Les 326

(22 november)

Ik ben voor eeuwig een Gevolg van God..

1. Vader, ik werd geschapen in Uw Denkgeest, een heilige Gedachte die zijn thuis nooit verlaten heeft. Ik ben voor eeuwig Uw Gevolg en U bent voor eeuwig en altijd mijn Oorzaak. Zoals U mij geschapen hebt, ben ik gebleven. Waar U mij gehuisvest hebt, verblijf ik nog altijd. En al Uw eigenschappen verblijven in mij, omdat het Uw Wil is een Zoon te hebben zo gelijk aan zijn Oorzaak dat Oorzaak en Gevolg niet te onderscheiden zijn. Laat me weten dat ik een Gevolg van God ben en dus het vermogen heb te scheppen zoals U. En zoals het is in de Hemel, zo ook op aarde. Uw plan volg ik hier, en ik weet dat U tenslotte Uw gevolgen samen zult brengen in de vredige Hemel van Uw Liefde, waar de aarde zal verdwijnen en alle afgescheiden gedachten zich glorievol zullen verenigen als de Zoon van God.

 

2. Laten we vandaag het verdwijnen van de aarde gadeslaan, eerst getransformeerd, om dan, vergeven, volledig op te gaan in Gods heilige Wil.


Toelichting:

Elk gevolg is het resultaat van zijn oorzaak. De oorzaak bepaalt het gevolg. Als ik een biljartbal een duw geef met mijn keu, bepaalt de bal niet zelf welke richting hij uitgaat, dat is volkomen afhankelijk van de stoot van de keu en enkele andere bijkomende oorzaken zoals de stand van de tafel en dergelijke. Als ik dus “een Gevolg van God” ben bepaal ik niet zelf wat ik ben, dat is bepaald door mijn Oorzaak, door God. Daarom moet het waar zijn dat ik gebleven ben zoals Hij mij geschapen heeft (1:3). Ik kan niet veranderen wat ik ben, God is “voor eeuwig en altijd mijn Oorzaak” (1:2).

 

Sluit dit mijn vrije wil uit? Ja – althans voor wat betreft de bepaling van wat ik wezenlijk ben. En God zij dank is dat zo! Anders zouden we onszelf hopeloos beschadigen, en zonde en hel tot werkelijkheid maken. “Vrije wil betekent niet dat jij het leerplan kunt vaststellen” zegt de Cursus in de Inleiding (Tin.1:4). Dat wil zeggen: wij kunnen niet bepalen wat we moeten leren, we hebben alleen de vrijheid om te kiezen wanneerwe het leren. Wat we leren is wat we zijn zoals God ons geschapen heeft. Dat kan niet veranderen.

 

Gods Wil “is een Zoon te hebben zo gelijk aan zijn Oorzaak dat Oorzaak en Gevolg niet te onderscheiden zijn” (1:5). Wat een geweldige verklaring! We zijn niet te onderscheiden van God! Wauw! Dat lijkt te grenzen aan ketterij of grootheidswaan, nietwaar? Maar toch is dit precies wat de Cursus ons over onszelf leert: dat we uit dezelfde substantie bestaan als God. Als God Liefde is, dan is Zijn Zoon dat ook.

 

God is louter Liefde, en dus ben ik dat ook (Lessen 171 t/m 180).


Oefeninstructies:

DOEL

De Inleiding op Deel II van het Werkboek klinkt alsof we voor de rest van het jaar proberen het eind van onze spirituele reis te bereiken: “Dit jaar heeft ons tot de eeuwigheid gebracht” (10:8). Het Handboek voor leraren beschrijft in hoofdstuk 16 een bescheidener doel: het bereiken van een punt waarop we oefenen vanuit onze eigen motivatie en inspiratie en niet omdat een boek ons aanraadt dat te doen. Dat betekent dat onze beoefening verandert van een opdracht in een levenswijze. Ik denk dat het goed is deze beide doelen te combineren. We moeten streven naar de eeuwigheid, omdat we, door de lat hoog te leggen, verder komen dan wanneer we dat niet doen, zelfs als dat alleen maar betekent dat we het Werkboek niet meer nodig hebben.

Deel II, dat geen instructies voor de dagelijkse beoefening meer bevat, is een belangrijke stap in die richting. Wanneer je beoefening opbloeit in plaats van verdort, ben je dicht bij het doel van het Werkboek: het overbodig worden ervan.

 

Met andere woorden: we moeten ernaar streven los te komen van tijd en ruimte, zodat we dit doel kunnen bereiken.

 

LEZEN VAN DE LESSEN

De lessen van Deel II zijn anders dan die van Deel I. Na het idee van de dag volgen slechts twee alinea’s, beide in de eerste persoon (ik of wij), die het idee van de dag uitbreiden en toelichten. Hierdoor lijken de lessen van Deel II op de meeste herhalingen van Deel I, waar het idee van de dag wordt gevolgd door een “bijbehorende toelichting” (WdI.hI.In.2:3,3:3), die geschreven is in de eerste persoon en een uitbreiding is van het idee. In de Herhalingen zijn deze bijbehorende toelichtingen onderdeel van de oefening. We lezen ze enkele keren, denken erover na, herhalen ze bij onszelf en “proeven” elk woord. De bedoeling is ze ons eigen te maken, daarom zijn ze geformuleerd alsof het onze eigen woorden zijn. We verbinden ons er zodanig mee dat het meer oefenen dan lezen wordt.

Het is goed om de bijbehorende toelichtingen in Deel II op dezelfde manier te gebruiken. De Inleiding verwijst daar ook naar. Ze spreekt over lezen als een oefening (2:1), een inleiding tot “perioden van woordeloze, diepe ervaring die daarop zouden moeten volgen” (11:2). Als praktische oefening kunnen de twee alinea’s van elke les op de volgende manier worden gebruikt:

 

  • De toelichting op het idee:

Lees deze alinea langzaam een aantal keren en stel je voor dat dit werkelijk je eigen gedachten zijn. Benadruk eventueel de woorden “ik”, “mij” en “mijn”.

  • Het gebed:

 

OCHTEND- EN AVOND MEDITATIE

Deze langere oefenperioden zijn bedoeld als Open Mind meditatie, dus neem de tijd die je nodig hebt voor het gewenste resultaat. Begin met het herhalen van het idee van de dag, maar doe dit op een speciale manier: als een uitnodiging aan God om tot je te komen: “We zeggen de uitnodigende woorden die Zijn Stem ons ingeeft en dan wachten we op Zijn komst” (4:6). Nadat je deze woorden hebt herhaald, wacht je in verwachtingsvolle stilte. Wachten betekent gewoonlijk dat je lichamelijk stil zit of staat, in afwachting van de een of andere gebeurtenis. Hier gaat het echter ook om mentale stilte, in afwachting van een wonderbaarlijke gebeurtenis: het ervaren van God in je denkgeest. Wacht daar als het ware met ingehouden adem op. Wacht in het vertrouwen dat “de Godsherinnering schemert aan de wijde horizonten van onze denkgeest” (9:5). Je wacht dus bewegingloos, maar zeer alert. Je wachten moet vervuld zijn van de verwachting “dat onze Vader Zichzelf openbaart, zoals Hij heeft beloofd” (3:3). Met andere woorden: je wachten is gebaseerd op het vertrouwen dat God Zijn beloften na zal komen. Hij heeft je beloofd dat Hij komt als je daar om vraagt. Probeer zonder gebruik van woorden in deze meditatieve staat te blijven. Als je gedachten afdwalen herhaal dan het idee van de dag, om jezelf terug te brengen naar de staat van zwijgend wachten. “We zullen die gedachte gebruiken om onze denkgeest zo nodig te kalmeren” (3:1).

 

Wanneer je de Open Mind meditatie te moeilijk vindt of wanneer deze niet het gewenste resultaat oplevert, gebruik dan eventueel de Naam-van-God meditatie, zoals bijvoorbeeld Les 222 aangeeft: “Vader, we hebben geen andere woorden op onze lippen en in onze denkgeest dan Uw Naam, nu wij in stilte in Uw Tegenwoordigheid komen en vragen om even in vrede te mogen rusten bij U” (WdII.222.2:1). (Zie ook de oefeninstructies bij les 183184 en Naam van God meditatie.

 

UURLIJKSE HERINNERING

Een of twee minuten op het hele uur (of korter wanneer dat vanwege de omstandigheden niet mogelijk is). Doe een korte versie van de ochtendmeditatie: herhaal het idee als een uitnodiging aan God en wacht in woordeloze stilte op Zijn komst.

 

REGELMATIGE HERHALINGEN

Herhaal het idee van de dag zo vaak mogelijk: “Herhaal het, en laat je denkgeest een kort moment in stilte en vrede verpozen” (WdI.hIII.In.10:5).

 

ANTWOORD OP VERLEIDINGEN

Zodra je in de verleiding komt om je doel te vergeten:

Herhaal het idee om God aan te roepen teneinde deze verleiding te laten verdwijnen (2:9, 10:2).

Als je ergens door van streek raakt, stel dan vast welke behoefte achter dat gevoel zit en zeg: “Ik denk dat ik ..... nodig heb, maar ik heb niets nodig dan de waarheid.

 

LEZEN VAN DE “WAT IS DE SCHEPPING”-TEKST

Lees vóór de ochtend- of avondoefening de “Wat is de schepping”- tekst die aan de orde is. Lees dit niet oppervlakkig, “ze dienen langzaam gelezen en even overdacht te worden” (11:4).

 

OEFENSUGGESTIE

Het gebed van vandaag is weer een van mijn favorieten. Doe jezelf een plezier en breng er vandaag enige tijd mee door.

 

•••

 

SAMENVATTING

  • Lees de toelichting langzaam en alsof het je eigen woorden zijn.
  • Bid het gebed, eventueel meerdere keren.
  • ’s Morgens en ’s avonds: Herhaal het idee en mediteer daarna enige tijd.
  • Elk heel uur: Herhaal het idee en breng enkele momenten door in stilte.
  • Regelmatige herhalingen: Herhaal het idee gedurende de dag zo vaak mogelijk.
  • Antwoord op verleidingen: Herhaal het idee om je vrede te herstellen zodra deze verstoord raakt en/of je het doel uit het oog verliest.
  • Lees één keer per dag langzaam en aandachtig de “Wat is de schepping”- tekst.

Wat is de schepping  6:

Deel 6: WdII.11.3:3

 

1. De schepping is de som van al Gods Gedachten, oneindig in getal en overal totaal zonder beperkingen. Alleen liefde schept, en alleen als zichzelf. Er is geen tijd geweest waarin al wat zij geschapen heeft er niet was. Noch zal er een tijd zijn waarin wat zij ook schiep enig verlies lijdt. Voor eeuwig en altijd zijn Gods Gedachten precies zoals ze waren en zoals ze zijn, onveranderd door de tijd heen en nadat de tijd voorbij is.

 

2. Aan Gods Gedachten is alle macht gegeven die hun eigen Schepper heeft. Want Hij wil aan liefde toevoegen door haar uit te breiden. Zo heeft Zijn Zoon deel aan de schepping en moet hij daarom delen in de macht om te scheppen. Wat God gewild heeft dat voor eeuwig Eén is zal nog Eén zijn wanneer de tijd is gedaan; en het zal door de loop der tijden niet worden veranderd, en blijven zoals het was voor de gedachte aan tijd begon.

 

3. De schepping is het tegendeel van alle illusies, want de schepping is de waarheid. De schepping is de heilige Zoon van God, want in de schepping is Zijn Wil in ieder aspect compleet, ervoor zorgend dat elk deel het geheel bevat.

 

"Haar eenheid is voor eeuwig als onschendbaar gewaarborgd, blijft eeuwig in Zijn heilige Wil bewaard, buiten elke mogelijkheid tot schade, scheiding, onvolmaaktheid, en buiten enige smet op haar zondeloosheid."

 

4. Wij zijn de schepping, wij de Zonen van God. We lijken elk apart te zijn en ons niet bewust van onze eeuwige eenheid met Hem. Maar achter al onze twijfels, voorbij al onze angsten is nog altijd zekerheid. Want liefde blijft bij al haar Gedachten, terwijl haar zekerheid de hunne is. De Godsherinnering is in onze heilige denkgeest, die zijn eenheid en verbondenheid met zijn Schepper kent. Laat onze functie erin bestaan alleen deze herinnering terug te doen keren, alleen Gods Wil op aarde te laten geschieden, alleen onze innerlijke gezondheid weer terug te vinden en slechts te zijn zoals God ons geschapen heeft.

 

5. Onze Vader roept ons. We horen Zijn Stem en we vergeven de schepping in de Naam van haar Schepper, de Heiligheid zelf, wiens Heiligheid gedeeld wordt door Zijn eigen schepping, wiens Heiligheid nog altijd deel is van ons.

 

 

Afscheiding is onmogelijk. Wat God geschapen heeft als Eén kan nooit uiteenvallen in afzonderlijke delen. Dat kan alleen in schijn gebeuren, in een krankzinnige illusie. De Heelheid of Eenheid is een uitdrukking van Gods Wil en kan niet worden tegengewerkt omdat er niets is om het tegen te werken. Alles wat bestaat is deel van deze Eenheid, deel van deze enige uitdrukking van Gods Wil. Er is niets anders, geen tegendeel, geen vijand, geen tegengestelde wil. God heeft niets geschapen wat tegengesteld is aan Zichzelf. Hoe zou Hij iets anders kunnen willen dan wat Hij wil? Daarom is alles, wat in waarheid werkelijk is, een uitdrukking van Zijn Wil.

 

De Heelheid is “buiten elke mogelijkheid tot schade” (3:3), omdat er niets is wat haar bestrijdt. Dit is een van de kenmerken van wat “nondualistische kosmologie” wordt genoemd. Nondualisme betekent: geen twee, maar slechts één. Er is niets wat tegengesteld is aan God en aan Zijn ene schepping.

 

De Cursus zegt vaak dat als er een tegengestelde van God zou bestaan, als zonde (het tegengestelde van Gods Wil) werkelijk zou zijn, God Zijn eigen tegendeel geschapen zou hebben, wat Hem krankzinnig zou maken. En als wij dat denken, zijn wij krankzinnig. Of God is krankzinnig, of wij. En voor wie van beiden is dat het meest waarschijnlijk?