de dag de vijf ideeën plus de toelichting.
  • Oefen daarna elk uur een van de ideeën in een willekeurige volgorde.
  • Oefen elk idee tenminste één keer.
  • Als een bepaald idee je bijzonder aanspreekt, concentreer je daar dan op.

 

Tijdens de uurlijkse oefenperioden:

  • Zoek een rustige plek op waar je alleen bent en lees één van de vijf ideeën en de toelichting daarop. Deze toelichtingen zijn geschreven alsof het je eigen gedachten over het idee zijn. Probeer je voor te stellen dat dit echt zo is. Het kan helpen om regelmatig je eigen naam te noemen.
  • Sluit je ogen en denk na over het idee en de bijbehorende toelichting. Denk vooral na over de kern van de toelichting. Laat verwante gedachten opkomen. Als je denkgeest afdwaalt, herhaal dan het idee en ga door met je overdenkingen. Dit is dezelfde basisoefening als in Les 50, waarin je actief nadenkt over de ideeën om ze dieper in je denkgeest te laten zinken.