Meditatie in Een cursus in wonderen
Reeds eeuwenlang wordt meditatie door zoekers overal ter wereld beschouwd als de koninklijke weg naar God. Ze is gebruikt door Hindoe-goeroes, christelijke mystici, Soefimeesters en door de Boeddha zelf. Omdat veel mensen die Een cursus in wonderen als spiritueel pad hebben gekozen, zich daarvóór verdiept hebben in tradities die voorstander zijn van meditatie, vragen ze zich af welke plaats meditatie inneemt in de Cursus.
Er gaan in de Cursus-gemeenschap veel antwoorden rond op deze vraag. Een daarvan zegt dat de Cursus geen meditatie onderwijst, maar dat we tijdens het werken met de Cursus elke meditatietechniek kunnen gebruiken die we elders hebben opgepikt. Een ander antwoord luidt dat meditatie duidelijk aanwezig is in de Cursus, omdat elke vorm van innerlijke beoefening beschouwd kan worden als meditatie. Weer een ander zegt dat het Werkboek meditatieoefeningen aanbeveelt, maar dat het niet nodig is om daarmee door te gaan als we het Werkboek hebben doorgewerkt, omdat meditatie geen vast onderdeel is van het leerplan van de Cursus.
Ook ik heb mij afgevraagd welke rol meditatie speelt in de Cursus. Voordat de Cursus op mijn pad kwam had ik veel verschillende meditatietechnieken uitgeprobeerd. Hoewel ze van elkaar verschilden, hadden ze één ding gemeen: concentratie en het zuiveren van de geest – of hem op z’n minst losmaken van zijn gebruikelijke inhoud – zodat een hogere bewustzijnsstaat kan worden bereikt.
Toen de Cursus op mijn pad kwam zocht ik dus naar iets dergelijks. En het duurde niet lang voordat ik het vond. Het werd geïntroduceerd in les 41 van het Werkboek. Deze les schildert eerst een beeld van de denkgeest. Ze legt uit dat diep in onze denkgeest alles wat volmaakt is, klaar is om door ons heen naar de wereld uit te stralen (WdI.41.3:1). Deze innerlijke plaats van volmaaktheid wordt echter verduisterd door een zware wolk van waanzinnige gedachten (WdI.41.5:2). Om dit te begrijpen kun je je de denkgeest voorstellen als een cirkel. Aan de randen van deze cirkel bevindt zich je normale, oppervlakkige bewustzijn, gevuld met wolken van waanzinnige gedachten. In het centrum van de cirkel bevinden zich je ware Zelf en God.
Na deze beschrijving van de denkgeest vervolgt de les: “Vandaag zullen we onze eerste echte poging doen voorbij deze zware, donkere wolk te komen en er doorheen te gaan naar het licht daarachter” (WdI.41.5:3). We worden uitgenodigd voor een nieuwe oefenvorm, bedoeld om toegang te krijgen tot die diepe plaats in onszelf. Ons wordt gevraagd om onze langere oefenperioden te beginnen met het herhalen van het idee van de dag en vervolgens te proberen nergens meer aan te denken. Daarna proberen we een gevoel van inkeer tot onszelf te krijgen en door de dichte wolken van nutteloze gedachten heen te gaan, naar die diepe plaats in onze denkgeest waar God verblijft.
Met andere woorden: deze les geeft instructies voor meditatie. Evenals bij de traditionele meditatiebeoefening gaat het om concentratie en het zuiveren van de denkgeest, in een poging om in contact te komen met een hogere staat van bewustzijn. En deze instructies zijn niet voor eenmalig gebruik, zoals blijkt uit het volgende citaat:
Het is heel goed mogelijk God te bereiken ..... De weg zal zich voor jou openen als je gelooft dat het mogelijk is. Deze oefening kan verbluffende resultaten opleveren, zelfs al bij de eerste poging, en heeft vroeg of laat altijd succes. Op de bijzonderheden van dit soort oefening zullen we later verder ingaan (WdI.41.8:1,4-6).
De instructies met betrekking tot deze “bijzonderheden” beginnen drie lessen later, in les 44:
Vandaag gaan we proberen dat licht te bereiken. Voor dit doel zullen we een vorm van oefening gebruiken die al eerder is aangeraden en die we steeds vaker zullen aanwenden. Deze vorm is voor de ongedisciplineerde denkgeest bijzonder moeilijk; ze belichaamt een hoofddoel van de training van de denkgeest. Ze vereist precies datgene wat de ongeoefende denkgeest mist. Toch moet deze training worden volbracht als je wilt zien (WdI.44.3:1-5).
Daarna volgen dezelfde instructies als bij les 41: We herhalen het idee van de dag en verzinken in onszelf, voorbij alle storende gedachten naar het licht binnenin ons. Deze zelfde “vorm van oefening” wordt herhaald in les 45, 47, 49 en 50. Daarna wordt deze oefening, zoals de bovenstaande tekst zegt, steeds vaker aangewend en uiteindelijk het hoofdbestanddeel van de praktijkbeoefening van het Werkboek.
De Cursus onderwijst dus meditatie. Niet zodanig dat elk soort innerlijke beoefening als meditatie kan worden beschouwd, maar als een meditatievorm die overeenkomt met de zienswijze van de oude, grote spirituele tradities van de wereld.
Hoe komt het dat veel Cursusstudenten dat niet opmerken? Daar zijn volgens mij twee redenen voor. Ten eerste gebruiken de lessen nooit het woord “meditatie”. Ze spreken over “dit soort oefening” of “deze vorm van oefening”. Daardoor zien we niet meteen dat het om meditatie gaat. Ten tweede besteden veel Cursusstudenten volgens mij onvoldoende aandacht aan de oefeninstructies. Want als ze dat wel zouden doen, zouden ze begrijpen dat hen wordt geleerd om te mediteren, ook al wordt dat woord niet gebruikt.
Hoogstwaarschijnlijk vermijdt de Cursus dit woord omdat hij een speciale meditatievorm aanbeveelt. Om op die manier te leren mediteren kocht ik in 1986 een cassettebandje met de titel: ”Het heilig ogenblik”. Het bandje bevatte een meditatie van een half uur, op basis van een aantal meditatie-instructies uit de Cursus. Ik dacht dat deze tape precies was wat ik nodig had om de meditatietechniek van de Cursus te leren. Maar helaas werkte het niet zo. Als ik de instructies opvolgde om in mezelf te keren en te verzinken, eindigde ik meestal met het gevoel dat mijn bewustzijn in mijn maag zat. En dat was allesbehalve een spiritueel gevoel. Het was eerder ongemakkelijk en desoriënterend. Ik stopte dus met het gebruik van de tape en keerde terug tot een techniek die ik eerder had gebruikt en waar ik me prettiger bij voelde: het overstijgen van mijn lichaam, in plaats van erin te verzinken, zoals het Werkboek adviseerde. Naar boven gaan in plaats van naar beneden, gaf me meer het gevoel dat ik werd opgetild naar een hoger niveau. Het voelde in elk geval beter dan vast komen te zitten in mijn lever.
Jaren gingen voorbij zonder dat ik de meditatiemethode van de Cursus gebruikte. Ik nam aan dat die niets voor mij was. Maar uiteindelijk keerde ik er toch naar terug.
Ik oefende weer met het Werkboek en deed dat deze keer intensiever dan de keren daarvóór. Mijn “opstijgings-meditatie” bezorgde me al enige tijd spanningshoofdpijn en maakte me prikkelbaar – en dat is niet wat het Werkboek beoogt. Ik besloot dus om het “tot mezelf inkeren en verzinken” een nieuwe kans te geven. Mijn spanning en prikkelbaarheid verdwenen, maar ik bleef verwarring voelen over de techniek en de resultaten waren wisselend.
En toen, op een ochtend, beleefde ik een doorbraak. Ik had inmiddels les 41 bereikt en ik besloot: “Deze keer wil ik het onder de knie krijgen”. Toen ik de les las, werd ik getroffen door een bepaalde zin: “Probeer heel diep je eigen denkgeest binnen te gaan”. En ineens viel het muntje. Het is niet de bedoeling om in je lichaam te verzinken, maar in je denkgeest. Natuurlijk wist ik dat al heel lang, maar zonder het te beseffen was ik blijven proberen om mijn lichaam binnen te gaan, in plaats van mijn denkgeest.
“Probeer heel diep je eigen denkgeest binnen te gaan”... Eindelijk begreep ik het! In mijn denkgeest bevindt zich een centrum, een kern, het meest innerlijke deel van mijn zijn. Dat is wat we proberen te vinden en dat heeft helemaal niets te maken met het lichaam.
Als je hier contact mee wilt krijgen, sluit nu dan even je ogen en stel je voor dat je geen lichaam hebt. Je bent uitsluitend geest, een niet-lichamelijke denkgeest. Herhaal, terwijl je je dat voorstelt, keer op keer: “Probeer heel diep je eigen denkgeest binnen te gaan”.
Werkt het? Had je, al was het maar heel even, het gevoel dat je inderdaad heel diep je eigen denkgeest binnen kunt gaan, of je nu wel of niet een lichaam hebt? Bij mij werkte het eindelijk, die morgen toen ik les 41 oefende. Toen ik mijn ogen dichtdeed en die ene zin begon te herhalen, kreeg ik ineens het gevoel dat ik zachtjes steeds dieper naar het centrum van mijn zijn werd geduwd. Het was een ervaring die volkomen anders was dan bij al mijn vorige meditaties. Het was niet spectaculair, het was veel dieper en rustiger dan ik ooit had meegemaakt.
Sinds die morgen is deze meditatie de basis van mijn dagelijkse beoefening en van mijn leven. Een dag zonder deze stille tijd verloopt altijd veel moeizamer. Het werkt voor mij beter dan alle andere technieken die ik in mijn leven heb toegepast. Als je het nog niet geprobeerd hebt, beveel ik je van harte aan om ermee te beginnen. De volgende instructies, die ik uit verschillende Werkboeklessen heb gehaald, kunnen je daar mogelijk bij helpen.
Ik hoop dat deze op de Cursus gebaseerde meditatievorm voor jou even vruchtbaar zal zijn als voor mij.
OP DE CURSUS GEBASEERDE MEDITATIE:
Verzinken in je denkgeest
Waar vind je de instructies?
In les 41 en 44, waar het “onze eerste echte poging” wordt genoemd om het licht in jezelf te bereiken, “een hoofddoel van de training van de denkgeest” en een oefenvorm “die we steeds vaker zullen aanwenden”. Na deze beide lessen wordt deze meditatievorm het hoofdbestanddeel van de Werkboekoefeningen.
Drie onderdelen:
Ik vind het behulpzaam om de meditatieoefening te verdelen in drie onderdelen, waarvan het eerste het basisproces beschrijft, dat wordt ondersteund door het tweede en derde onderdeel.
1. Verzink diep in het centrum van je denkgeest.
Herhaal enkele keren het idee van de dag en laat het dan los. Maak je denkgeest vrij van alle gebruikelijke gedachten en probeer in het centrum van je denkgeest te verzinken. Zink naar beneden en naar binnen, naar de waarheid in jezelf, je kern, het centrum van je wezen. Mijn favoriete zin daarbij is: “Probeer heel diep je eigen denkgeest binnen te gaan”.
Verzinken in dit stille centrum is het enige doel van deze methode, niet het gebruik van specifieke woorden of mantra’s, het herhalen van zinnen, je concentreren op je ademhaling of proberen je geest gedachteloos te houden.
Houd in gedachten dat het niet de bedoeling is om je te concentreren op een bepaalde plaats in je lichaam of op iets anders in de fysieke ruimte. De bedoeling is om naar het centrum van je denkgeest te gaan. Probeer je lichaam te vergeten en jezelf te zien als pure denkgeest.
Herhaal heel langzaam het idee van vandaag.
Doe daarna geen enkele moeite aan iets te denken.
Probeer in plaats daarvan een gevoel van inkeer tot jezelf te krijgen, voorbij alle nutteloze gedachten van de wereld.
Probeer heel diep je eigen denkgeest binnen te gaan, en houd die vrij van alle gedachten die je aandacht zouden kunnen afleiden. (WdI.41.6)
Probeer in je denkgeest te verzinken, waarbij je alle mogelijke afleiding en storing loslaat door daar voorbij rustig dieper te verzinken.
Jouw denkgeest kan hierin niet worden tegengehouden, tenzij jij dat verkiest.
Hij volgt slechts zijn natuurlijke koers (WdI.44.7).
Probeer diep in je denkgeest een plek van ware veiligheid te bereiken. Je zult weten dat je die hebt bereikt als je een gevoel van diepe vrede ervaart, hoe kort ook (WdI.47.7).
Je kunt het idee van tijd tot tijd herhalen als jou dat helpt.
Maar probeer bovenal in jezelf te verzinken, weg van de wereld en al haar dwaze gedachten.
Je probeert verder te reiken dan al deze dingen.
Je probeert uiterlijke schijn achter je te laten en nader te komen tot de werkelijkheid (WdI.41.7).
Laat alle onbenulligheden los die aan de oppervlakte van je denkgeest borrelen en kolken, en reik in de diepte daaronder naar het Koninkrijk der Hemelen.
Er is een plaats in jou waar volmaakte vrede heerst.
Er is een plaats in jou waar niets onmogelijk is.
Er is een plaats in jou waar de kracht van God verblijft (WdI.47.7).
2. Gebruik concrete methoden om je denkgeest terug te roepen als hij afdwaalt.
Om je meditatie succesvol te maken is het essentieel om niet af te dwalen. Dat vraagt de bereidheid om je denkgeest keer op keer terug te roepen. De Cursus zegt: “doe dit zo vaak als nodig is. Je zult er zeker bij winnen als je weigert in afzijdigheid [slaperigheid] te vluchten, zelfs als je de vrede die je zoekt niet ervaart” (WdI.74.6).
Hier volgen twee manieren om je denkgeest terug te roepen als hij afdwaalt:
1) Herhaal het idee van de dag. Dit is de meeste gebruikte manier in het Werkboek.
2) Herhaal: “Deze gedachte wil ik niet. In plaats daarvan kies ik ..... (herhaal het idee van de dag)” (WdI.hVI.In).
3. Houd een hoger doel in gedachten.
Deze meditatietechniek is zeer flexibel met betrekking tot de vorm. Je kunt visualiseren dat je door een laag wolken naar het licht gaat (les 69); of door kolkend water naar een vredige diepte reikt (les 47); of een deur diep in je denkgeest opent (les 131). De vorm die je gebruikt is niet belangrijk. De intentie waarmee je je doel probeert te bereiken is echter cruciaal.
Hoewel voor deze vorm van oefening geen bijzondere aanpak wordt bepleit, is het nodig dat je gevoel krijgt voor het belang van wat je doet, voor de onschatbare waarde hiervan voor jou, en beseft dat je iets heel heiligs beproeft (WdI.44.8).
Voor dit soort oefening is maar één ding nodig: benader het zoals je een altaar benaderen zou dat in de Hemel aan God de Vader en God de Zoon is gewijd. Want zodanig is de plaats die jij probeert te bereiken (WdI.45.8).
De volgende mentale houdingen ten opzichte van de meditatieoefeningen worden in de Cursus het meest aanbevolen. Ik vind het behulpzaam om mij daar aan het begin van mijn meditaties een voor een op te concentreren:
- VERTROUWEN, omdat God wil dat je deze plaats in jezelf bereikt – en jij ook.
- VERLANGEN, omdat het bereiken van deze plaats het liefste is wat je wilt.
- Gevoel voor het BELANG van wat je doet, omdat dit jouw verlossing is en die van de wereld.
- Besef van HEILIGHEID, omdat het bereiken van deze plaats in jezelf iets heiligs is.