Les 313

(9 november)

Laat een nieuwe waarneming nu tot mij komen.

1. Vader, er is een visie die alle dingen als zondeloos beziet, zodat angst verdwenen is en waar die was, liefde wordt binnengenood. En liefde zal komen waar ze maar wordt gevraagd. Deze visie is Uw gave. De ogen van Christus bezien een vergeven wereld. In Zijn zicht zijn al haar zonden vergeven, want Hij ziet geen zonde in iets waar Hij naar kijkt. Laat nu Zijn ware waarneming tot mij komen, opdat ik uit mijn droom van zonde ontwaken mag en in mij mijn zondeloosheid zien, die U volkomen onbezoedeld bewaard hebt op het altaar voor Uw heilige Zoon, het Zelf waarmee ik me vereenzelvigen wil.

 

2. Laten we elkaar vandaag met de ogen van Christus bezien. Hoe prachtig zijn we! Hoe heilig en hoe liefdevol! Kom, broeder, verbind je vandaag met mij. We verlossen de wereld wanneer wij ons hebben verbonden. Want in onze visie wordt zij even heilig als het licht in ons.


Toelichting:

De visie van Christus beziet alle dingen als zondeloos (1:1). Dit is een nieuwe waarneming die tot mij komt. Ik hoef er zelf dus niets voor te doen, ik ontvang haar. Ik open mij ervoor en ze wordt me gegeven.

 

Deze visie is Uw gave (1:3).

 

Alles bezien als zondeloos is dus niet iets waar ik moeite voor hoef te doen. Het is een gave, mij geschonken door God. Wanneer ik zonde waarneem kan ik vragen: “Laat een nieuwe waarneming nu tot mij komen”. Het enige wat nodig is, is dat ik deze nieuwe waarneming wil ontvangen. De rest wordt gegeven.

 

En liefde zal komen waar ze maar wordt gevraagd (1:2).

 

Christus, die mijn eeuwige en onveranderlijk Zelf is, “ziet geen zonde in iets waar Hij naar kijkt” (1:5). Dit is geen visie die mijn Zelf nog moet bereiken, ze is al de mijne. Het enige wat ik hoef te doen is die nieuwe waarneming toestaan tot mij te komen. Als ik dat doe, als ik naar de wereld kijk en weet dat ze vergeven is, zal ik “uit mijn droom van zonde ontwaken ..... en in mij mijn zondeloosheid zien” (1:6).

 

Dit is de boodschap van de Cursus in een notendop: Zie je eigen onschuld door de onschuld van de wereld te zien. Vind jouw vergeving door anderen te vergeven. Evenals visie, die altijd een deel is gebleven van mijn Christusnatuur, is ook zondeloosheid door God bewaard, “volkomen onbezoedeld ..... op het altaar voor Uw heilige Zoon, het Zelf waarmee ik me vereenzelvigen wil” (1:6). Dat is alles wat ons te doen staat: ons vereenzelvigen met Christus, met iets dat er al is.

 

Verlichting is slechts een herkenning, en allerminst een verandering (WdI.188.1:4).

 

Er is niets wat we moeten bereiken, we hoeven nergens heen. We zijn al waar we zijn moeten en het enige wat nodig is, is de herkenning van wat is, de vereenzelviging met wat altijd heeft bestaan. We laten de nieuwe waarneming tot ons komen, dat is alles. En daarom mijn broeders en zusters:

 

Laten we elkaar vandaag met de ogen van Christus bezien. Hoe prachtig zijn we! (2:1-2).


Oefeninstructies:

DOEL

De Inleiding op Deel II van het Werkboek klinkt alsof we voor de rest van het jaar proberen het eind van onze spirituele reis te bereiken: “Dit jaar heeft ons tot de eeuwigheid gebracht” (10:8). Het Handboek voor leraren beschrijft in hoofdstuk 16 een bescheidener doel: het bereiken van een punt waarop we oefenen vanuit onze eigen motivatie en inspiratie en niet omdat een boek ons aanraadt dat te doen. Dat betekent dat onze beoefening verandert van een opdracht in een levenswijze. Ik denk dat het goed is deze beide doelen te combineren. We moeten streven naar de eeuwigheid, omdat we, door de lat hoog te leggen, verder komen dan wanneer we dat niet doen, zelfs als dat alleen maar betekent dat we het Werkboek niet meer nodig hebben.

Deel II, dat geen instructies voor de dagelijkse beoefening meer bevat, is een belangrijke stap in die richting. Wanneer je beoefening opbloeit in plaats van verdort, ben je dicht bij het doel van het Werkboek: het overbodig worden ervan.

 

Met andere woorden: we moeten ernaar streven los te komen van tijd en ruimte, zodat we dit doel kunnen bereiken.

 

LEZEN VAN DE LESSEN

De lessen van Deel II zijn anders dan die van Deel I. Na het idee van de dag volgen slechts twee alinea’s, beide in de eerste persoon (ik of wij), die het idee van de dag uitbreiden en toelichten. Hierdoor lijken de lessen van Deel II op de meeste herhalingen van Deel I, waar het idee van de dag wordt gevolgd door een “bijbehorende toelichting” (WdI.hI.In.2:3,3:3), die geschreven is in de eerste persoon en een uitbreiding is van het idee. In de Herhalingen zijn deze bijbehorende toelichtingen onderdeel van de oefening. We lezen ze enkele keren, denken erover na, herhalen ze bij onszelf en “proeven” elk woord. De bedoeling is ze ons eigen te maken, daarom zijn ze geformuleerd alsof het onze eigen woorden zijn. We verbinden ons er zodanig mee dat het meer oefenen dan lezen wordt.

Het is goed om de bijbehorende toelichtingen in Deel II op dezelfde manier te gebruiken. De Inleiding verwijst daar ook naar. Ze spreekt over lezen als een oefening (2:1), een inleiding tot “perioden van woordeloze, diepe ervaring die daarop zouden moeten volgen” (11:2). Als praktische oefening kunnen de twee alinea’s van elke les op de volgende manier worden gebruikt:

 

  • De toelichting op het idee:

Lees deze alinea langzaam een aantal keren en stel je voor dat dit werkelijk je eigen gedachten zijn. Benadruk eventueel de woorden “ik”, “mij” en “mijn”.

  • Het gebed:

 

OCHTEND- EN AVOND MEDITATIE

Deze langere oefenperioden zijn bedoeld als Open Mind meditatie, dus neem de tijd die je nodig hebt voor het gewenste resultaat. Begin met het herhalen van het idee van de dag, maar doe dit op een speciale manier: als een uitnodiging aan God om tot je te komen: “We zeggen de uitnodigende woorden die Zijn Stem ons ingeeft en dan wachten we op Zijn komst” (4:6). Nadat je deze woorden hebt herhaald, wacht je in verwachtingsvolle stilte. Wachten betekent gewoonlijk dat je lichamelijk stil zit of staat, in afwachting van de een of andere gebeurtenis. Hier gaat het echter ook om mentale stilte, in afwachting van een wonderbaarlijke gebeurtenis: het ervaren van God in je denkgeest. Wacht daar als het ware met ingehouden adem op. Wacht in het vertrouwen dat “de Godsherinnering schemert aan de wijde horizonten van onze denkgeest” (9:5). Je wacht dus bewegingloos, maar zeer alert. Je wachten moet vervuld zijn van de verwachting “dat onze Vader Zichzelf openbaart, zoals Hij heeft beloofd” (3:3). Met andere woorden: je wachten is gebaseerd op het vertrouwen dat God Zijn beloften na zal komen. Hij heeft je beloofd dat Hij komt als je daar om vraagt. Probeer zonder gebruik van woorden in deze meditatieve staat te blijven. Als je gedachten afdwalen herhaal dan het idee van de dag, om jezelf terug te brengen naar de staat van zwijgend wachten. “We zullen die gedachte gebruiken om onze denkgeest zo nodig te kalmeren” (3:1).

 

Wanneer je de Open Mind meditatie te moeilijk vindt of wanneer deze niet het gewenste resultaat oplevert, gebruik dan eventueel de Naam-van-God meditatie, zoals bijvoorbeeld Les 222 aangeeft: “Vader, we hebben geen andere woorden op onze lippen en in onze denkgeest dan Uw Naam, nu wij in stilte in Uw Tegenwoordigheid komen en vragen om even in vrede te mogen rusten bij U” (WdII.222.2:1). (Zie ook de oefeninstructies bij les 183184 en Naam van God meditatie.

 

UURLIJKSE HERINNERING

Een of twee minuten op het hele uur (of korter wanneer dat vanwege de omstandigheden niet mogelijk is). Doe een korte versie van de ochtendmeditatie: herhaal het idee als een uitnodiging aan God en wacht in woordeloze stilte op Zijn komst.

 

REGELMATIGE HERHALINGEN

Herhaal het idee van de dag zo vaak mogelijk: “Herhaal het, en laat je denkgeest een kort moment in stilte en vrede verpozen” (WdI.hIII.In.10:5).

 

ANTWOORD OP VERLEIDINGEN

Zodra je in de verleiding komt om je doel te vergeten:

Herhaal het idee om God aan te roepen teneinde deze verleiding te laten verdwijnen (2:9, 10:2).

Als je ergens door van streek raakt, stel dan vast welke behoefte achter dat gevoel zit en zeg: “Ik denk dat ik ..... nodig heb, maar ik heb niets nodig dan de waarheid.

 

LEZEN VAN DE “WAT IS HET LAATSTE OORDEEL”-TEKST

Lees vóór de ochtend- of avondoefening de “Wat is het Laatste Oordeel”- tekst die aan de orde is. Lees dit niet oppervlakkig, “ze dienen langzaam gelezen en even overdacht te worden” (11:4).

 

OEFENSUGGESTIE

In mijn beleving is deze les het meest effectief als je haar specifiek maakt: “Laat een nieuwe waarneming van [deze persoon, of situatie of gebeurtenis] nu tot mij komen”.

 

•••

 

SAMENVATTING

  • Lees de toelichting langzaam en alsof het je eigen woorden zijn.
  • Bid het gebed, eventueel meerdere keren.
  • ’s Morgens en ’s avonds: Herhaal het idee en mediteer daarna enige tijd.
  • Elk heel uur: Herhaal het idee en breng enkele momenten door in stilte.
  • Regelmatige herhalingen: Herhaal het idee gedurende de dag zo vaak mogelijk.
  • Antwoord op verleidingen: Herhaal het idee om je vrede te herstellen zodra deze verstoord raakt en/of je het doel uit het oog verliest.
  • Lees één keer per dag langzaam en aandachtig de “Wat is het Laatste Oordeel”- tekst.

Wat is het Laatste Oordeel  3:

Deel 3: WdII.10.2:1-2

 

1. De Wederkomst van Christus geeft Gods Zoon dit geschenk: de Stem namens God te horen verkondigen dat het onware onwaar is, en het ware nooit is veranderd. En dit is het oordeel waarmee waarneming eindigt. Eerst zie je een wereld die dit als waar heeft aanvaard, geprojecteerd vanuit een nu gecorrigeerde denkgeest. En met dit heilige zicht geeft waarneming een stille zegen en verdwijnt daarna; haar doel is bereikt en haar missie volbracht.

 

"Het eindoordeel over de wereld bevat geen veroordeling. Want het ziet de wereld als totaal vergeven, zonder zonde en volslagen nutteloos."

 

Zonder oorzaak en nu zonder functie in de visie van Christus verglijdt ze eenvoudig in het niets. Daar werd ze geboren en daar eindigt ze ook. En alle figuren in de droom waarmee de wereld begon, verdwijnen met haar. Lichamen zijn nu onbruikbaar en zullen dan ook oplossen in het niets, want de Zoon van God is onbegrensd.

 

3. Jij die geloofde dat het Laatste Oordeel van God de wereld samen met jou zou veroordelen tot de hel, aanvaard deze heilige waarheid: Gods Oordeel is het geschenk van de Correctie die Hij aan al jouw dwalingen heeft verleend, en die jou daarvan en van alle gevolgen die ze ooit maar scheen te hebben, bevrijdt. Bang zijn voor Gods verlossende genade is niets anders dan bang zijn voor totale bevrijding van alle lijden, voor de terugkeer tot vrede, zekerheid en geluk, en voor eenwording met jouw eigen Identiteit.

 

4. Gods Eindoordeel is even genadig als iedere stap in het door Hemzelf vastgestelde plan om Zijn Zoon te zegenen en hem op te roepen terug te keren tot de eeuwige vrede die Hij met hem deelt. Wees niet bang voor liefde. Want zij alleen kan alle leed genezen, alle tranen wegwissen en de Zoon die God als de Zijne erkent zachtjes doen ontwaken uit zijn droom van pijn. Wees niet bang hiervoor. De verlossing vraagt jou haar welkom te heten. En de wereld wacht op jouw blije aanvaarding die haar bevrijden zal.

 

5. Dit is Gods Eindoordeel: ‘Jij bent nog altijd Mijn heilige Zoon, voor immer onschuldig, eeuwig liefdevol en eeuwig geliefd, even onbegrensd als jouw Schepper, totaal onveranderlijk en voor altijd zuiver. Ontwaak daarom en keer terug tot Mij. Ik ben jouw Vader en jij bent Mijn Zoon.’

 

 

Het eindoordeel over de wereld bevat geen veroordeling (2:1).

 

Geen veroordeling!

Het lijkt voor ons erg moeilijk te zijn om het idee van veroordeling los te laten. Generaties lang is ons geleerd dat het Laatste Oordeel de uiteindelijke veroordeling is. God zal de schapen scheiden van de bokken, het kaf van het koren, de goede mensen van de slechte – en de slechte zal Hij naar de hel sturen, naar de eeuwige verdoemenis.

 

Wij lijken te houden van het idee van wraak; het lijkt ons te rechtvaardigen. We juichen als in een film de slechteriken uiteindelijk verslagen worden. Maar als we ons voorstellen dat we zelf ooit voor Gods Laatste Oordeel komen te staan worden we nerveus – heel erg nerveus zelfs, omdat we weten dat we niet volmaakt zijn.

 

Hoe kan het Laatste Oordeel geen veroordeling bevatten? Daar kan maar één verklaring voor zijn. Er is geen veroordeling omdat het Laatste Oordeel de wereld ziet “als totaal vergeven, zonder zonde en volslagen nutteloos” (2:2). De enige reden waarom er geen veroordeling kan zijn is dat er geen zonde is. Iedereen en alles is totaal vergeven. En dat steekt ons. “Bedoel je dat de slechteriken uiteindelijk niet het onderspit delven?

 

Dat vinden we niet eerlijk, omdat we geloven dat zonde werkelijk is en bestraft moet worden.

 

De evangelisten uit de achttiende eeuw, waaronder Jonathan Edwards, de auteur van de beroemde preek: “Zondaren in handen van een toornend God”, hadden in sommige opzichten gelijk. Ze onderwezen dat zonde zonde is, dat er geen rangorde in zonden is en dat elke zonde eeuwig zondig is en eeuwige bestraffing verdient, omdat elke zonde een aanval is op een eeuwige God. Of, zoals C.S. Lewis het uitdrukte: “een beetje zondig zijn is hetzelfde als een beetje zwanger zijn.” Edwards joeg de mensen zoveel angst aan met zijn preek, dat sommigen zich vasthielden aan de pilaren in de kerk, uit vrees dat de grond onder hun voeten zich zou openen en ze zouden verdwijnen in de hel. Als zonde werkelijk zou zijn, had hij gelijk. Ieder van ons zou eeuwig schuldig zijn en eeuwige straf verdienen. In deze voorstelling van zaken zijn er geen goede mensen.

 

Als zonde werkelijk, en wraak op één van ons gerechtvaardigd is, dan is wraak op ieder van ons gerechtvaardigd. Als de slechteriken aan het eind van het verhaal vernietigd worden, dan worden we allemaal vernietigd. Door vast te houden aan het idee van veroordeling en bestraffing, veroordelen we onszelf tot de hel. Ergens in ons binnenste weten we dat – en daarom zijn we zo nerveus! Het enige alternatief is geen veroordeling. Totale vergeving. Geen zonde in wie dan ook. En dat is de boodschap van de Cursus: “Gods Zoon is schuldeloos” (T14.V.2:1). Dat is Gods eindoordeel en dat is ons oordeel aan het eind van de reis.

 

Het eindoordeel ziet de wereld niet alleen als zondeloos, maar ook zonder een doel (2:2). Dit weerlegt het idee dat God de wereld heeft geschapen. Want God kan niets scheppen dat geen doel heeft. De wereld is nutteloos omdat de ego-denkgeest haar heeft verzonnen.

 

Heb je ooit naar de wereld gekeken met de gedachte dat ze in feite zonder enig doel of enige betekenis is? Dat de eindeloze cyclus van geboorte en dood nergens toe leidt?

 

We groeien op – sommigen moeizamer dan anderen, sommigen met meer succes dan anderen – we worstelen ons door het leven, we bereiken zoveel we kunnen... en dan eindigt het allemaal, en alles wat we tot stand hebben gebracht, alles wat we verworven hebben, is verdwenen (T13.In.2). Wat is de zin hiervan? Velen, vooral jongere mensen, zien het op deze manier en bezwijken onder wanhoop en apathie. En toch is deze zienswijze juist. Het eindoordeel bevestigt dit. De wereld heeft geen doel. Ze is “het waansysteem van hen die gek geworden zijn van schuld” (T13.In.2:2). Dit besef hoeft echter niet tot wanhoop te leiden; het kan juist de springplank zijn naar eeuwige vreugde. Als we de nutteloosheid van de wereld zien, kunnen we haar eindelijk loslaten en ons herinneren dat ons ware thuis in God is.