Les 30
(30 januari)
God is in alles wat ik zie, want God is in mijn denkgeest.
1. Het idee voor vandaag is de springplank naar visie. Vanuit dit idee zal de wereld voor jou opengaan, en je zult naar haar kijken en in haar zien wat je nooit eerder hebt gezien. En wat jij vroeger zag, zal dan zelfs niet eens vagelijk zichtbaar voor je zijn.
2. Vandaag proberen we een nieuw soort ‘projectie’ te hanteren. We proberen ons niet te ontdoen van wat we niet prettig vinden door het buiten ons te zien. In plaats daarvan proberen we in de wereld te zien wat zich in onze denkgeest bevindt, en wat we willen zien is er ook. Zodoende proberen we ons te verbinden met wat we zien, in plaats van het van ons af te houden. Dat is het fundamentele verschil tussen visie en de manier waarop jij ziet.
3. Het idee van vandaag moet de hele dag zo vaak mogelijk worden toegepast. Wanneer je maar even een moment hebt, herhaal het dan langzaam voor jezelf, terwijl je om je heen kijkt en probeert te beseffen dat het idee voor alles geldt wat je nu ziet of nu zou kunnen zien, als het zich in je gezichtsveld bevond.
4. Ware visie is niet beperkt tot begrippen als ‘dichtbij’ en ‘veraf’. Om je aan dit idee te helpen wennen, moet je bij het toepassen van het idee van vandaag proberen zowel aan dingen te denken die buiten je huidige blikveld liggen als aan dingen die je daadwerkelijk kunt zien.
5. Ware visie wordt niet alleen niet door ruimte en afstand beperkt, maar is ook allerminst op de ogen van het lichaam aangewezen. Haar enige bron is de denkgeest. Om je te helpen ook meer aan dit idee gewend te raken, moet je er verscheidene oefenperioden aan wijden het idee van vandaag met gesloten ogen toe te passen, waarbij je elk onderwerp dat maar in je denkgeest opkomt gebruikt, en in plaats van naar buiten naar binnen kijkt. Het idee van vandaag geldt voor beide evenzeer.
Toelichting:
Het idee van gisteren was “de algehele basis voor visie” (WdI.29.1:5), het idee van vandaag is “de springplank naar visie” (1:1). Dat God in alles is wat ik zie, vormt het fundament. Weten dat dit zo is omdat God in mijn denkgeest is, kan ons van zien naar visie brengen.
Vanuit dit idee zal de wereld voor jou opengaan, en je zult naar haar kijken en in haar zien wat je nooit eerder hebt gezien. En wat jij vroeger zag, zal dan zelfs niet eens vagelijk zichtbaar voor je zijn (1:2-3).
Het feit dat wat we zien rechtstreeks wordt veroorzaakt door wat zich in onze denkgeest bevindt, is fundamenteel om te begrijpen waar de Cursus het over heeft. Wij denken dat waarneming het gevolg is van wat via onze zintuigen van buitenaf onze denkgeest binnenkomt. Volgens de Cursus is het echter precies andersom. De gedachten in onze denkgeest worden naar buiten geprojecteerd en veroorzaken onze waarnemingen.“Projectie maakt waarneming”, zegt het Tekstboek op twee verschillende plaatsen (T13.V.3:5 en T21.In.1:1; vergelijkbaar met T10.In.2:7).
Wat deze les ons probeert te leren is “een nieuw soort ‘projectie” (2:1). We zouden het “positieve projectie” kunnen noemen. In plaats van projectie te gebruiken om ons te ontdoen van gedachten waar we ons onbehaaglijk bij voelen, proberen we in de wereld te zien wat we in onze eigen denkgeest willen zien.
Wat ik bijvoorbeeld wil zien is mijn onschuld. Daarom probeer ik de wereld als onschuldig te zien. Ik kies mijn gedachten en projecteer ze willens en wetens op de wereld. Ik wil God in mijn denkgeest zien en dus kies ik ervoor om God in alles te zien.
Zodoende proberen we ons te verbinden met wat we zien, in plaats van het van ons af te houden. Dat is het fundamentele verschil tussen visie en de manier waarop jij ziet (2:4-5).
Onze manier van zien benadrukt verschillen en afgescheidenheid; visie benadrukt gelijkheid.
Ware visie wordt niet alleen niet door ruimte en afstand beperkt, maar is ook allerminst op de ogen van het lichaam aangewezen (5:1).
Het wordt met elke les duidelijker dat de visie, waarover gesproken wordt, niets te maken heeft met ons fysieke zien. In het denksysteem van de Cursus zien onze ogen helemaal niets en zijn ze alleen een middel voor misleiding. Visie omvat aspecten die buiten het bereik van ons fysieke zien liggen. Het is zien met onze denkgeest, niet met onze ogen. “Haar enige bron is de denkgeest” (5:2).
Les 27: “Ik wil niets liever dan zien”, krijgt nu meer betekenis. Ik wil visie. Ik wil God in alles zien. Ik wil dat, omdat ik diep van binnen weet dat ik de dingen op die manier kan zien. Ik wil ook in staat zijn om mezelf op die manier te zien. Als ik jou kan zien als een heilig kind van God, onschuldig en puur, weet ik dat ik een weerspiegeling van mezelf zie. Ik wil mezelf op die manier zien, dus wil ik jou op die manier zien.
God is in mijn denkgeest. De wereld weerspiegelt wat zich in mijn denkgeest bevindt. Hoe wil ik de wereld zien? Ben ik bereid een wereld te zien waarin God aanwezig is? Als dat niet zo is, dan weerspiegelt dat alleen maar het feit dat ik onwillig ben en bang om Zijn aanwezigheid in mijn denkgeest te zien.
Oefeninstructies:
DOEL
Een nieuwe manier van zien leren. In dat soort zien komt wat je ziet niet van buiten, via je lichamelijke ogen, of van de projectie van je illusies op de wereld. Het komt van de “projectie” van de waarheid, die zich in je denkgeest bevindt, op alles wat je ziet.
OEFENING
Zo vaak mogelijk, gedurende een minuut.
Kijk om je heen en pas het idee toe op alles wat je ziet en zelfs op datgene wat buiten je gezichtsveld ligt. Pas het idee met gesloten ogen ook enkele keren toe op je innerlijke wereld.