Les 240

(28 augustus)

Angst is niet gerechtvaardigd, in geen enkele vorm.

1. Angst is misleiding. En getuigt dat jij jezelf gezien hebt zoals je nooit zou kunnen zijn en daarom naar een wereld kijkt die onmogelijk is. Niet één ding in deze wereld is waar. Het doet er niet toe in welke vorm het verschijnt. Het getuigt slechts van jouw eigen illusies over jezelf. Laten we ons vandaag niet laten misleiden. Wij zijn de Zonen van God. Er is in ons geen angst, want we maken allen deel uit van de Liefde zelf.

 

2. Hoe dwaas zijn onze angsten! Zou U toestaan dat Uw Zoon lijdt? Geef ons vandaag het vertrouwen om Uw Zoon te herkennen, en hem te bevrijden. Laten we hem in Uw Naam vergeven, opdat we zijn heiligheid kunnen verstaan en voor hem de liefde voelen die ook de Uwe is.


Toelichting:

Angst is misleiding” (1:1). Als we bang zijn hebben we ons laten misleiden door een leugen, want in het licht van wat we zijn (de Zoon van God ..... deel uitmakend van de Liefde zelf, 1:7,8), kan niets ons schaden of verlies veroorzaken. Wanneer we angst voelen moeten we onszelf dus gezien hebben zoals we nooit zouden kunnen zijn (1:2). De werkelijkheid van wat wij zijn is nooit in gevaar, want “niets werkelijks kan bedreigd worden” (TIn.2:2). Niets in de wereld kan ons bedreigen, omdat “niets onwerkelijks bestaat” (TIn.2:3).

 

Alle bedreigingen van de wereld, in welke vorm ook, getuigen slechts van één ding: onze eigen illusies over onszelf (1:4-5). We zien onszelf als kwetsbaar, als een vergankelijk lichaam, een broos ego, een fysieke levensvorm die ieder moment weggevaagd kan worden. Als we ons angstig voelen is dat wat we denken te zijn, maar het is niet wat we zijn. Om te kunnen geloven dat we iets anders zijn – de eeuwige Zoon van God, voor altijd veilig in Zijn Liefde, buiten het bereik van de dood – moeten we bereid zijn de onwerkelijkheid te zien van alles wat lijkt te bewijzen dat de wereld werkelijk is.

 

En uiteindelijk moeten we inzien dat onze pogingen om vast te houden aan de realiteit van deze wereld hetzelfde is als vasthouden aan de dood.

 

Als we volhouden dat de wereld werkelijk is, zal de verklaring van vandaag: “Angst is niet gerechtvaardigd” voor ons niet waar zijn. Alles in deze wereld is kwetsbaar en veranderlijk en zal uiteindelijk verdwijnen. Als we ons daaraan vastklampen is angst onvermijdelijk, omdat het einde van wat we vasthouden onvermijdelijk is. De enige manier om werkelijk vrij te zijn van angst is ophouden met waarde toe te kennen aan alles, behalve aan het eeuwige.

 

Dit betekent niet dat we geen vreugde kunnen beleven aan iets wat tijdelijk is; dat we bijvoorbeeld niet kunnen genieten van de schoonheid van een zonsondergang. Het gaat er om dat we leren begrijpen dat het niet de zonsondergang zelf is die we waarderen, maar de schoonheid die ze weerspiegelt. Het is niet de liefkozing van een lichaam die we waarderen – een lichaam dat vergankelijk is en verdwijnt maar de eeuwige liefde die het op dat moment uitdrukt. Het gaat niet om de vorm, maar om de inhoud. Het gaat niet om het symbool, maar om zijn betekenis. Het gaat niet om “de boventonen, de harmonieën, de echo’s” (L1.I.3:3), maar om het eeuwige lied van de liefde.

 

Vandaag wil ik oefenen door vaak te herhalen: “Angst is niet gerechtvaardigd, in geen enkele vorm”. Wanneer angst opkomt, wil ik mij herinneren dat deze dwaas is (2:1). Ik zal me realiseren dat er geen reden voor is. Laat mijn grootste angsten mij eraan herinneren dat de waarheid van wat ik waardeer nooit verdwijnt.


Oefeninstructies:

DOEL

De Inleiding op Deel II van het Werkboek klinkt alsof we voor de rest van het jaar proberen het eind van onze spirituele reis te bereiken: “Dit jaar heeft ons tot de eeuwigheid gebracht” (10:8). Het Handboek voor leraren beschrijft in hoofdstuk 16 een bescheidener doel: het bereiken van een punt waarop we oefenen vanuit onze eigen motivatie en inspiratie en niet omdat een boek ons aanraadt dat te doen. Dat betekent dat onze beoefening verandert van een opdracht in een levenswijze. Ik denk dat het goed is deze beide doelen te combineren. We moeten streven naar de eeuwigheid, omdat we, door de lat hoog te leggen, verder komen dan wanneer we dat niet doen, zelfs als dat alleen maar betekent dat we het Werkboek niet meer nodig hebben.

Deel II, dat geen instructies voor de dagelijkse beoefening meer bevat, is een belangrijke stap in die richting. Wanneer je beoefening opbloeit in plaats van verdort, ben je dicht bij het doel van het Werkboek: het overbodig worden ervan.

 

Met andere woorden: we moeten ernaar streven los te komen van tijd en ruimte, zodat we dit doel kunnen bereiken.

 

LEZEN VAN DE LESSEN

De lessen van Deel II zijn anders dan die van Deel I. Na het idee van de dag volgen slechts twee alinea’s, beide in de eerste persoon (ik of wij), die het idee van de dag uitbreiden en toelichten. Hierdoor lijken de lessen van Deel II op de meeste herhalingen van Deel I, waar het idee van de dag wordt gevolgd door een “bijbehorende toelichting” (WdI.hI.In.2:3,3:3), die geschreven is in de eerste persoon en een uitbreiding is van het idee. In de Herhalingen zijn deze bijbehorende toelichtingen onderdeel van de oefening. We lezen ze enkele keren, denken erover na, herhalen ze bij onszelf en “proeven” elk woord. De bedoeling is ze ons eigen te maken, daarom zijn ze geformuleerd alsof het onze eigen woorden zijn. We verbinden ons er zodanig mee dat het meer oefenen dan lezen wordt.

Het is goed om de bijbehorende toelichtingen in Deel II op dezelfde manier te gebruiken. De Inleiding verwijst daar ook naar. Ze spreekt over lezen als een oefening (2:1), een inleiding tot “perioden van woordeloze, diepe ervaring die daarop zouden moeten volgen” (11:2). Als praktische oefening kunnen de twee alinea’s van elke les op de volgende manier worden gebruikt:

 

  • De toelichting op het idee:

Lees deze alinea langzaam een aantal keren en stel je voor dat dit werkelijk je eigen gedachten zijn. Benadruk eventueel de woorden “ik”, “mij” en “mijn”.

  • Het gebed:

 

OCHTEND- EN AVOND MEDITATIE

Deze langere oefenperioden zijn bedoeld als Open Mind meditatie, dus neem de tijd die je nodig hebt voor het gewenste resultaat. Begin met het herhalen van het idee van de dag, maar doe dit op een speciale manier: als een uitnodiging aan God om tot je te komen: “We zeggen de uitnodigende woorden die Zijn Stem ons ingeeft en dan wachten we op Zijn komst” (4:6). Nadat je deze woorden hebt herhaald, wacht je in verwachtingsvolle stilte. Wachten betekent gewoonlijk dat je lichamelijk stil zit of staat, in afwachting van de een of andere gebeurtenis. Hier gaat het echter ook om mentale stilte, in afwachting van een wonderbaarlijke gebeurtenis: het ervaren van God in je denkgeest. Wacht daar als het ware met ingehouden adem op. Wacht in het vertrouwen dat “de Godsherinnering schemert aan de wijde horizonten van onze denkgeest” (9:5). Je wacht dus bewegingloos, maar zeer alert. Je wachten moet vervuld zijn van de verwachting “dat onze Vader Zichzelf openbaart, zoals Hij heeft beloofd” (3:3). Met andere woorden: je wachten is gebaseerd op het vertrouwen dat God Zijn beloften na zal komen. Hij heeft je beloofd dat Hij komt als je daar om vraagt. Probeer zonder gebruik van woorden in deze meditatieve staat te blijven. Als je gedachten afdwalen herhaal dan het idee van de dag, om jezelf terug te brengen naar de staat van zwijgend wachten. “We zullen die gedachte gebruiken om onze denkgeest zo nodig te kalmeren” (3:1).

 

Wanneer je de Open Mind meditatie te moeilijk vindt of wanneer deze niet het gewenste resultaat oplevert, gebruik dan eventueel de Naam-van-God meditatie, zoals bijvoorbeeld Les 222 aangeeft: “Vader, we hebben geen andere woorden op onze lippen en in onze denkgeest dan Uw Naam, nu wij in stilte in Uw Tegenwoordigheid komen en vragen om even in vrede te mogen rusten bij U” (WdII.222.2:1). (Zie ook de oefeninstructies bij les 183184 en Naam van God meditatie.

 

UURLIJKSE HERINNERING

Een of twee minuten op het hele uur (of korter wanneer dat vanwege de omstandigheden niet mogelijk is). Doe een korte versie van de ochtendmeditatie: herhaal het idee als een uitnodiging aan God en wacht in woordeloze stilte op Zijn komst.

 

REGELMATIGE HERHALINGEN

Herhaal het idee van de dag zo vaak mogelijk: “Herhaal het, en laat je denkgeest een kort moment in stilte en vrede verpozen” (WdI.hIII.In.10:5).

 

ANTWOORD OP VERLEIDINGEN

Zodra je in de verleiding komt om je doel te vergeten:

Herhaal het idee om God aan te roepen teneinde deze verleiding te laten verdwijnen (2:9, 10:2).

 

LEZEN VAN DE “WAT IS VERLOSSING”-TEKST

Lees vóór de ochtend- of avondoefening de “Wat is verlossing”- tekst die aan de orde is. Lees dit niet oppervlakkig, “ze dienen langzaam gelezen en even overdacht te worden” (11:4).

 

OEFENSUGGESTIE

Wees vandaag alert op elke vorm van angst, inclusief onrust, bezorgdheid of nervositeit. Herhaal het idee op dat moment op deze specifieke manier: “Ook in deze vorm is angst niet gerechtvaardigd, want ze is in geen enkele vorm gerechtvaardigd”.

 

•••

 

SAMENVATTING

  • Lees de toelichting langzaam en alsof het je eigen woorden zijn.
  • Bid het gebed, eventueel meerdere keren.
  • ’s Morgens en ’s avonds: Herhaal het idee en mediteer daarna enige tijd.
  • Elk heel uur: Herhaal het idee en breng enkele momenten door in stilte.
  • Regelmatige herhalingen: Herhaal het idee gedurende de dag zo vaak mogelijk.
  • Antwoord op verleidingen: Herhaal het idee om je vrede te herstellen zodra deze verstoord raakt en/of je het doel uit het oog verliest.
  • Lees één keer per dag langzaam en aandachtig de “Wat is verlossing”- tekst.

Wat is verlossing 10:

Deel 10: WdII.2.5:2

 

1. Verlossing is een belofte, gedaan door God, dat jij jouw weg naar Hem uiteindelijk zult vinden. Het kan niet anders of ze wordt gehouden. Ze garandeert dat er een eind komt aan de tijd, en dat alle gedachten die in de tijd zijn ontstaan eveneens een eind zullen nemen. Gods Woord is elke denkgeest gegeven die denkt dat hij afzonderlijke gedachten heeft, en zal deze conflictgedachten vervangen door de Vredesgedachte.

 

2. De Vredesgedachte werd Gods Zoon meteen gegeven zodra zijn denkgeest aan oorlog had gedacht. Voordien was er geen behoefte aan zo’n Gedachte, want vrede werd zonder tegendeel gegeven en wás gewoon. Maar wanneer de denkgeest gespleten is, is er behoefte aan genezing. Dus werd de Gedachte die het vermogen heeft de gespletenheid te genezen deel van elk fragment van de denkgeest, die nog altijd één was, maar zijn eenheid niet herkende. Nu kende hij zichzelf niet en dacht hij dat zijn eigen Identiteit verloren was.

 

3. Verlossing is ongedaan maken in die zin dat ze niets doet, en nalaat de wereld van dromen en boosaardigheid te steunen. Zo laat zij illusies los. Door die geen steun te geven laat zij ze enkel kalm tot stof vergaan. En wat zij verborgen hielden wordt nu geopenbaard: een altaar voor Gods heilige Naam waarop Zijn Woord geschreven staat, met de geschenken van jouw vergeving daarvoor neergelegd en de Godsherinnering niet ver daarachter.

 

4. Laten we dagelijks deze heilige plaats bezoeken om er samen een tijdje te vertoeven. Hier delen wij onze laatste droom. Het is een droom waarin geen verdriet schuilt, want hij doet ons heel de heerlijkheid vermoeden die ons door God gegeven werd. Het gras duwt zich door de bodem heen, de bomen botten nu en er zijn vogels in hun takken komen wonen. De aarde wordt in nieuw perspectief herboren. De nacht is voorbij en we zijn samengekomen in het licht.

 

Van hieruit schenken we verlossing aan de wereld, want hier werd verlossing ontvangen.

 

"Ons jubellied is de roep tot heel de wereld dat vrijheid is weergekeerd, dat de tijd bijna teneinde is, en dat Gods Zoon slechts een ogenblik hoeft te wachten tot hij zich zijn Vader weer herinnert, dromen voorbij zijn, de eeuwigheid de wereld weggeschenen heeft, en niets dan de Hemel nu bestaat."

 

 

Verlossing brengt geen volmaakte wereld tot stand, maar een staat van zijn waarin “de eeuwigheid de wereld weggeschenen heeft, en niets dan de Hemel nu bestaat” (5:2). Wanneer we steeds dieper doordringen in het heilig ogenblik en daarmee in de visie van de werkelijke wereld, brengen we het eind van de tijd letterlijk dichterbij. De uitdrukking “werkelijke wereld” is in feite tegengesteld aan zichzelf, want de wereld is niet werkelijk (zie T26.III.3:1-3). Het bereiken van de werkelijke wereld is het doel van de Cursus, maar wanneer we deze hebben bereikt, hebben we nauwelijks tijd om haar te waarderen, voordat God de laatste stap zet en de illusie van de wereld oplost in de werkelijkheid van de Hemel (T17.II.4:4-5). De nachtmerrie is geleidelijk veranderd in een gelukkige droom en wanneer alle nachtmerries verdwenen zijn is er geen reden meer om te dromen; we worden wakker.

 

Verlossing is dus het proces van het veranderen van de nachtmerrie in de gelukkige droom, het proces van het ongedaan maken van illusies, het proces van het afbreken van de barrières die we hebben opgeworpen tegen de liefde, kortom: het proces van vergeving. De wereld is ons klaslokaal. De reden waarom we hier zijn is om de waarheid te leren, of liever: om de vergissingen af te leren. De Cursus dringt er op aan daar tevreden mee te zijn en niet ongeduldig te worden. We kunnen en zullen niet opeens “worden opgetild en de werkelijkheid in geslingerd” (T16.VI.8:1). Dat zou ons alleen maar afschrikken, net als een kind dat ineens tot president wordt benoemd, of een eerstejaars pianostudent die gedwongen wordt een solo te spelen in het Concertgebouw. Wij bevinden ons precies daar waar we moeten zijn, terwijl we leren wat we moeten leren. Laten we ons dus van ganser harte en vol vreugde wijden aan dit proces, onze heilige ogenblikken oefenen en onze kleine glimpjes van de werkelijke wereld opvangen, die ons verzekeren dat ons doel werkelijk en bereikbaar is.