Les 298

(25 oktober)

Ik houd van U, Vader, en ook van Uw Zoon.

1. Mijn dankbaarheid staat toe dat mijn liefde zonder angst wordt aanvaard. En zo hervind ik uiteindelijk mijn werkelijkheid. Al wat mijn heilige blik verstoord heeft, wordt door vergeving weggenomen. En ik nader het einde van zinloze reizen, dwaze bedoeningen en kunstmatige waarden. In plaats daarvan aanvaard ik wat God als het mijne gegrondvest heeft, er zeker van dat ik alleen daardoor zal worden verlost, zeker dat ik door de angst heen ga om mijn Liefde te ontmoeten.

 

2. Vader, ik kom vandaag tot U omdat ik geen andere weg wil volgen dan de Uwe. U bent aan mijn zijde. Uw weg is zeker. En ik ben U dankbaar voor de heilige gaven van een betrouwbaar toevluchtsoord en een uitweg uit alles wat mijn liefde voor God, mijn Vader, en Zijn heilige Zoon vertroebelen zou.


Toelichting:

Mijn dankbaarheid staat toe dat mijn liefde zonder angst wordt aanvaard (1:1).

 

De Cursus zegt vaak dat ik in mijn onjuist gerichte denkgeest bang ben voor mijn liefde voor God en Zijn Zoon, omdat het lijkt dat ik mezelf in Gods oneindigheid zal verliezen als ik me daaraan overgeef. Ik zal inderdaad mijn “kleine zelf” in Hem verliezen, maar niet mijn ware Identiteit. Het is mijn valse ego-identiteit die ik vrees te verliezen en ik klamp me daaraan vast in een poging deze te beschermen. En dat maakt me bang voor mijn liefde voor God.

 

De dankbaarheid die toestaat dat mijn liefde zonder angst wordt aanvaard is de aanvaarding van- en de dankbaarheid voor Gods geschenken: “In plaats daarvan aanvaard ik wat God als het mijne gegrondvest heeft” (1:5). Als ik loslaat wat ik denk gemaakt te hebben – de ego-identiteit – en in plaats daarvan dankbaar Gods geschenk van mijn ware Zelf aanvaard, zal mijn liefde voor God en Zijn Zoon niet meer beangstigend zijn. Het enige wat het beangstigend maakt zijn mijn vergeefse pogingen om werkelijk te maken wat nooit werkelijk is geweest en mij vast te klampen aan mijn afscheidingsgedachte.

 

Diep in mijn hart houd ik van U, Vader. Ik laat los wat ik geprobeerd heb te beschermen, al is het maar voor een moment. Ik bevrijd mijn liefde, zodat deze ongehinderd kan stromen. Ik sta mezelf toe haar diepte te voelen. Ik heb vaak gedacht dat ik niet van U hield en het is verfrissend en zuiverend om mijn liefde nu de vrije loop te laten en haar aanwezigheid in mij te voelen. Uw geschenk van mijn ware Identiteit bevindt zich in mij; er is geen reden om iets anders, dat niet bestaat, te beschermen.

 

Diep in mijn hart, Vader, houd ik ook van Uw Zoon, de Christus, die mijn ware Zelf is, het Zelf dat ik deel met iedereen. Ik aanvaard mijn broeders en zusters als deel van dat ene Zelf. Uw Zoon is uw geschenk aan mij en is wie ik ben. Ik heb vaak gedacht dat ik niet hield van bepaalde aspecten van Uw zoon, aspecten die anders of zelfs vijandig lijken te zijn. Nu, op dit moment, erken ik ze dankbaar als delen van mijzelf. Ik bescherm niet langer, al is het maar voor een moment, het kleine omheinde deel dat ik ken als “ik”. Ik omhels iedereen met liefde.

 

Ik ben zo blij dat U de reis beschrijft als door de angst heengaan om mijn Liefde te ontmoeten (1:5). Want er is angst. Ik ben bang om me over te geven. Wie zal ik dan zijn? Wat blijft er over? Wat heerlijk om te weten dat wat ik vrees kwijt te raken in het geheel niet verloren is, dat het juist wordt uitgebreid en verheven tot iets dat veel groter is dan ik ooit voor mogelijk heb gehouden. Als ik door de angst heen ben gegaan, zal ik mijn Liefde ontmoeten. Dat is wat er overblijft – en dat is bepaald geen offer!

 

En ik ben U dankbaar voor..... een uitweg uit alles wat mijn liefde voor God, mijn Vader, en Zijn heilige Zoon vertroebelen zou (2:4).


Oefeninstructies:

DOEL

De Inleiding op Deel II van het Werkboek klinkt alsof we voor de rest van het jaar proberen het eind van onze spirituele reis te bereiken: “Dit jaar heeft ons tot de eeuwigheid gebracht” (10:8). Het Handboek voor leraren beschrijft in hoofdstuk 16 een bescheidener doel: het bereiken van een punt waarop we oefenen vanuit onze eigen motivatie en inspiratie en niet omdat een boek ons aanraadt dat te doen. Dat betekent dat onze beoefening verandert van een opdracht in een levenswijze. Ik denk dat het goed is deze beide doelen te combineren. We moeten streven naar de eeuwigheid, omdat we, door de lat hoog te leggen, verder komen dan wanneer we dat niet doen, zelfs als dat alleen maar betekent dat we het Werkboek niet meer nodig hebben.

Deel II, dat geen instructies voor de dagelijkse beoefening meer bevat, is een belangrijke stap in die richting. Wanneer je beoefening opbloeit in plaats van verdort, ben je dicht bij het doel van het Werkboek: het overbodig worden ervan.

 

Met andere woorden: we moeten ernaar streven los te komen van tijd en ruimte, zodat we dit doel kunnen bereiken.

 

LEZEN VAN DE LESSEN

De lessen van Deel II zijn anders dan die van Deel I. Na het idee van de dag volgen slechts twee alinea’s, beide in de eerste persoon (ik of wij), die het idee van de dag uitbreiden en toelichten. Hierdoor lijken de lessen van Deel II op de meeste herhalingen van Deel I, waar het idee van de dag wordt gevolgd door een “bijbehorende toelichting” (WdI.hI.In.2:3,3:3), die geschreven is in de eerste persoon en een uitbreiding is van het idee. In de Herhalingen zijn deze bijbehorende toelichtingen onderdeel van de oefening. We lezen ze enkele keren, denken erover na, herhalen ze bij onszelf en “proeven” elk woord. De bedoeling is ze ons eigen te maken, daarom zijn ze geformuleerd alsof het onze eigen woorden zijn. We verbinden ons er zodanig mee dat het meer oefenen dan lezen wordt.

Het is goed om de bijbehorende toelichtingen in Deel II op dezelfde manier te gebruiken. De Inleiding verwijst daar ook naar. Ze spreekt over lezen als een oefening (2:1), een inleiding tot “perioden van woordeloze, diepe ervaring die daarop zouden moeten volgen” (11:2). Als praktische oefening kunnen de twee alinea’s van elke les op de volgende manier worden gebruikt:

 

  • De toelichting op het idee:

Lees deze alinea langzaam een aantal keren en stel je voor dat dit werkelijk je eigen gedachten zijn. Benadruk eventueel de woorden “ik”, “mij” en “mijn”.

  • Het gebed:

 

OCHTEND- EN AVOND MEDITATIE

Deze langere oefenperioden zijn bedoeld als Open Mind meditatie, dus neem de tijd die je nodig hebt voor het gewenste resultaat. Begin met het herhalen van het idee van de dag, maar doe dit op een speciale manier: als een uitnodiging aan God om tot je te komen: “We zeggen de uitnodigende woorden die Zijn Stem ons ingeeft en dan wachten we op Zijn komst” (4:6). Nadat je deze woorden hebt herhaald, wacht je in verwachtingsvolle stilte. Wachten betekent gewoonlijk dat je lichamelijk stil zit of staat, in afwachting van de een of andere gebeurtenis. Hier gaat het echter ook om mentale stilte, in afwachting van een wonderbaarlijke gebeurtenis: het ervaren van God in je denkgeest. Wacht daar als het ware met ingehouden adem op. Wacht in het vertrouwen dat “de Godsherinnering schemert aan de wijde horizonten van onze denkgeest” (9:5). Je wacht dus bewegingloos, maar zeer alert. Je wachten moet vervuld zijn van de verwachting “dat onze Vader Zichzelf openbaart, zoals Hij heeft beloofd” (3:3). Met andere woorden: je wachten is gebaseerd op het vertrouwen dat God Zijn beloften na zal komen. Hij heeft je beloofd dat Hij komt als je daar om vraagt. Probeer zonder gebruik van woorden in deze meditatieve staat te blijven. Als je gedachten afdwalen herhaal dan het idee van de dag, om jezelf terug te brengen naar de staat van zwijgend wachten. “We zullen die gedachte gebruiken om onze denkgeest zo nodig te kalmeren” (3:1).

 

Wanneer je de Open Mind meditatie te moeilijk vindt of wanneer deze niet het gewenste resultaat oplevert, gebruik dan eventueel de Naam-van-God meditatie, zoals bijvoorbeeld Les 222 aangeeft: “Vader, we hebben geen andere woorden op onze lippen en in onze denkgeest dan Uw Naam, nu wij in stilte in Uw Tegenwoordigheid komen en vragen om even in vrede te mogen rusten bij U” (WdII.222.2:1). (Zie ook de oefeninstructies bij les 183184 en Naam van God meditatie.

 

UURLIJKSE HERINNERING

Een of twee minuten op het hele uur (of korter wanneer dat vanwege de omstandigheden niet mogelijk is). Doe een korte versie van de ochtendmeditatie: herhaal het idee als een uitnodiging aan God en wacht in woordeloze stilte op Zijn komst.

 

REGELMATIGE HERHALINGEN

Herhaal het idee van de dag zo vaak mogelijk: “Herhaal het, en laat je denkgeest een kort moment in stilte en vrede verpozen” (WdI.hIII.In.10:5).

 

ANTWOORD OP VERLEIDINGEN

Zodra je in de verleiding komt om je doel te vergeten:

Herhaal het idee om God aan te roepen teneinde deze verleiding te laten verdwijnen (2:9, 10:2).

Als je ergens door van streek raakt, stel dan vast welke behoefte achter dat gevoel zit en zeg: “Ik denk dat ik ..... nodig heb, maar ik heb niets nodig dan de waarheid.

 

LEZEN VAN DE “WAT IS DE WERKELIJKE WERELD”-TEKST

Lees vóór de ochtend- of avondoefening de “Wat is de werkelijke wereld”- tekst die aan de orde is. Lees dit niet oppervlakkig, “ze dienen langzaam gelezen en even overdacht te worden” (11:4).

 

•••

 

SAMENVATTING

  • Lees de toelichting langzaam en alsof het je eigen woorden zijn.
  • Bid het gebed, eventueel meerdere keren.
  • ’s Morgens en ’s avonds: Herhaal het idee en mediteer daarna enige tijd.
  • Elk heel uur: Herhaal het idee en breng enkele momenten door in stilte.
  • Regelmatige herhalingen: Herhaal het idee gedurende de dag zo vaak mogelijk.
  • Antwoord op verleidingen: Herhaal het idee om je vrede te herstellen zodra deze verstoord raakt en/of je het doel uit het oog verliest.
  • Lees één keer per dag langzaam en aandachtig de “Wat is de werkelijke wereld”- tekst.

Wat is de werkelijke wereld  8:

Deel 8: WdII.8.4:2-3

 

1. De werkelijke wereld is een symbool, zoals al het overige wat waarneming te bieden heeft. Toch staat ze voor iets wat tegengesteld is aan wat jij hebt gemaakt. Jouw wereld wordt gezien door ogen vol angst en levert je denkgeest de bewijzen van verschrikking. De werkelijke wereld kan alleen waargenomen worden met ogen die door vergeving zijn gezegend, zodat ze een wereld zien waarin verschrikking onmogelijk is en bewijzen voor angst niet kunnen worden gevonden.

 

2. De werkelijke wereld bevat een tegenhanger voor elke ongelukkige gedachte die zich in jouw wereld weerspiegelt, een feilloze correctie voor de beelden van angst en de geluiden van strijd waar jouw wereld vol van is. De werkelijke wereld toont een wereld die anders wordt gezien, door kalme ogen en met een vredige denkgeest. Daar heerst niets dan rust. Kreten van pijn en verdriet zijn daar niet te horen, want daar rest niets behalve vergeving. En de beelden zijn er vriendelijk. Alleen blije beelden en geluiden kunnen doordringen tot de denkgeest die zichzelf vergeven heeft.

 

3. Wat voor behoefte heeft zo’n denkgeest aan doodsgedachten, aanval- en moordgedachten? Wat kan hij anders om zich heen zien dan geborgenheid, liefde en vreugde? Wat is er dat hij zou verkiezen te verwerpen en wat is er waartegen hij oordelen wil? De wereld die hij ziet komt voort uit een denkgeest die met zichzelf in vrede is. In niets wat hij ziet loert enig gevaar, want hij is zachtaardig, en zachtaardigheid is het enige wat hij ziet.

 

4. De werkelijke wereld is het symbool dat de droom van zonde en schuld voorbij is en Gods Zoon niet langer slaapt.

 

"Zijn wakkere ogen zien de ontwijfelbare weerspiegeling van de Liefde van zijn Vader, de stellige belofte dat hij is verlost. De werkelijke wereld markeert het einde van de tijd, want haar aanblik maakt tijd zinloos."

 

5. De Heilige Geest heeft de tijd niet nodig als die Zijn doel heeft gediend. Nu wacht Hij slechts dat ene ogenblik nog tot God Zijn laatste stap zet, dan is de tijd verdwenen en heeft in zijn heengaan waarneming met zich meegenomen en enkel de waarheid achtergelaten om zichzelf te zijn. Dat ogenblik is ons doel, want het bevat de Godsherinnering. En terwijl we een vergeven wereld aanschouwen is Hij het die ons roept en mee naar huis komt nemen, en ons herinnert aan onze Identiteit, die onze vergeving aan ons teruggegeven heeft.

 

 

Wanneer we de werkelijke wereld beginnen waar te nemen beginnen we te ontwaken. Misschien hebben we al enkele kleine glimpjes van deze wereld opgevangen. Het Tekstboek spreekt over “Een lichte knippering van je oogleden, die zolang gesloten zijn geweest” (T18.III.3:4). En: ”Je lijkt op iemand die nog hallucineert, maar niet [meer] overtuigd is van wat hij ziet” (T26.V.11:7).

 

Zijn wakkere ogen zien de ontwijfelbare weerspiegeling van de Liefde van zijn Vader, de stellige belofte dat hij is verlost” (4:2).

 

We zijn nog niet helemaal wakker, maar we zijn aan het ontwaken. De werkelijke wereld weerspiegelt Gods liefde voor ons. Onze nieuwe waarnemingen, ons gegeven door de Heilige Geest, versterken ons vertrouwen dat we inderdaad zijn verlost.

Hoe meer we de werkelijke wereld zien, des te meer we ons zullen realiseren dat er geen behoefte meer is aan tijd:

 

De werkelijke wereld markeert het einde van de tijd, want haar aanblik maakt tijd zinloos (4:3).

 

Het enige doel van de tijd is het bereiken van de werkelijke wereld. Wanneer we dat doel bereikt hebben heeft tijd geen zin meer. In Herhaling IV van het Werkboek wordt ons verteld dat we, elke keer wanneer we pauzeren om de les van de dag te doen, de tijd gebruiken waarvoor die is bedoeld (WdI.hIV.In.7:3). Elke keer wanneer we proberen een obstakel voor vrede te overwinnen; elke keer wanneer we in vergeving de genade van God tot ons laten komen, gebruiken we de tijd voor het enige waarvoor hij is bedoeld. “Hiertoe werd de tijd gemaakt” (WdI.193.10:4; zie deze gehele alinea: WdI.193.10:1-5).

 

Vandaag wil ik de tijd gebruiken waarvoor hij is bedoeld. Ik zal ‘s morgens en ’s avonds mediteren, de les elk uur herhalen en daar tussendoor zo vaak mogelijk. Ik zal bereidwillig meewerken aan het transformeren van mijn waarneming. Elke keer als mijn vrede verstoord dreigt te raken zal ik mij naar binnen keren en Gods genezende licht zoeken. Ik wil me realiseren dat dit het enige doel is waarvoor de tijd is gemaakt en dat er geen betere manier is om deze te besteden. Zo hoop ik de dag dichterbij te brengen waarop ik geen behoefte meer heb aan tijd, omdat al mijn waarnemingen verenigd zijn met de visie van Christus, en de werkelijke wereld zich stralend voor mijn ogen ontvouwt.