Les 276
(3 oktober)
Het is mij gegeven Gods Woord te spreken.
1. Wat is het Woord van God? ‘Mijn Zoon is zuiver en heilig als Ikzelf.’ En zo werd God Vader van de Zoon die Hij liefheeft, want zo werd hij geschapen. Dit is het Woord dat Zijn Zoon niet samen met Hem geschapen heeft, omdat in dit Woord Zijn Zoon werd geboren. Laten we Zijn Vaderschap aanvaarden en alles wordt ons gegeven. Ontken dat we in Zijn Liefde werden geschapen en we ontkennen ons Zelf, en zullen onzeker zijn over Wie wij zijn en Wie onze Vader is, en met welk doel we zijn gekomen. En toch hoeven we slechts Hem te erkennen die ons bij onze schepping Zijn Woord gegeven heeft, om ons Hem te herinneren en zo ons Zelf in herinnering te brengen.
2. Vader, Uw Woord is het mijne. Dit nu wil ik tot al mijn broeders spreken, die mij gegeven zijn om hen als de mijnen te koesteren, zoals ik door U bemind ben, gezegend en verlost.
Toelichting:
“Gods Woord” wordt in Een cursus in wonderen gedefinieerd als “Mijn Zoon is zuiver en heilig als Ikzelf” (1:2). Op andere plaatsen wordt het omschreven als: “Ik ben zoals God mij geschapen heeft” (onder andere WdI.94.t; WdI.110.t). Wij zijn geschapen door dit Woord. Zoals de Bijbel zegt: Hij sprak, en het was er (Gen.1:3-29), zo sprak God ook: “Mijn Zoon is zuiver en heilig als Ikzelf”. En de Zoon, even zuiver en heilig als Hij, was er. Gods Gedachte is Zijn scheppende daad van Vaderschap. Dat is onveranderd en onveranderlijk van kracht. Ik kan mijn Zelf niet anders maken dan zoals Hij het geschapen heeft.
Laten we Zijn Vaderschap aanvaarden en alles wordt ons gegeven (1:5).
Het horen van Zijn Woord betekent het aanvaarden van Zijn Vaderschap, het aanvaarden van het feit dat we in Zijn Liefde geschapen zijn en niet anders kunnen zijn dan zoals Hij ons schiep. Het is het aanvaarden van de Verzoening (H22.1:6), het onbetwistbare feit dat ik – dat wil zeggen mijn ware Zelf, niet het egobeeld dat ik van mezelf heb – even zuiver en heilig ben als God Zelf.
Dit nu wil ik tot al mijn broeders spreken, die mij gegeven zijn om hen als de mijnen te koesteren, zoals ik door U bemind ben, gezegend en verlost (2:2).
Wat ik naar mijn broeders en zusters wil communiceren is dat zij deze zuiverheid en heiligheid met mij delen. Mijn grieven, mijn oordelen en mijn kritiek communiceren schuld. Mijn vergeving communiceert onschuld.
Vader, laat me zien hoe ik vandaag de Verzoening kan communiceren; laat me zien hoe ik, in woord en daad, Gods Woord kan spreken: “Jij bent zuiver en heilig als God Zelf”.
Christus is de Zoon van God zoals Hij Hem geschapen heeft. Hij is het Zelf dat wij delen (WdII.6.1:1-2).
Dit is het enige deel van jou dat in waarheid werkelijkheid bezit. De rest zijn dromen (WdII.6.3:2-3).
Oefeninstructies:
DOEL
De Inleiding op Deel II van het Werkboek klinkt alsof we voor de rest van het jaar proberen het eind van onze spirituele reis te bereiken: “Dit jaar heeft ons tot de eeuwigheid gebracht” (10:8). Het Handboek voor leraren beschrijft in hoofdstuk 16 een bescheidener doel: het bereiken van een punt waarop we oefenen vanuit onze eigen motivatie en inspiratie en niet omdat een boek ons aanraadt dat te doen. Dat betekent dat onze beoefening verandert van een opdracht in een levenswijze. Ik denk dat het goed is deze beide doelen te combineren. We moeten streven naar de eeuwigheid, omdat we, door de lat hoog te leggen, verder komen dan wanneer we dat niet doen, zelfs als dat alleen maar betekent dat we het Werkboek niet meer nodig hebben.
Deel II, dat geen instructies voor de dagelijkse beoefening meer bevat, is een belangrijke stap in die richting. Wanneer je beoefening opbloeit in plaats van verdort, ben je dicht bij het doel van het Werkboek: het overbodig worden ervan.
Met andere woorden: we moeten ernaar streven los te komen van tijd en ruimte, zodat we dit doel kunnen bereiken.
LEZEN VAN DE LESSEN
De lessen van Deel II zijn anders dan die van Deel I. Na het idee van de dag volgen slechts twee alinea’s, beide in de eerste persoon (ik of wij), die het idee van de dag uitbreiden en toelichten. Hierdoor lijken de lessen van Deel II op de meeste herhalingen van Deel I, waar het idee van de dag wordt gevolgd door een “bijbehorende toelichting” (WdI.hI.In.2:3,3:3), die geschreven is in de eerste persoon en een uitbreiding is van het idee. In de Herhalingen zijn deze bijbehorende toelichtingen onderdeel van de oefening. We lezen ze enkele keren, denken erover na, herhalen ze bij onszelf en “proeven” elk woord. De bedoeling is ze ons eigen te maken, daarom zijn ze geformuleerd alsof het onze eigen woorden zijn. We verbinden ons er zodanig mee dat het meer oefenen dan lezen wordt.
Het is goed om de bijbehorende toelichtingen in Deel II op dezelfde manier te gebruiken. De Inleiding verwijst daar ook naar. Ze spreekt over lezen als een oefening (2:1), een inleiding tot “perioden van woordeloze, diepe ervaring die daarop zouden moeten volgen” (11:2). Als praktische oefening kunnen de twee alinea’s van elke les op de volgende manier worden gebruikt:
- De toelichting op het idee:
Lees deze alinea langzaam een aantal keren en stel je voor dat dit werkelijk je eigen gedachten zijn. Benadruk eventueel de woorden “ik”, “mij” en “mijn”.
- Het gebed:
OCHTEND- EN AVOND MEDITATIE
Deze langere oefenperioden zijn bedoeld als Open Mind meditatie, dus neem de tijd die je nodig hebt voor het gewenste resultaat. Begin met het herhalen van het idee van de dag, maar doe dit op een speciale manier: als een uitnodiging aan God om tot je te komen: “We zeggen de uitnodigende woorden die Zijn Stem ons ingeeft en dan wachten we op Zijn komst” (4:6). Nadat je deze woorden hebt herhaald, wacht je in verwachtingsvolle stilte. Wachten betekent gewoonlijk dat je lichamelijk stil zit of staat, in afwachting van de een of andere gebeurtenis. Hier gaat het echter ook om mentale stilte, in afwachting van een wonderbaarlijke gebeurtenis: het ervaren van God in je denkgeest. Wacht daar als het ware met ingehouden adem op. Wacht in het vertrouwen dat “de Godsherinnering schemert aan de wijde horizonten van onze denkgeest” (9:5). Je wacht dus bewegingloos, maar zeer alert. Je wachten moet vervuld zijn van de verwachting “dat onze Vader Zichzelf openbaart, zoals Hij heeft beloofd” (3:3). Met andere woorden: je wachten is gebaseerd op het vertrouwen dat God Zijn beloften na zal komen. Hij heeft je beloofd dat Hij komt als je daar om vraagt. Probeer zonder gebruik van woorden in deze meditatieve staat te blijven. Als je gedachten afdwalen herhaal dan het idee van de dag, om jezelf terug te brengen naar de staat van zwijgend wachten. “We zullen die gedachte gebruiken om onze denkgeest zo nodig te kalmeren” (3:1).
Wanneer je de Open Mind meditatie te moeilijk vindt of wanneer deze niet het gewenste resultaat oplevert, gebruik dan eventueel de Naam-van-God meditatie, zoals bijvoorbeeld Les 222 aangeeft: “Vader, we hebben geen andere woorden op onze lippen en in onze denkgeest dan Uw Naam, nu wij in stilte in Uw Tegenwoordigheid komen en vragen om even in vrede te mogen rusten bij U” (WdII.222.2:1). (Zie ook de oefeninstructies bij les 183, 184 en Naam van God meditatie.
UURLIJKSE HERINNERING
Een of twee minuten op het hele uur (of korter wanneer dat vanwege de omstandigheden niet mogelijk is). Doe een korte versie van de ochtendmeditatie: herhaal het idee als een uitnodiging aan God en wacht in woordeloze stilte op Zijn komst.
REGELMATIGE HERHALINGEN
Herhaal het idee van de dag zo vaak mogelijk: “Herhaal het, en laat je denkgeest een kort moment in stilte en vrede verpozen” (WdI.hIII.In.10:5).
ANTWOORD OP VERLEIDINGEN
Zodra je in de verleiding komt om je doel te vergeten:
Herhaal het idee om God aan te roepen teneinde deze verleiding te laten verdwijnen (2:9, 10:2).
Als je ergens door van streek raakt, stel dan vast welke behoefte achter dat gevoel zit en zeg: “Ik denk dat ik ..... nodig heb, maar ik heb niets nodig dan de waarheid.”
LEZEN VAN DE “WAT IS DE CHRISTUS”-TEKST
Lees vóór de ochtend- of avondoefening de “Wat is de Christus”- tekst die aan de orde is. Lees dit niet oppervlakkig, “ze dienen langzaam gelezen en even overdacht te worden” (11:4).
OEFENSUGGESTIE
De volgende visualisatie is geïnspireerd op deze les:
Stel je voor dat je naar het Midden-Oosten bent gereisd en je diep in de woestijn bevindt.
Je bent hierheen gekomen om een oude tempel te bezoeken, waar een heilige relikwie wordt bewaard.
Zie jezelf voor die tempel staan. Misschien is het een van die tempels die uitgehouwen zijn in een rotswand.
Als je de tempel binnengaat, kom je in een grote ruimte met een hoog plafond.
Door een aantal kieren vallen strepen zonlicht.
Aan de andere kant van deze ruimte bevindt zich een trap.
Loop daar naar toe.
Als je de trap op gaat voel je blijde verwachting in je opkomen over wat je zo dadelijk te zien krijgt: het oeroude voorwerp waarvoor je deze lange reis hebt ondernomen. Boven aan de trap is een gang. Loop deze gang door, totdat je een oud, zwaar gordijn bereikt.
Aan de andere kant van dit gordijn bevindt zich het innerlijk heiligdom van de tempel, het heilige der heiligen.
Blijf even staan en denk na over wat je in de ruimte aan de andere kant van het gordijn aan zult treffen.
In die ruimte bevinden zich de Stenen Tafelen waarin God in de tijd van Mozes Zijn Woord heeft gekerfd.
Welk voorwerp kan heiliger zijn?
Schuif het gordijn opzij en daar, in het midden van de ruimte, die vol staat met brandende kaarsen, liggen de Stenen Tafelen.
Loop er langzaam naar toe en lees de woorden die God er lang geleden in heeft gekerfd.
Er staat: “Mijn Zoon, bekend als .....” en tot je verbazing zie je daar je eigen naam staan, “is even zuiver en heilig als Ikzelf”.
Je staart naar die woorden en kunt nauwelijks geloven wat je ziet.
Dit is Gods Woord voor de mensheid, Zijn boodschap voor vele eeuwen.
Lees de woorden nog eens: “Mijn Zoon, bekend als [je naam] is even zuiver en heilig als Ikzelf”. Probeer deze woorden diep in je op te nemen. Laat de omvang van deze waarheid op je inwerken. Laat haar als een golf van bewustzijn over je heen spoelen.
Kijk dan om je heen en zie dat de wanden van de ruimte bekleed zijn met andere Stenen Tafelen.
Loop daar naar toe om ze te bekijken.
Zie dat op elke steen diezelfde tekst staat, met alleen telkens een andere naam, de naam van iemand die je kent.
Loop langzaam rond, kijk naar elke steen, en lees de namen van de mensen in je leven: “Mijn Zoon bekend als [naam], is even zuiver en heilig als Ikzelf”.
Ga dan terug naar de Stenen Tafelen in het midden van de ruimte en kijk nog eens naar de tekst met jouw eigen naam.
Maak je dan klaar om deze heilige ruimte te verlaten, terwijl je beseft dat wat je hier gezien hebt een heilige ervaring is, die je voorgoed zal veranderen.
Loop dan naar het gordijn en als je daarvóór staat realiseer je je dat je leven is veranderd.
Als je zo dadelijk dit gordijn opzij schuift en deze ruimte verlaat, is het je taak om de boodschap, die je hier gevonden hebt, aan de wereld te brengen. Niet door te vertellen over de waarheid die je hebt ontdekt, maar door deze waarheid over te dragen door de manier waarop je met anderen omgaat.
Zeg: “Het is mij gegeven Gods Woord te spreken, met mijn lippen, mijn handen, mijn ogen, mijn daden, mijn leven, mijn liefde”.
•••
SAMENVATTING
- Lees de toelichting langzaam en alsof het je eigen woorden zijn.
- Bid het gebed, eventueel meerdere keren.
- ’s Morgens en ’s avonds: Herhaal het idee en mediteer daarna enige tijd.
- Elk heel uur: Herhaal het idee en breng enkele momenten door in stilte.
- Regelmatige herhalingen: Herhaal het idee gedurende de dag zo vaak mogelijk.
- Antwoord op verleidingen: Herhaal het idee om je vrede te herstellen zodra deze verstoord raakt en/of je het doel uit het oog verliest.
- Lees één keer per dag langzaam en aandachtig de “Wat is de Christus”- tekst.
Wat is de Christus 6:
Deel 6: WdII.6.3:4
1. Christus is de Zoon van God zoals Hij Hem geschapen heeft. Hij is het Zelf dat wij delen, dat ons met elkaar verenigt, en tevens met God. Hij is de Gedachte die nog steeds woont in de Denkgeest die Zijn Bron is. Hij heeft Zijn heilige woning niet verlaten, noch de onschuld verloren waarin Hij geschapen werd. Hij woont voor eeuwig onveranderd in de Denkgeest van God.
2. Christus is de schakel die jou in eenheid houdt met God en er borg voor staat dat de afscheiding niet meer is dan een illusie van wanhoop, want hoop zal eeuwig in Hem verblijven. Jouw denkgeest maakt deel uit van de Zijne en de Zijne van die van jou. Hij is het deel waarin Gods Antwoord ligt, waarin alle beslissingen al genomen en dromen voorbij zijn. Hij blijft onaangeroerd door wat de ogen van het lichaam ook zien. Want hoewel Zijn Vader in Hem het middel voor jouw verlossing heeft geplaatst, blijft Hij toch het Zelf dat, zoals Zijn Vader, van geen zonde weet.
3. Als woning van de Heilige Geest, en thuis alleen in God, blijft Christus vredig in de Hemel van jouw heilige denkgeest. Dit is het enige deel van jou dat in waarheid werkelijkheid bezit. De rest zijn dromen.
"Maar deze dromen zullen aan Christus worden gegeven om in het aanschijn van Zijn glorie te vervliegen en jouw heilige Zelf, de Christus, eindelijk aan jou te openbaren."
4. Vanuit de Christus in jou reikt de Heilige Geest naar al jouw dromen en nodigt die uit tot Hem te komen, om in waarheid te worden omgezet. Hij zal ze inruilen voor de laatste droom, die God heeft aangewezen als het eind der dromen. Want wanneer vergeving op de wereld rust en vrede over iedere Zoon van God gekomen is, wat kan er dan nog zijn dat dingen gescheiden houdt, want wat blijft er nog te zien behalve Christus’ gelaat?
5. En hoe lang zal dit heilige gelaat te zien zijn, wanneer het slechts het symbool is dat de leertijd nu voorbij is, en het doel van de Verzoening eindelijk is bereikt? Dus laten we daarom proberen het gelaat van Christus te vinden en naar niets anders te kijken. Wanneer we Zijn heerlijkheid aanschouwen, weten we dat we geen behoefte meer hebben aan leren, aan waarneming of aan tijd, of aan iets anders dan het heilig Zelf, de Christus die God geschapen heeft als Zijn Zoon.
De rest zijn dromen. Maar deze dromen zullen aan Christus worden gegeven om in het aanschijn van Zijn glorie te vervliegen en jouw heilige Zelf, de Christus, eindelijk aan jou te openbaren (3:3-4).
Misschien denk je nu: “O.K., Christus is het enige werkelijke deel van mij. Al het andere, alles wat ik het grootste deel van de tijd denk te zijn, is een droom. Maar deze droom lijkt heel erg werkelijk te zijn. Wat doe ik daar in vredesnaam mee?” Deze vraag wordt beantwoord in vier woorden: ze zullen “aan Christus worden gegeven”. De Cursus vraagt ons vaak op allerlei manieren om dit te doen, zoals onze duisternis naar het licht brengen, of onze fantasie naar de waarheid, of illusies naar de werkelijkheid. Wij, in onze verwardheid, kunnen de waarheid over onszelf en anderen niet zien, omdat we verblind zijn door onze illusies. De Heilige Geest werd geschapen om voor ons de waarheid te zien, totdat we deze voor onszelf kunnen zien (T17.II.1:6-8). Hij vertegenwoordigt Christus voor ons, in ons. Wij brengen onze dromen naar Hem, en Hij zet deze om in waarheid (4:1).
Concreet betekent dit dat we, wanneer we ons ervan bewust worden dat we de dingen zien vanuit het standpunt van het ego van afscheiding en aanval, deze zienswijze aan moeten bieden aan de Heilige Geest in onze denkgeest en moeten zeggen: “Zo zie ik de dingen, toon me hoe U ze ziet. Ik ben bereid ze anders te zien”. Onze gebruikelijke (lees ego-istische) reactie, wanneer we in onze denkgeest duistere gedachten ontdekken zoals boosheid, jaloezie, zelfmedelijden en wanhoop, is deze te verbergen en te veroordelen – als we ons er tenminste niet zo volledig mee hebben geïdentificeerd dat we er blind voor zijn geworden. Omdat we ons schamen over dergelijke gedachten proberen we ze onder het tapijt te vegen en net te doen alsof ze er niet zijn. Daarmee zijn ze echter niet verdwenen, ze gaan alleen maar ondergronds. De Cursus zegt dat we bijvoorbeeld speciale liefdesrelaties zoeken om onze haat te compenseren:
Je kunt haat niet beperken. De speciale liefdeerelatie zal die niet neutralie seren, maar hem gewoon ondergronds doen gaan, weg uit het zicht. Het is van wezenlijk belang hem in het zicht te brengen, en geen enkele poe ging te doen hem te verbergen (T16.IV.1:5-7).
Het verbergen van onaangename gedachten is ontkenning en dit leidt rechtstreeks tot projectie: we zien anderen onze verborgen gedachten in praktijk brengen. Dat is wat er gebeurt wanneer we verstoord raken en onze vrede verliezen door de vergissingen van anderen (T17.I.6:5). Wanneer we geen poging doen om ons eigen ego te verbergen, maar bereid zijn het naar het licht te brengen waarin het kan verdwijnen, is het verdwenen. We hoeven niet te begrijpen hoe dit gebeurt, want wij doen het niet; de Heilige Geest doet het (T17.I.6:3-4). Het enige waar we ons om hoeven te bekommeren is onze bereidheidwilligheid om het te laten gebeuren. Wanneer de illusies die de waarheid verbergen verdreven zijn zal ons heilige Zelf, de Christus, eindelijk aan ons geopenbaard worden (3:4).