Les 2
(2 januari)
Ik heb alles wat ik in deze kamer [in deze straat, uit dit raam, op deze plek] zie alle betekenis gegeven die het voor mij heeft.
1. De oefeningen met dit idee zijn dezelfde als die met het eerste. Begin met de dingen vlak bij je en pas het idee toe op alles waar je blik op rust. Breid dan je blikveld uit. Draai je hoofd zo dat je alles aan weerskanten kunt zien. Draai je zo mogelijk om en pas het idee toe op wat achter je was. Blijf zo willekeurig mogelijk in je keuze van onderwerpen om het op toe te passen, concentreer je niet op iets in het bijzonder en probeer niet alles wat je in een bepaalde gezichtshoek ziet erbij te betrekken, anders breng je er spanning in.
2. Laat enkel je blik, ontspannen en redelijk snel, ronddwalen en probeer daarbij een keuze naar grootte, helderheid, kleur, materiaal of betrekkelijk belang voor jou te vermijden. Neem de voorwerpen gewoon zoals je ze ziet. Probeer de oefening met gelijk gemak toe te passen op een lichaam of een lichtknop, een vlieg of een vloer, een arm of een appel. Het enige criterium om het idee op iets toe te passen is slechts dat je oog erop viel. Doe geen moeite om iets bepaalds in te sluiten, maar zorg ervoor dat niets uitdrukkelijk wordt uitgesloten.
Toelichting:
De betekenis van de les van gisteren begint nu een beetje duidelijker te worden. “Niets wat ik zie betekent iets” kan begrepen worden als: De enige betekenis die iets voor mij heeft is de betekenis die ik eraan geef, dus niets heeft een wezenlijke betekenis.
Toen ik voor het eerst les 1 beoefende, was het eerste waar mijn oog op viel een schitterende nieuwe foto van mijn twee kinderen. Eerst kwam ik in opstand bij de woorden “Deze foto betekent niets”, omdat hij voor mij wel degelijk iets betekende. Maar toen ik de volgende morgen les 2 bestudeerde, begon ik te begrijpen waar de lessen heen willen.
De foto heeft op zichzelf geen enkele betekenis. Voor de meeste mensen betekent hij echt niets, maar voor mij betekent hij iets omdat ik er een betekenis aan heb gegeven.
Wanneer wij ons beginnen te realiseren dat onze waarneming wordt gevormd door onze denkgeest en niet andersom, kan dat een verrassende ontdekking zijn. Als deze les voor jou onbeduidend of juist vanzelfsprekend lijkt, probeer haar dan als volgt toe te passen:
“Alles wat ik zie” omvat ook iedereen die mij, in mijn beleving, verraadt, tegen mij liegt of me in de steek laat. En zeg dan: “Ik heb deze situatie alle betekenis gegeven die ze voor mij heeft”. Dat is bepaald niet onbeduidend...!
Oefeninstructies:
DOEL
Leren dat alles wat je ziet even betekenisloos is, dat er geen werkelijk verschil is tussen alle dingen die je ziet.
OEFENING
Twee keer – bij voorkeur ’s morgens en ’s avonds – gedurende een minuut, zonder enige haast.
Het gaat om dezelfde basisinstructies als gisteren, maar nu met betrekking tot een ander idee. Kijk om je heen terwijl je het idee herhaalt.
OPMERKING
Evenals bij de vorige les is het ook nu de bedoeling geen enkel onderscheid te maken tussen de dingen waar je naar kijkt. De aanwijzingen in alinea 2 over het vermijden van elke keuze met betrekking tot “grootte, helderheid, kleur, materiaal of betrekkelijk belang voor jou”, zijn een verwijzing naar de theorie van de Cursus over selectieve aandacht. Volgens de Cursus zijn we hoogst selectief in wat we willen zien. We geven aandacht aan dingen die visueel opvallen en dus onze blik vangen (zie H8:1) en aan dingen waar we waarde aan toekennen (zie H8.3:7). In de hierboven aangehaalde zin staan enkele voorbeelden daarvan. Ons wordt dus geadviseerd om bij het oefenen met deze les onze gebruikelijke selectieve aandacht opzij te zetten. Die gewoonte bevestigt namelijk het idee dat de verschillende dingen die we zien werkelijk verschillend zijn. En deze les heeft de bedoeling ons te leren dat dit niet zo is.