Les 7
(7 januari)
Ik zie alleen het verleden.
1. Dit idee is in eerste instantie bijzonder moeilijk te geloven. Toch vormt het de grondslag voor al de voorgaande.
Het is de reden waarom niets wat jij ziet iets betekent.
Het is de reden waarom jij alles wat je ziet alle betekenis gegeven hebt die het voor jou heeft.
Het is de reden waarom jij niets begrijpt wat je ziet.
Het is de reden waarom jouw gedachten niets betekenen en waarom ze net zijn als de dingen die je ziet.
Het is de reden waarom jij nooit onvrede voelt om de reden die je denkt.
Het is de reden waarom jij onvrede voelt omdat je iets ziet wat er niet is.
2. Oude ideeën over tijd zijn bijzonder moeilijk te veranderen, omdat alles waarin je gelooft geworteld is in de tijd en steunt op het feit dat je deze nieuwe denkbeelden hierover niet leert. En dat is nu precies de reden waarom je nieuwe ideeën over tijd nodig hebt. Dit eerste tijdidee is niet echt zo vreemd als het in eerste instantie mag klinken.
3. Kijk bijvoorbeeld eens naar een kopje. Zie je een kopje, of kijk je alleen opnieuw naar je vroegere ervaringen met het oppakken van een kopje, dorst hebben, uit een kopje drinken, de rand van een kopje tegen je lippen voelen, ontbijten, enzovoort? En zijn niet ook je esthetische reacties op het kopje gebaseerd op vroegere ervaringen? Hoe kun je anders weten of dit soort kopje al dan niet zal breken, als je het laat vallen? Wat weet jij van dit kopje behalve wat je in het verleden geleerd hebt? Je zou geen flauw idee hebben van wat dit kopje is, als je dat niet in het verleden had geleerd. Zie jij het dan ook echt?
4. Kijk om je heen. Dit geldt voor alles waar je naar kijkt evengoed. Erken dit, door het idee van vandaag zonder onderscheid toe te passen op alles wat je blik vangt. Bijvoorbeeld:
Ik zie alleen het verleden in dit potlood.
Ik zie alleen het verleden in deze schoen.
Ik zie alleen het verleden in deze hand.
Ik zie alleen het verleden in dat lichaam.
Ik zie alleen het verleden in dat gezicht.
5. Blijf niet bij één ding in het bijzonder stilstaan, maar denk eraan niets uitdrukkelijk weg te laten. Werp een korte blik op elk voorwerp en ga dan naar het volgende. Drie of vier oefenperioden, die elk een minuutje duren, kunnen volstaan.
Toelichting:
Zoals deze les zegt vormt dit idee de grondslag voor alle voorgaande lessen (1:2). “Het is de reden waarom niets wat jij ziet iets betekent” (1:3) en dat geldt eveneens voor de andere vijf ideeën. Omdat we alleen het verleden zien is elk van deze ideeën waar. Daarom is ook dit een uitermate belangrijke les, die we goed in ons op moeten nemen en waar we serieus over na moeten denken.
Het idee van vandaag is zeer absoluut: “Ik zie alleen het verleden”. We vinden dit “in eerste instantie bijzonder moeilijk te geloven” (1:1). En zelfs dat is een onderschatting. Maar maak je geen zorgen, je Leraar weet wat je probleem is en heeft er begrip voor.
De Cursus legt bijzonder veel nadruk op dit idee, niet alleen in het Werkboek, maar ook in het Tekstboek. In drie paragrafen van Hoofdstuk 13, van “De functie van tijd” (T13.IV) tot en met “Het heden vinden” (T13.VI), wordt ingegaan op de manier waarop wij het begrip tijd zien en op het feit dat het ego enorm investeert in het verleden en uiteindelijk gelooft “dat het verleden het enige aspect van de tijd is dat betekenis heeft”(T13.IV.4:2.). Er wordt ook gesproken over schaduwfiguren uit het verleden, ontstaan uit illusies, die ons zicht op de huidige werkelijkheid volledig blokkeren:
Wedergeboren worden betekent het verleden loslaten, en zonder veroordeling naar het heden kijken (T13.VI.3:5).
En deze les zegt:
Oude ideeën over tijd zijn bijzonder moeilijk te veranderen, omdat alles waarin je gelooft geworteld is in de tijd en steunt op het feit dat je deze nieuwe denkbeelden hierover niet leert (2:1).
Wát we ook geleerd hebben, we hebben het geleerd van het verleden, daar is geen discussie over mogelijk. Daarom is alles wat we denken te weten gebaseerd op het verleden. We kijken naar het heden door het filter van wat we in het verleden leerden. De Cursus dringt er op aan om wat we in het verleden hebben geleerd niet als lichtbaken te gebruiken dat ons leidt in het heden (zie T14.XI.6:9), maar ons in plaats daarvan op het hier en nu te richten en de Heilige Geest te vragen ons te laten zien wat Zijn visie is van het heden.
Het voorbeeld in deze les over het kopje maakt duidelijk dat de betekenis, die we aan dingen toekennen, afhankelijk is van wat we daar in het verleden over leerden en dat onze reactie op deze dingen gebaseerd is op de ervaringen die we daar in het verleden mee hebben opgedaan. “Je zou geen flauw idee hebben van wat dit kopje is, als je dat niet in het verleden had geleerd” (3:6). En: “Dit geldt voor alles waar je naar kijkt evengoed”(4:2).
Dat we alleen het verleden zien is dus een feit. Op dit moment lijkt het misschien alsof daar geen alternatief voor is, geen andere manier van zien. Maar er is een andere manier. De Cursus zal ons daar uiteindelijk naar toe leiden. Voor nu is het voldoende om deze les tot je door te laten dringen: “Ik zie alleen het verleden”.
Oefeninstructies:
DOEL
Een begin maken met het veranderen van je ideeën over tijd, wat de basis is van alles wat je ziet en gelooft. Je verstand zal zich tegen deze verandering verzetten om het beeld, dat je van de wereld hebt, in stand te houden. Maar het is juist deze wereld die je gevangen houdt.
OEFENING
Drie of vier keer gedurende ongeveer een minuut.
Kijk om je heen en pas het idee toe op alles waar je blik op valt, zonder onderscheid te maken. Zeg: “Ik zie alleen het verleden in... (deze schoen, dat lichaam, enzovoort)”. “Blijf niet bij één ding in het bijzonder stilstaan, maar denk eraan niets uitdrukkelijk weg te laten” (5:1).