Les 199
(18 juli)
Ik ben niet een lichaam. Ik ben vrij.
1. Vrijheid is absoluut onmogelijk, zolang jij een lichaam als jouzelf beschouwt. Het lichaam is een beperking. Wie in een lichaam naar vrijheid zoekt, zoekt die waar ze niet kan worden gevonden. De denkgeest kan worden bevrijd wanneer die zichzelf niet langer als in een lichaam ziet, hecht daaraan gebonden en door de aanwezigheid ervan beschut. Was dit de waarheid, dan zou de denkgeest inderdaad kwetsbaar zijn!
2. De denkgeest die de Heilige Geest dient is in alle opzichten voor eeuwig onbegrensd, verheven boven de wetten van tijd en ruimte, niet gebonden aan enig vooroordeel, en vol van de kracht en de macht alles te doen wat hem wordt gevraagd. Aanvalsgedachten kunnen in zo’n denkgeest geen toegang vinden, omdat hij aan de Bron van liefde is gegeven, en angst kan nooit doordringen in een denkgeest die zichzelf aan liefde verbonden heeft. Hij rust in God. En wie kan bang zijn, als hij in Onschuld leeft en louter liefheeft?
3. Het is voor jouw vooruitgang in deze cursus van wezenlijk belang dat jij het idee van vandaag accepteert en dat het jou heel dierbaar is. Bekommer je er niet om dat dit voor het ego volslagen krankzinnig is. Voor het ego is het lichaam dierbaar, omdat het erin huist en met het huis dat het gemaakt heeft verbonden leeft. Het maakt deel uit van de illusie die het heeft afgeschermd tegen de ontdekking dat het zelf illusie is.
4. Hier verbergt het zich en hier kan het worden gezien als wat het is. Proclameer jouw onschuld en je bent vrij. Het lichaam verdwijnt, omdat jij het niet meer nodig hebt, afgezien van de noodzaak die de Heilige Geest erin ziet. Daarvoor verschijnt het lichaam als bruikbare vorm voor wat de denkgeest te doen staat. Zo wordt het een voertuig dat helpt om vergeving uit te breiden tot het allesomvattende doel dat ze dient te bereiken overeenkomstig Gods plan.
5. Koester het idee van vandaag, en oefen het vandaag en elke dag weer. Maak het tot onderdeel van elke oefenperiode die je houdt. Er is niet één gedachte die daardoor niet aan kracht wint om de wereld te helpen, en niet één die niet ook wint aan extra geschenken voor jou. Met dit idee laten we over heel de wereld de vrijheidsroep weerklinken. En zou jij uitgesloten kunnen zijn van het aanvaarden van de geschenken die jij geeft?
6. De Heilige Geest is het thuis van elke denkgeest die vrijheid zoekt. In Hem hebben ze gevonden wat ze zochten. Het doel van het lichaam is nu ondubbelzinnig. En het wordt volmaakt in het vermogen een onverdeeld doel te dienen. Conflictvrij en eenduidig reagerend op de denkgeest, met slechts het idee van vrijheid als zijn doel, dient het lichaam, en dient het bekwaam zijn doel. Zonder de macht iets te kluisteren is het een waardige dienaar van de vrijheid die de denkgeest, in de Heilige Geest, zoekt.
7. Wees vrij vandaag. En neem vrijheid mee als jouw geschenk aan hen die nog geloven dat ze in een lichaam gekluisterd zijn. Wees jij vrij, opdat de Heilige Geest gebruik kan maken van jouw ontsnapping aan slavernij, om de tallozen te bevrijden die zichzelf als gevangen, hulpeloos en bang zien. Laat liefde door middel van jou hun angsten vervangen. Aanvaard nu de verlossing, en geef je denkgeest aan Hem die jou oproept Hem dit geschenk te geven. Want Hij wil jou volmaakte vrijheid en volmaakte vreugde geven, en de hoop die zijn volledige vervulling vindt in God.
8. Jij bent Gods Zoon. Voor eeuwig leef jij in onsterfelijkheid. Wil jij je denkgeest hier niet naar terug doen keren? Oefen dan goed de gedachte die de Heilige Geest jou voor vandaag geeft. Jouw broeders zijn daarin samen met jou verlost, de wereld wordt samen met jou gezegend, Gods Zoon zal niet meer in tranen zijn, en de Hemel zegt dank voor de toename aan vreugde die jouw oefenen daar zelfs brengt. En God Zelf breidt Zijn Liefde en geluk uit, iedere keer dat jij zegt:
Ik ben niet een lichaam. Ik ben vrij. Ik hoor de Stem die God gegeven heeft aan mij, en alleen hieraan gehoorzaamt mijn denkgeest.
Toelichting:
Voor het ego is het idee van vandaag volslagen krankzinnig (3:2), maar het is een van de basisprincipes die de Cursus gebruikt om ons te bevrijden uit onze gevangenschap. Deze les vraagt ons dit idee te koesteren en het “vandaag en elke dag weer” te oefenen (5:1). Ze vraagt ons ook het idee vanaf nu te integreren in elke oefenperiode (5:2).
Laten we eerlijk zijn. Voordat we de Cursus ontmoetten vonden we het lichaam vanzelfsprekend. Als er iets was wat we zeker wisten, dan was het dat we een lichaam waren. Ons lichaam nam in ons leven een heel andere plaats in dan welk ander fysiek object dan ook. Als iemand op een CD stapte, zeiden we: “Hé, je breekt mijn CD!”. Maar als iemand op onze teen ging staan zeiden we: “Hé, je staat op mij!”.
Het lichaam is een deel van ons bewustzijn. “Ik” ben waar mijn lichaam is. We zeggen: “ik eet, ik slaap, ik zit in mijn auto, ik ben ziek”. En steeds bedoelen we met dat “ik” ons lichaam. Zelfs als we de Cursus tien of vijftien jaar lang hebben bestudeerd, zeggen we dergelijke dingen waarschijnlijk nog steeds en zien we uit gewoonte ons lichaam als onszelf.
Zolang het ego – schijnbaar – bestaat heeft het moeite gedaan de denkgeest zodanig te programmeren dat deze zich identificeert met het lichaam. Daarom zal de denkgeest dit niet gemakkelijk loslaten. Het is een mentale gewoonte die veel herprogrammering nodig heeft om weer af te leren. Daarom worden we aangespoord het idee van vandaag op te nemen in onze dagelijkse oefenperioden. Onze identificatie met het lichaam wordt niet doorbroken met een paar eenvoudige herhalingen, omdat we er te sterk in geloven. Ken Wapnick zei: als je eraan twijfelt of je nog steeds gelooft in je identificatie met het lichaam, probeer dan maar eens tien minuten je adem in te houden...
Wat staat ons te doen met betrekking tot het bewustzijn dat we dit onjuiste geloof over onze identiteit koesteren? “Bekommer je er niet om”, zegt deze les (3:2). Net als een hardloper, die traint om zijn eigen record te breken, moeten we ons geen zorgen maken over het feit dat we nog niet zover zijn. We hoeven alleen maar te blijven oefenen en te doen wat nodig is om ons doel te bereiken: beseffen dat we een denkgeest zijn “die zichzelf niet langer als in een lichaam ziet, hecht daaraan gebonden en door de aanwezigheid ervan beschut” (1:4). Dat is de staat van zijn waarin volledige vrijheid wordt gevonden. Wanneer we die staat bereikt hebben zullen we ons in de werkelijke wereld bevinden. Het enige wat ons nu te doen staat is ons in die richting begeven.
Het heilig ogenblik biedt ons een voorproefje van die staat van zijn. In het heilig ogenblik trekt het lichaam zich terug uit ons bewustzijn en zijn we ons bewust van een eenheid die zo uitgestrekt is dat geen enkel lichaam, of een verzameling lichamen, haar kan bevatten. Naarmate we dit vaker ervaren, zal het ons bewustzijn gaan beheersen. We hebben nog steeds een lichaam, maar we beseffen dat we daar niet aan gebonden zijn. Het lichaam wordt een “bruikbare vorm voor wat de denkgeest te doen staat. Zo wordt het een voertuig dat helpt om vergeving uit te breiden tot het allesomvattende doel dat ze dient te bereiken overeenkomstig Gods plan” (4:4-5).
Ironisch genoeg wordt het lichaam steeds perfecter, naarmate we onze denkgeest ervan losmaken: “Het wordt volmaakt in het vermogen een onverdeeld doel te dienen” (6:4). Wanneer het perfectioneren van het lichaam het doel is, zullen we dit nooit bereiken. Het lichaam zal alleen heelheid vinden wanneer ons doel de vereniging met de Heilige Geest is, om samen met Hem vergeving uit te breiden naar alles en iedereen. Dit geeft het lichaam zijn juiste functie. Onze pogingen om vast te houden aan het lichaam verwoesten het, het loslaten ervan maakt het gezond.
Het thuis van de denkgeest is niet het lichaam, dat is de Heilige Geest (6:1). Het doel van onze oefeningen is het bevrijden van onze denkgeest van zijn verbinding met het lichaam en hem aan de Heilige Geest geven voor Zijn doelen. Onze energie is dan niet gericht op het vergaren van voedsel en kleding, op huisvesting en lichamelijk welzijn, maar op het schenken van vergeving aan de wereld.
Als we dat doen belooft de Heilige Geest ons dat Hij voor de rest zal zorgen. Of, zoals Jezus zegt in de Bijbel: “Uw hemelse Vader weet wel dat gij al deze dingen nodig hebt. Maar zoekt eerst het Koninkrijk en zijn gerechtigheid, dan zal dat alles u erbij gegeven worden” (Mt.6:33). De Cursus verwoordt het als volgt:
Als je eenmaal Zijn plan aanvaardt als de enige functie die jij vervullen wilt, zal er niets zijn dat de Heilige Geest niet voor jou zal regelen, zonder inspanning jouwerzijds (T20.IV.8:4).
Oefeninstructies:
DOEL
Voorbijgaan aan je identificatie met je lichaam en de vrijheid ervaren van je werkelijke zijn in de grenzeloosheid van God. Je denkgeest bevrijden van fysieke grenzen en aan de Heilige Geest geven, zodat Hij je lichaam kan gebruiken om de boodschap van vrijheid te brengen aan iedereen die denkt gevangen te zijn in zijn lichaam.
OEFENING
’s Morgens en ’s avonds, minimaal vijf minuten en in het ideale geval dertig minuten of meer.
Zoals we inmiddels weten laat het Werkboek het aan onszelf over hoe we de oefenperioden door willen brengen. Kies een oefenvorm die het doel van vandaag reflecteert. Dat doel is: je realiseren dat je denkgeest niet gevangen is in een lichaam, maar dat je een denkgeest bent in de Heilige Geest (6:6), een denkgeest die rust in God (2:3). Je denkgeest is in essentie vrij, voor eeuwig onbegrensd (2:1). Het lichaam kan een waardige dienaar worden van de Heilige Geest (6:6) en, door vergeving te communiceren, door Hem gebruikt worden om vergeving uit te breiden tot elke denkgeest.
Een voorstel mijnerzijds: begeef je in een meditatie waarin je probeert je denkgeest omringd te zien door het licht van de Heilige Geest, rustend in God, vrij van alle grenzen. Probeer te voelen dat dit je thuis is, niet je lichaam, zodat je lichaam verdwijnt uit je zelfbeeld.
HERHALINGEN
Een of twee minuten op elk heel uur, of korter wanneer de omstandigheden dat niet toelaten.
Doorzoek je denkgeest op gebeurtenissen in het afgelopen uur die je vrede nog steeds verstoren. Realiseer je dat elk daarvan iets te maken heeft met het lichaam – hoe je lichaam werd bedreigd door een ander lichaam, wat je lichaam zei of deed, hoe het voelt, hoe goed of slecht het functioneert, hoe het eruit ziet, enzovoort. Bevrijd jezelf dan van deze fysieke grenzen door te zeggen: “Ik ben niet een lichaam. Ik ben vrij. Ik hoor de Stem die God gegeven heeft aan mij, en alleen hieraan gehoorzaamt mijn denkgeest” (8:7-8). Dit betekent dat je denkgeest niet het lichaam gehoorzaamt, maar alleen de Stem van de vrijheid.
ANTWOORD OP VERLEIDINGEN
Zodra je in de verleiding komt om mee te gaan in gedachten die je identiteit als lichaam versterken, herhaal dan: “Ik ben niet een lichaam. Ik ben vrij. Ik hoor de Stem die God gegeven heeft aan mij, en alleen hieraan gehoorzaamt mijn denkgeest.”
OPMERKING
Dit is een uitermate belangrijk idee. Om vooruit te komen op ons pad moeten we dit idee aanvaarden en ervoor zorgen dat het ons dierbaar wordt (3:1). We worden aangespoord om het tijdens al onze oefenperioden te gebruiken, dus ook na vandaag, omdat het extra kracht verleent aan elke les waarmee we het combineren. Na morgen wordt het twintig dagen lang toegepast in Herhaling VI.