Les 288
(15 oktober)
Laat me vandaag mijn broeders verleden vergeten.
1. Dit is de gedachte die me naar U leidt en tot mijn einddoel voert. Zonder mijn broeder kan ik niet komen tot U. En om mijn Bron te kennen moet ik eerst begrijpen wat U als één met mij geschapen hebt. Het is de hand van mijn broeder die me naar U leidt. Zijn zonden liggen in het verleden samen met die van mij, en ik ben verlost want het verleden is voorbij. Laat me dat niet koesteren in mijn hart of ik zal de weg die naar U voert verliezen. Mijn broeder is mijn verlosser. Laat me de verlosser die U me gegeven hebt niet aanvallen. Maar laat me hem eren die Uw Naam draagt, en me zo herinneren dat Die ook de mijne is.
2. Vergeef mij dan, vandaag. En je zult weten dat je mij vergeven hebt als jij je broeder in het licht van heiligheid aanschouwt. Hij kan niet minder heilig zijn dan ik, en jij kunt niet heiliger zijn dan hij.
Toelichting:
“Zonder mijn broeder kan ik niet komen tot U” (1:2). De keuze voor God is de keuze om ons met elkaar te verenigen. Door onze Identiteit te erkennen, erkennen we een Identiteit die wordt gedeeld met al wat leeft. Omdat onze verlossing ligt in het ontwaken tot deze gedeelde Identiteit is het onmogelijk om alléén tot God te komen. Het probleem is de afscheiding, daarom is eenheid de oplossing.
Zijn zonden liggen in het verleden samen met die van mij, en ik ben verlost want het verleden is voorbij (1:5).
Als het verleden voor mij voorbij is, is het voor iedereen voorbij. Wanneer ik dus vasthoud aan mijn broeders verleden en grieven koester jegens hem, belemmer ik mijn eigen verlossing: “Laat me dat [het verleden] niet koesteren in mijn hart of ik zal de weg die naar U voert verliezen”(1:6).
Deze les leert ons: “om mijn Bron te kennen moet ik eerst begrijpen wat U als één met mij geschapen hebt” (1:3). Met andere woorden, om mijn eigen goddelijke oorsprong te kunnen zien, om mijn eigen heiligheid en volmaaktheid te kennen, moet ik inzien dat “die verschrikkelijke persoon” en ieder ander eveneens door God geschapen is.
We kennen allemaal mensen van wie we ons niet voor kunnen stellen dat ze de Hemel verdienen. Laat ik één ervan, die in mijn leven is, George noemen. Ik kan George niet zien als iemand die de Hemel waardig is. Als hij daar zou zijn, zou het voor mij geen Hemel zijn. Ken je het soort mensen dat ik bedoel?
“Zonder mijn broeder kan ik niet komen tot U” betekent niet dat ik niet naar de Hemel kan voordat George zover is. Het betekent dat ik niet naar de Hemel kan tot ik inzie dat George daar al is. Ik moet George zien zoals ik mezelf zie. Ik moet zijn heiligheid zien en zijn verleden vergeten. Als ik zijn verleden kan vergeten, kan ik ook het mijne vergeten. Als ik hem het verleden blijf aanrekenen, reken ik mezelf mijn eigen verleden aan.
Ik kan mezelf niet als beter zien dan mijn broeder, ik kan niet heiliger zijn dan hij. Maar ik kan ook niet minder heilig zijn dan Jezus. Waar het om gaat is dat ik geen enkele gave van God in mijzelf kan zien die ik niet in iedereen kan zien. Als ik mijn broeder eer als mijn verlosser erken ik wie hij werkelijk is en daarmee erken ik mijn eigen Identiteit die ik met hem deel. Mijn broeders en zusters zijn mijn verlossers, niet doordat ze mij iets geven wat mij ontbreekt of iets voor me doen wat ik zelf niet kan, maar doordat ik mij, door hen te vergeven en hun verleden te vergeten, de waarheid over mijzelf herinner die ik met hen deel. Ze laten mij mijn eigen oordeel over mezelf zien, zodat ik dit los kan laten. Als ik hen zie, zie ik mezelf en door hen mildheid, vriendelijkheid en vergeving te schenken, geef ik deze geschenken aan mezelf.
In de tweede alinea spreekt Jezus ons rechtstreeks aan en het is belangrijk om hem als spreker te herkennen, omdat hij hier duidelijk maakt dat hoe ik mijn broeder zie, hetzelfde is als hoe ik hem zie en hoe ik God zie. Mijn vergeving van mijn broeder is dus hetzelfde als Jezus en God vergeven. “Hij [je broeder] kan niet minder heilig zijn dan ik” (2:3) zegt Jezus. De grens die ik stel aan de heiligheid van mijn broeder door de manier waarop ik hem waarneem, is de grens die ik aan mijn eigen heiligheid stel. Als ik hem zie als onbekwaam om iets te begrijpen, iets te leren en volmaakt te zijn, dan zie ik mezelf als zodanig. Niemand valt buiten de verlossing. Als ik van mening ben dat hij in dit leven God nooit zal vinden, stel ik diezelfde grens aan mezelf. En elke grens is onjuist, want “wonderen kennen geen rangorde naar moeilijkheid” (T1.I.1:1).
Oefeninstructies:
DOEL
De Inleiding op Deel II van het Werkboek klinkt alsof we voor de rest van het jaar proberen het eind van onze spirituele reis te bereiken: “Dit jaar heeft ons tot de eeuwigheid gebracht” (10:8). Het Handboek voor leraren beschrijft in hoofdstuk 16 een bescheidener doel: het bereiken van een punt waarop we oefenen vanuit onze eigen motivatie en inspiratie en niet omdat een boek ons aanraadt dat te doen. Dat betekent dat onze beoefening verandert van een opdracht in een levenswijze. Ik denk dat het goed is deze beide doelen te combineren. We moeten streven naar de eeuwigheid, omdat we, door de lat hoog te leggen, verder komen dan wanneer we dat niet doen, zelfs als dat alleen maar betekent dat we het Werkboek niet meer nodig hebben.
Deel II, dat geen instructies voor de dagelijkse beoefening meer bevat, is een belangrijke stap in die richting. Wanneer je beoefening opbloeit in plaats van verdort, ben je dicht bij het doel van het Werkboek: het overbodig worden ervan.
Met andere woorden: we moeten ernaar streven los te komen van tijd en ruimte, zodat we dit doel kunnen bereiken.
LEZEN VAN DE LESSEN
De lessen van Deel II zijn anders dan die van Deel I. Na het idee van de dag volgen slechts twee alinea’s, beide in de eerste persoon (ik of wij), die het idee van de dag uitbreiden en toelichten. Hierdoor lijken de lessen van Deel II op de meeste herhalingen van Deel I, waar het idee van de dag wordt gevolgd door een “bijbehorende toelichting” (WdI.hI.In.2:3,3:3), die geschreven is in de eerste persoon en een uitbreiding is van het idee. In de Herhalingen zijn deze bijbehorende toelichtingen onderdeel van de oefening. We lezen ze enkele keren, denken erover na, herhalen ze bij onszelf en “proeven” elk woord. De bedoeling is ze ons eigen te maken, daarom zijn ze geformuleerd alsof het onze eigen woorden zijn. We verbinden ons er zodanig mee dat het meer oefenen dan lezen wordt.
Het is goed om de bijbehorende toelichtingen in Deel II op dezelfde manier te gebruiken. De Inleiding verwijst daar ook naar. Ze spreekt over lezen als een oefening (2:1), een inleiding tot “perioden van woordeloze, diepe ervaring die daarop zouden moeten volgen” (11:2). Als praktische oefening kunnen de twee alinea’s van elke les op de volgende manier worden gebruikt:
- De toelichting op het idee:
Lees deze alinea langzaam een aantal keren en stel je voor dat dit werkelijk je eigen gedachten zijn. Benadruk eventueel de woorden “ik”, “mij” en “mijn”.
- Het gebed:
OCHTEND- EN AVOND MEDITATIE
Deze langere oefenperioden zijn bedoeld als Open Mind meditatie, dus neem de tijd die je nodig hebt voor het gewenste resultaat. Begin met het herhalen van het idee van de dag, maar doe dit op een speciale manier: als een uitnodiging aan God om tot je te komen: “We zeggen de uitnodigende woorden die Zijn Stem ons ingeeft en dan wachten we op Zijn komst” (4:6). Nadat je deze woorden hebt herhaald, wacht je in verwachtingsvolle stilte. Wachten betekent gewoonlijk dat je lichamelijk stil zit of staat, in afwachting van de een of andere gebeurtenis. Hier gaat het echter ook om mentale stilte, in afwachting van een wonderbaarlijke gebeurtenis: het ervaren van God in je denkgeest. Wacht daar als het ware met ingehouden adem op. Wacht in het vertrouwen dat “de Godsherinnering schemert aan de wijde horizonten van onze denkgeest” (9:5). Je wacht dus bewegingloos, maar zeer alert. Je wachten moet vervuld zijn van de verwachting “dat onze Vader Zichzelf openbaart, zoals Hij heeft beloofd” (3:3). Met andere woorden: je wachten is gebaseerd op het vertrouwen dat God Zijn beloften na zal komen. Hij heeft je beloofd dat Hij komt als je daar om vraagt. Probeer zonder gebruik van woorden in deze meditatieve staat te blijven. Als je gedachten afdwalen herhaal dan het idee van de dag, om jezelf terug te brengen naar de staat van zwijgend wachten. “We zullen die gedachte gebruiken om onze denkgeest zo nodig te kalmeren” (3:1).
Wanneer je de Open Mind meditatie te moeilijk vindt of wanneer deze niet het gewenste resultaat oplevert, gebruik dan eventueel de Naam-van-God meditatie, zoals bijvoorbeeld Les 222 aangeeft: “Vader, we hebben geen andere woorden op onze lippen en in onze denkgeest dan Uw Naam, nu wij in stilte in Uw Tegenwoordigheid komen en vragen om even in vrede te mogen rusten bij U” (WdII.222.2:1). (Zie ook de oefeninstructies bij les 183, 184 en Naam van God meditatie.
UURLIJKSE HERINNERING
Een of twee minuten op het hele uur (of korter wanneer dat vanwege de omstandigheden niet mogelijk is). Doe een korte versie van de ochtendmeditatie: herhaal het idee als een uitnodiging aan God en wacht in woordeloze stilte op Zijn komst.
REGELMATIGE HERHALINGEN
Herhaal het idee van de dag zo vaak mogelijk: “Herhaal het, en laat je denkgeest een kort moment in stilte en vrede verpozen” (WdI.hIII.In.10:5).
ANTWOORD OP VERLEIDINGEN
Zodra je in de verleiding komt om je doel te vergeten:
Herhaal het idee om God aan te roepen teneinde deze verleiding te laten verdwijnen (2:9, 10:2).
Als je ergens door van streek raakt, stel dan vast welke behoefte achter dat gevoel zit en zeg: “Ik denk dat ik ..... nodig heb, maar ik heb niets nodig dan de waarheid.”
LEZEN VAN DE “WAT IS DE HEILIGE GEEST”-TEKST
Lees vóór de ochtend- of avondoefening de “Wat is de Heilige Geest”- tekst die aan de orde is. Lees dit niet oppervlakkig, “ze dienen langzaam gelezen en even overdacht te worden” (11:4).
OEFENSUGGESTIE
Voor een specifieke toepassing van het idee van vandaag kun je de volgende oefening doen: Neem iemand in gedachten jegens wie je een grief koestert en zeg dan: “Laat me vandaag het verleden van mijn broeder .......... (naam) vergeten.
Zijn zonden liggen in het verleden, samen met die van mij.
Omdat hij Uw Naam draagt, weet ik dat dat ook de mijne is. Hij is Gods heilige schepping en dus ben ik dat ook.”
•••
SAMENVATTING
- Lees de toelichting langzaam en alsof het je eigen woorden zijn.
- Bid het gebed, eventueel meerdere keren.
- ’s Morgens en ’s avonds: Herhaal het idee en mediteer daarna enige tijd.
- Elk heel uur: Herhaal het idee en breng enkele momenten door in stilte.
- Regelmatige herhalingen: Herhaal het idee gedurende de dag zo vaak mogelijk.
- Antwoord op verleidingen: Herhaal het idee om je vrede te herstellen zodra deze verstoord raakt en/of je het doel uit het oog verliest.
- Lees één keer per dag langzaam en aandachtig de “Wat is de Heilige Geest”- tekst.
Wat is de Heilige Geest 8:
Deel 8: WdII.7.4:2-3
1. De Heilige Geest bemiddelt tussen illusies en de waarheid. Aangezien Hij de kloof tussen werkelijkheid en dromen moet overbruggen, leidt waarneming tot kennis dankzij de genade die God Hem gegeven heeft, als Zijn geschenk aan ieder die zich voor de waarheid tot Hem wendt. Over de brug waarin Hij voorziet worden alle dromen tot de waarheid gebracht, om ten overstaan van het licht van de kennis te worden verdreven. Daar worden beelden en geluiden voor eeuwig terzijde gelegd. En waar die tevoren werden waargenomen, heeft vergeving een vredig einde van alle waarneming mogelijk gemaakt.
2. Het doel van het onderricht van de Heilige Geest is nu juist deze beëindiging van dromen. Want beelden en geluiden moeten worden omgezet van getuigenissen van angst in die van liefde. En wanneer dit volledig is tot stand gebracht, heeft leren het enige doel bereikt dat het in werkelijkheid bezit. Want leren, zoals de Heilige Geest dat leidt naar het door Hem voorziene resultaat, wordt het middel dat zichzelf overstijgt om te worden vervangen door de eeuwige waarheid.
3. Als je eens wist hoezeer jouw Vader ernaar smacht dat jij jouw zondeloosheid inziet, dan zou je Zijn Stem niet tevergeefs laten smeken, en je niet afkeren van wat Hij aanbiedt als vervanging van de beangstigende beelden en dromen die jij hebt gemaakt. De Heilige Geest begrijpt de middelen die jij hebt gemaakt, waarmee je wilt bereiken wat eeuwig onbereikbaar is. En als je die aan Hem geeft zal Hij de middelen die jij ter verbanning hebt gemaakt, aanwenden om jouw denkgeest terug te brengen naar waar die waarlijk thuishoort.
4. Vanuit kennis, waar Hij door God is geplaatst, roept de Heilige Geest jou op om vergeving op je dromen te laten rusten en weer je innerlijke gezondheid en vrede te hervinden.
"Zonder vergeving zullen je dromen jou angst blijven aanjagen. En de herinnering van al je Vaders Liefde zal niet terugkeren om aan te geven dat aan dromen een eind is gekomen."
5. Aanvaard je Vaders geschenk. Het is een Uitnodiging van Liefde aan Liefde om louter Zichzelf te zijn. De Heilige Geest is Zijn geschenk, waarmee de hemelse rust aan Zijn geliefde Zoon wordt teruggegeven. Zou jij willen weigeren de functie op je te nemen om God compleet te maken, wanneer al wat Hij wil is dat jij compleet bent?
Zonder vergeving zullen je dromen jou angst blijven aanjagen (4:2).
Wanneer we onze dromen vergeven verdwijnen ze. Dromen vergeven betekent dat we begrijpen dat wat we denken dat ons is aangedaan nooit heeft plaatsgevonden (WdII.1.1:1). Het betekent niet dat deze gebeurtenissen niet hebben plaatsgevonden, maar dat onze interpretatie ervan (ons idee dat ons iets werd aangedaan, onze waarneming van aanval) niet juist was. Als we niet vergeven blijven dergelijke dromen ons angst aanjagen. Vergeven betekent: inzien dat er niets is om te vergeven. Het betekent een herinterpretatie van het verleden en ons alleen de liefde of de roep om liefde herinneren die er was. Het betekent de ontkenning van elke werkelijkheid van onze waarneming van aanval.
Misschien weigeren we dat te doen. Misschien denken we dat het, om de een of andere reden, belangrijk is onze waarneming van gekwetst te zijn in stand te houden. Maar als we dat doen houden we ook de angst in stand. Het verleden blijft voortduren in ons heden en onze toekomst. Uiteindelijk komt ieder van ons tot de conclusie dat dit niet is wat we willen en zullen we het verleden loslaten.
Tenzij we het verleden vergeven en loslaten zal “de herinnering van al je Vaders Liefde niet terugkeren om aan te geven dat aan dromen een eind is gekomen” (4:3). Hoe kunnen we ons Gods Liefde herinneren wanneer we onszelf voortdurend als slachtoffer zien en zeggen: “een liefhebbende God zou dit niet toestaan”?
Wil ik geloven in de werkelijkheid van zonde of in de Liefde van God? Vanuit een plaats binnenin onszelf roept de Heilige Geest ons op om vergeving te laten rusten op al onze dromen. Dat is de enige manier waarop we teruggebracht kunnen worden naar heelheid en innerlijke vrede.