Les 304

(31 oktober)

Laat mijn wereld de visie van Christus niet vertroebelen.

1. Ik kan mijn heilige blik vertroebelen, als ik er mijn wereld aan opdring. Ik kan ook de heilige beelden die Christus ziet niet aanschouwen, tenzij ik Zijn visie aanwend. Waarneming is een spiegel, en geen feit. Wat ik zie is de staat van mijn denkgeest die naar buiten is gespiegeld. Ik wil de wereld zegenen door er met de ogen van Christus naar te kijken. En ik zal de onbetwistbare tekenen zien dat al mijn zonden mij vergeven zijn.

 

2. U leidt me uit het duister naar het licht, uit zonde naar heiligheid. Laat me vergeving schenken en zo voor de wereld verlossing ontvangen. Het is Uw gave, Vader, die mij gegeven wordt om te schenken aan Uw heilige Zoon, zodat hij de herinnering van U en van Uw Zoon zoals U hem geschapen hebt, weer vinden kan.


Toelichting:

Met “mijn wereld” wordt uiteraard de wereld bedoeld die wij hebben gemaakt om het ego te ondersteunen, de illusoire wereld van aanval en afscheiding. De visie van Christus is een natuurlijk vermogen dat deel uitmaakt van ons, zoals we door God geschapen zijn. De visie van Christus toont ons de werkelijkheid en eenheid, niet de gefragmenteerde chaos die we gewoonlijk met onze ogen waarnemen. Deze visie is altijd beschikbaar, maar de wereld die we gemaakt hebben kan deze heilige blik vertroebelen (1:1). Het gebed van vandaag bevat het besluit om dat niet te laten gebeuren, om datgene wat onze ogen zien niet in de weg te laten staan van wat de visie van Christus ons altijd en op elk moment kan laten zien: de werkelijke wereld.

 

Waarneming is een spiegel, en geen feit. Wat ik zie is de staat van mijn denkgeest die naar buiten is gespiegeld (1:3-4).

 

Deze gedachte wordt in de Cursus regelmatig herhaald:

 

Waarneming kan elk beeld maken dat de denkgeest wenst te zien. Vergeet dit niet (H19.5:2-3).

 

De wereld die jij ziet is wat jij haar gegeven hebt, niets meer ..... Ze getuigt van de staat van jouw denkgeest, de uiterlijke weergave van een innerlijke toestand (T21.In.1:2,5).

 

De wereld toont ons dus alleen onze eigen denkgeest. Niets meer en niets minder dan onze eigen projecties vertroebelen de visie van Christus. Christus is de enige werkelijkheid, de schepping van God, en zonder onze projecties zouden we alleen deze werkelijkheid zien. We kunnen onze waarneming niet gebruiken om dit te zien, daarvoor moeten we de visie van Christus aanwenden (1:2). We moeten het zicht van de wereld uit onze denkgeest verdrijven. Het sluiten van onze ogen kan ons daarbij helpen, omdat wat onze ogen zien zo solide en werkelijk lijkt te zijn.

 

Wat we zien wordt bepaald door wat we wensen te zien. Daarom hebben we de volgende woorden gekregen:

 

Ik wil de wereld zegenen door er met de ogen van Christus naar te kijken (1:5).

 

Onze onjuiste waarneming kan ware waarneming worden, die, als we dat wensen, de wereld ziet als een weerspiegeling van de waarheid, in plaats van een spiegel voor onze projecties te zijn.

 

Wanneer je louter liefde wilt, zul je niets anders zien (T12.VII.8:1).

 

Vandaag wil ik mij afstemmen op mijn natuurlijke, door God gegeven verlangen om de wereld te zegenen. Ik wil uitgaan van de wil om te zegenen, die altijd in mij is, en hem gebruiken om mijn waarneming van de wereld te transformeren. Ik wil de wereld zien als een weerspiegeling van het feit “dat al mijn zonden mij vergeven zijn” (1:6). En ik zal dat zien wanneer ik een vergeven wereld zie.

 

Laat me vergeving schenken en zo voor de wereld verlossing ontvangen (2:2).

 

Dit is een gave van God, die ik kan aanbieden aan Zijn heilige Zoon, waarvan iedereen aan wie ik vandaag zelfs maar denk deel uitmaakt. Als ik degenen om me heen vergeef, wat vandaag mijn missie is, zal hen dat helpen om de herinnering van God en van de Christus als ons ware Zelf terug te vinden (2:3).


Oefeninstructies:

DOEL

De Inleiding op Deel II van het Werkboek klinkt alsof we voor de rest van het jaar proberen het eind van onze spirituele reis te bereiken: “Dit jaar heeft ons tot de eeuwigheid gebracht” (10:8). Het Handboek voor leraren beschrijft in hoofdstuk 16 een bescheidener doel: het bereiken van een punt waarop we oefenen vanuit onze eigen motivatie en inspiratie en niet omdat een boek ons aanraadt dat te doen. Dat betekent dat onze beoefening verandert van een opdracht in een levenswijze. Ik denk dat het goed is deze beide doelen te combineren. We moeten streven naar de eeuwigheid, omdat we, door de lat hoog te leggen, verder komen dan wanneer we dat niet doen, zelfs als dat alleen maar betekent dat we het Werkboek niet meer nodig hebben.

Deel II, dat geen instructies voor de dagelijkse beoefening meer bevat, is een belangrijke stap in die richting. Wanneer je beoefening opbloeit in plaats van verdort, ben je dicht bij het doel van het Werkboek: het overbodig worden ervan.

 

Met andere woorden: we moeten ernaar streven los te komen van tijd en ruimte, zodat we dit doel kunnen bereiken.

 

LEZEN VAN DE LESSEN

De lessen van Deel II zijn anders dan die van Deel I. Na het idee van de dag volgen slechts twee alinea’s, beide in de eerste persoon (ik of wij), die het idee van de dag uitbreiden en toelichten. Hierdoor lijken de lessen van Deel II op de meeste herhalingen van Deel I, waar het idee van de dag wordt gevolgd door een “bijbehorende toelichting” (WdI.hI.In.2:3,3:3), die geschreven is in de eerste persoon en een uitbreiding is van het idee. In de Herhalingen zijn deze bijbehorende toelichtingen onderdeel van de oefening. We lezen ze enkele keren, denken erover na, herhalen ze bij onszelf en “proeven” elk woord. De bedoeling is ze ons eigen te maken, daarom zijn ze geformuleerd alsof het onze eigen woorden zijn. We verbinden ons er zodanig mee dat het meer oefenen dan lezen wordt.

Het is goed om de bijbehorende toelichtingen in Deel II op dezelfde manier te gebruiken. De Inleiding verwijst daar ook naar. Ze spreekt over lezen als een oefening (2:1), een inleiding tot “perioden van woordeloze, diepe ervaring die daarop zouden moeten volgen” (11:2). Als praktische oefening kunnen de twee alinea’s van elke les op de volgende manier worden gebruikt:

 

  • De toelichting op het idee:

Lees deze alinea langzaam een aantal keren en stel je voor dat dit werkelijk je eigen gedachten zijn. Benadruk eventueel de woorden “ik”, “mij” en “mijn”.

  • Het gebed:

 

OCHTEND- EN AVOND MEDITATIE

Deze langere oefenperioden zijn bedoeld als Open Mind meditatie, dus neem de tijd die je nodig hebt voor het gewenste resultaat. Begin met het herhalen van het idee van de dag, maar doe dit op een speciale manier: als een uitnodiging aan God om tot je te komen: “We zeggen de uitnodigende woorden die Zijn Stem ons ingeeft en dan wachten we op Zijn komst” (4:6). Nadat je deze woorden hebt herhaald, wacht je in verwachtingsvolle stilte. Wachten betekent gewoonlijk dat je lichamelijk stil zit of staat, in afwachting van de een of andere gebeurtenis. Hier gaat het echter ook om mentale stilte, in afwachting van een wonderbaarlijke gebeurtenis: het ervaren van God in je denkgeest. Wacht daar als het ware met ingehouden adem op. Wacht in het vertrouwen dat “de Godsherinnering schemert aan de wijde horizonten van onze denkgeest” (9:5). Je wacht dus bewegingloos, maar zeer alert. Je wachten moet vervuld zijn van de verwachting “dat onze Vader Zichzelf openbaart, zoals Hij heeft beloofd” (3:3). Met andere woorden: je wachten is gebaseerd op het vertrouwen dat God Zijn beloften na zal komen. Hij heeft je beloofd dat Hij komt als je daar om vraagt. Probeer zonder gebruik van woorden in deze meditatieve staat te blijven. Als je gedachten afdwalen herhaal dan het idee van de dag, om jezelf terug te brengen naar de staat van zwijgend wachten. “We zullen die gedachte gebruiken om onze denkgeest zo nodig te kalmeren” (3:1).

 

Wanneer je de Open Mind meditatie te moeilijk vindt of wanneer deze niet het gewenste resultaat oplevert, gebruik dan eventueel de Naam-van-God meditatie, zoals bijvoorbeeld Les 222 aangeeft: “Vader, we hebben geen andere woorden op onze lippen en in onze denkgeest dan Uw Naam, nu wij in stilte in Uw Tegenwoordigheid komen en vragen om even in vrede te mogen rusten bij U” (WdII.222.2:1). (Zie ook de oefeninstructies bij les 183184 en Naam van God meditatie.

 

UURLIJKSE HERINNERING

Een of twee minuten op het hele uur (of korter wanneer dat vanwege de omstandigheden niet mogelijk is). Doe een korte versie van de ochtendmeditatie: herhaal het idee als een uitnodiging aan God en wacht in woordeloze stilte op Zijn komst.

 

REGELMATIGE HERHALINGEN

Herhaal het idee van de dag zo vaak mogelijk: “Herhaal het, en laat je denkgeest een kort moment in stilte en vrede verpozen” (WdI.hIII.In.10:5).

 

ANTWOORD OP VERLEIDINGEN

Zodra je in de verleiding komt om je doel te vergeten:

Herhaal het idee om God aan te roepen teneinde deze verleiding te laten verdwijnen (2:9, 10:2).

Als je ergens door van streek raakt, stel dan vast welke behoefte achter dat gevoel zit en zeg: “Ik denk dat ik ..... nodig heb, maar ik heb niets nodig dan de waarheid.

 

LEZEN VAN DE “WAT IS DE WEDERKOMST”-TEKST

Lees vóór de ochtend- of avondoefening de “Wat is de Wederkomst”- tekst die aan de orde is. Lees dit niet oppervlakkig, “ze dienen langzaam gelezen en even overdacht te worden” (11:4).

 

•••

 

SAMENVATTING

  • Lees de toelichting langzaam en alsof het je eigen woorden zijn.
  • Bid het gebed, eventueel meerdere keren.
  • ’s Morgens en ’s avonds: Herhaal het idee en mediteer daarna enige tijd.
  • Elk heel uur: Herhaal het idee en breng enkele momenten door in stilte.
  • Regelmatige herhalingen: Herhaal het idee gedurende de dag zo vaak mogelijk.
  • Antwoord op verleidingen: Herhaal het idee om je vrede te herstellen zodra deze verstoord raakt en/of je het doel uit het oog verliest.
  • Lees één keer per dag langzaam en aandachtig de “Wat is de Wederkomst”- tekst.

Wat is de Wederkomst  4:

Deel 4: WdII.9.2:3-4

 

1. De Wederkomst van Christus, die zo zeker is als God Zelf, is niets dan de correctie van vergissingen en de terugkeer van innerlijke gezondheid. Ze maakt deel uit van de toestand die terugbrengt wat nooit verloren was, en opnieuw bekrachtigt wat voor eeuwig en altijd waar is. Het is de uitnodiging aan Gods Woord om de plaats van illusies in te nemen, de bereidwilligheid om vergeving op alles te laten rusten, zonder uitzondering en zonder voorbehoud.

 

2. Het is dit alles-insluitende karakter van de Wederkomst van Christus dat haar in staat stelt de wereld te omvangen en jou geborgen te houden in haar zachte komst, die jou en al wat leeft omvat. De bevrijding die de Wederkomst brengt, kent geen eind, daar Gods schepping niet anders dan grenzeloos kan zijn.

 

"Vergeving verlicht de weg van de Wederkomst, omdat ze alles als één beschijnt. En zo wordt eenheid ten langen leste herkend."

 

3. De Wederkomst brengt de lessen die de Heilige Geest onderwijst tot een eind, en maakt zo plaats voor het Laatste Oordeel waarin al het leren eindigt in één laatste samenvatting die voorbij zichzelf zal reiken en zich uitstrekt tot God. De Wederkomst is het moment waarop alle denkgeesten in handen van Christus worden gelegd, om in naam van de ware schepping en de Wil van God aan de geest te worden teruggegeven.

 

4. De Wederkomst is de enige gebeurtenis in de tijd waarop de tijd zelf geen invloed heeft. Want ieder die ooit kwam om te sterven, of die nog komen zal, of nu aanwezig is, wordt gelijkelijk bevrijd van wat hij heeft gemaakt. In die gelijkheid wordt Christus hersteld als één Identiteit, waarin de Zonen van God erkennen dat zij allen één zijn. En God de Vader glimlacht naar Zijn Zoon, Zijn ene schepping en Zijn enige vreugd.

 

5. Bid dat de Wederkomst spoedig mag zijn, maar laat het daar niet bij. Ze heeft jouw ogen en oren en handen en voeten nodig. Ze heeft jouw stem nodig. En bovenal behoeft ze jouw bereidwilligheid. Laten we ons erin verheugen dat we Gods Wil kunnen doen, en ons verenigen in het heilig licht daarvan. Zie, de Zoon van God is één in ons, en door Hem kunnen we de Liefde van onze Vader bereiken.

 

 

We vervolgen het overzicht van de betekenis van de Wederkomst:

 

5. De herkenning van volmaakte eenheid (2:3-4).

 

Vergeving verlicht de weg van de Wederkomst, omdat ze alles als één beschijnt. En zo wordt eenheid ten langen leste herkend (2:3-4).

 

Door totale vergeving verdwijnen alle barrières, alle schijnbare redenen voor afscheiding, waardoor onze eenheid “ten langen leste wordt herkend”. Elke vorm van niet-vergeven is een reden voor afscheiding, een rechtvaardiging om onszelf afgezonderd te houden. Omgekeerd is elke reden om onszelf afgezonderd te houden een vorm van niet-vergeven, een oordeel over een ander. Om de weg te bereiden voor de Wederkomst van Christus, die de herkenning van eenheid betekent, moet vergeving eerst totaal worden.

 

Sommigen van ons herinneren zich misschien nog het lied “Prepare ye, the way of the Lord” (Bereid u, de weg van de Heer) uit de musical Godspell; anderen kennen deze woorden mogelijk uit de Bijbel, toen Johannes de Doper de komst van Jezus aankondigde: “Bereid de weg des Heren”. Vergeving is de manier waarop wij de weg van de Heer bereiden met betrekking tot de Wederkomst van Christus. “Vergeving verlicht de weg van de Wederkomst”. Ze verwijdert de barrières naar ons bewustzijn van eenheid.