Les 219
(7 augustus)
Ik ben niet een lichaam. Ik ben vrij.
Want ik blijf wat ik ben, zo schiep God mij.
1. (199) Ik ben niet een lichaam. Ik ben vrij.
Ik ben Gods Zoon. Wees stil, mijn denkgeest, en overdenk dit een moment. Keer dan op aarde terug, zonder verwarring over wat mijn Vader voor eeuwig liefheeft als Zijn Zoon.
Ik ben niet een lichaam. Ik ben vrij. Want ik blijf wat ik ben, zo schiep God mij.
Toelichting:
Vandaag hebben we niet veel keus. We moeten nog een keer kijken naar het feit dat we niet een lichaam zijn. Het geloof dat we een lichaam zijn heeft ons in deze wereld geplaatst, verblijvend in een lichaam. Ik zeg wel dat ik niet een lichaam ben en dat ik begrijp wat ik zeg, maar ik verblijf nog steeds in een lichaam. Dat toont aan dat mijn woorden nog niet overeenstemmen met het diepe geloof van mijn denkgeest. De Cursus laat ons dit idee niet voor niets twintig dagen lang herhalen. Hij erkent dat het geloof dat we een lichaam zijn diep in ons verankerd is, en de herhaling is nodig om een begin te maken met het ontkrachten van dat geloof. Het is niet eenvoudig om onze identificatie met het lichaam los te laten, daarom werd ons in les 199 aangeraden dit idee elke dag in onze beoefening op te nemen.
De naast-elkaar plaatsing van de woorden “Ik ben niet een lichaam” en “Ik ben vrij” is interessant. Er had ook kunnen staan: “Ik ben niet een lichaam. Ik ben geest”, of iets dergelijks. Waarom zou Jezus deze twee verklaringen bij elkaar hebben gezet?
Het lichaam is iets wat onderwerpt. Wij zijn de slaaf van ons lichaam. Bedenk maar eens hoeveel tijd en energie we besteden aan de zorg voor het lichaam. We voeden het, we werken om het onderdak te geven en te kleden, we wassen het, we reserveren complete kamers in ons huis om te voorzien in de behoefte aan rust en reiniging, we kopen allerlei apparaten om het te verzorgen, we knippen regelmatig onze nagels, we maken afspraken om ons haar te laten knippen... Kijk in een boekwinkel eens rond in de kookboek-afdeling, om een indruk te krijgen van de tijd en energie die we in onze voeding steken. Kijk naar onze supermarkten, onze kleding en schoenenwinkels. De meeste winkels in een winkelcentrum hebben te maken met het lichaam. Kijk naar de uitgaven die we besteden aan gezondheidszorg en ziekenhuizen.
Wat als ik niet een lichaam ben? Als al deze aandacht en inspanningen tevergeefs zijn? Als het zwaartepunt in ons leven begint te verschuiven van zorg voor het lichaam naar zorg voor de geest? Hoe zou mijn en jouw leven eruit zien als dat zou gebeuren? Als ik net zo standvastig zou zijn in het zoeken naar heilige ogenblikken als in het zoeken naar voeding voor het lichaam? Als ik elke dag even vaak zou pauzeren om mijn geest te voeden, als om te eten, te drinken en naar het toilet te gaan? We vinden het normaal om tegen een vriend te zeggen, “heb je zin in een kop koffie?” Hoe zou het zijn om met evenveel gemak te zeggen: “heb je zin om een paar minuten met mij te mediteren?”
Alleen al door hierover na te denken wordt duidelijk hoe onevenwichtig ons leven is en hoezeer we gericht zijn op ons lichaam. Het maakt duidelijk hoe ver we nog te gaan hebben. En aangezien elke verandering begint in de denkgeest is het zo vaak mogelijk herhalen van de woorden “Ik ben niet een lichaam” een goede manier om deze grote omslag in gang te zetten.
Misschien helpt het om voor en na je maaltijden te bidden. Niet omdat het eten daardoor lekkerder wordt, maar omdat het je helpt herinneren dat je ook geestelijke voeding nodig hebt – meer nog dan lichamelijke voeding. Elke keer als je je bewust wordt van het feit dat je tijd en aandacht besteedt aan de zorg voor je lichaam, kun je er aan denken ook voor je geest te zorgen.
Stel je de vrijheid voor die je zult ervaren wanneer je je realiseert dat je lichaam niet belangrijk is. Dat je niet iets bent dat slijt, oud wordt en sterft. Dat je geen “kleine kaarsvlam” bent, zoals Shakespeare zegt in Macbeth, maar een eeuwigdurende ster die voor altijd schijnt. Het lichaam verdient onze zorg omdat het een nuttig instrument is in de situatie waarin we ons momenteel bevinden, maar het is niet meer dan dat. Evenals een auto is het nuttig voor het doel dat het dient. Maar het lichaam is evenmin “ik” als mijn auto dat is.
Stel je de vrijheid voor die je zult ervaren wanneer alle angsten en zorgen met betrekking tot je lichaam van je afvallen, als je op deze manier over je lichaam kunt denken.
Het in dit opzicht veranderen van je denkgeest is alle moeite waard!
Oefeninstructies:
OEFENING
Zorgvuldig herhalen van de laatste twintig lessen, zodat je in een versneld tempo de weg naar God kunt gaan. Met deze laatste herhaling wordt Deel I van het Werkboek afgesloten.
OEFENING
’s Morgens en ’s avonds minimaal vijftien minuten. Gedurende deze oefenperioden kun je een Open Mind meditatie doen. De uitgebreide instructies hiervoor vind je na de Inleiding herhaling VI.
- Begin met het herhalen van het centrale thema: “Ik ben niet een lichaam. Ik ben vrij. Want ik blijf wat ik ben, zo schiep God mij”.
- Herhaal vervolgens het idee van de dag en eventueel de cursief gedrukte zinnen daaronder, die bedoeld zijn als hulp bij het oefenen (WdI.hVI.In.6:5).
- Sluit dan je ogen en laat alle mentale rommel en overtuigingen over jezelf en de wereld los. Breng en houd je denkgeest in stille gereedheid om de ervaring van God te ontvangen. Gebruik geen woorden. Wacht alleen maar stil en verwachtingsvol op die ervaring. Vertrouw op de Heilige Geest, in plaats van op woorden. Geef je oefentijd aan Hem en stel je open voor Zijn leiding, waardoor je meditatie misschien in een onverwachte richting wordt geleid.
- Wanneer een afleidende gedachte opkomt – wat ongetwijfeld regelmatig zal gebeuren – zeg dan onmiddellijk: “Deze gedachte wil ik niet. In plaats daarvan kies ik”..... (WdI.hVI.In.6:2) herhaal het idee van de dag : "Ik ben niet een lichaam. Ik ben vrij". Dit is waarschijnlijk de meest effectieve manier die het Werkboek aanreikt om afdwalende gedachten te verdrijven.
- Besluit je oefening door nogmaals te herhalen: “Ik ben niet een lichaam. Ik ben vrij. Want ik blijf wat ik ben, zo schiep God mij”.
HERHALINGEN
Een of twee minuten op elk heel uur, of korter wanneer de omstandigheden dat niet toelaten.
Herhaal het idee van de dag en het centrale thema. Maak je denkgeest dan voor een moment leeg en wacht in stilte op de vrede van God.
Herhaal ook tussendoor zo vaak mogelijk het idee van de dag en het centrale thema.
ANTWOORD OP VERLEIDINGEN
Zodra je in onvrede dreigt te raken, bevestig dan onmiddellijk je vrijheid door te zeggen: “Deze gedachte wil ik niet. In plaats daarvan kies ik”..... herhaal het idee van de dag : "Ik ben niet een lichaam. Ik ben vrij".
OPMERKING
De voorafgaande achtenveertig lessen hebben ons getraind in een basis-oefenvorm, die bestaat uit een langere oefenperiode ’s morgens en ’s avonds en een herhaling op elk heel uur. Wat daarbij ontbrak waren de regelmatige herhalingen tussendoor, waaraan daarvóór zoveel belang werd gehecht. Nu worden deze frequente herhalingen weer aan de instructies toegevoegd, zodat we, ter voorbereiding op Deel II, beschikken over de complete viervoudige oefenstructuur: ‘s morgens en ’s avonds stille tijd, op elk heel uur een herhaling, frequente herhalingen tussendoor en antwoord op verleidingen.
In deze laatste herhaling worden tijdens de oefensessies geen woorden meer gebruikt. We herhalen het idee van de dag en het centrale thema en worden dan stil, zonder woorden en gedachten. Dit helpt ons om “in een hoger tempo en langs een korter pad te komen tot de vrede en sereniteit van God” (WdI.hVI.In.4:2). Het helpt ons ook om ons voor te bereiden op de vormloosheid van Deel II.
Het is mogelijk dat God tot ons komt in de gedaante van de Heilige Geest, die ons inspireert om op een speciale manier te oefenen. Hij kan ons ook, zoals de laatste lessen zeggen, een woord of een gedachte geven om ons te helpen, of alleen maar stilheid en een rustige, open denkgeest (WdII.361-365.1:3). Als Hij ons naar een bepaalde oefenvorm leidt is dat prima. Anders wachten we in stilte. In overeenstemming met dit vertrouwen in de Heilige Geest vraagt Jezus ons elke oefenperiode in Zijn Handen te leggen en deze volledige herhaling aan Hem te wijden.