Les 91
(1 april)
Wonderen worden gezien in het licht.
1. Het is belangrijk in gedachten te houden dat wonderen en visie noodzakelijkerwijs samengaan. Dit moet worden herhaald, telkens weer herhaald. Het is een centraal idee in jouw nieuwe denksysteem en de waarneming die het in het leven roept. Het wonder is altijd aanwezig. Zijn aanwezigheid wordt niet veroorzaakt door jouw visie; zijn afwezigheid is niet het resultaat van jouw onvermogen te zien. Alleen je bewustzijn van wonderen is beïnvloed. Je zult ze zien in het licht; je zult ze niet zien in het donker.
2. Voor jou is licht dus van doorslaggevend belang. Zolang je in het duister verblijft, blijft het wonder ongezien. Aldus ben je ervan overtuigd dat het er niet is. Dit volgt uit de premissen waaruit de duisternis ontstaat. De ontkenning van het licht leidt tot het onvermogen het waar te nemen. Onvermogen het licht waar te nemen is hetzelfde als duisternis waarnemen. Het licht is dan nutteloos voor jou, ook al is het er. Je kunt het niet gebruiken, omdat zijn aanwezigheid jou onbekend is. En de schijnbare werkelijkheid van de duisternis maakt het begrip licht betekenisloos.
3. Te horen krijgen dat wat jij niet ziet er toch is, klinkt jou als waanzin in de oren. Het is erg moeilijk ervan overtuigd te raken dat het waanzin is niet te zien wat er is, en in plaats daarvan te zien wat er niet is. Je twijfelt er niet aan dat de ogen van het lichaam kunnen zien. Je twijfelt er niet aan dat de beelden die ze jou vertonen werkelijkheid zijn. Jij stelt je vertrouwen in de duisternis, niet in het licht. Hoe kan dit worden omgekeerd? Voor jou is het onmogelijk, maar hier sta je niet alleen voor.
4. Je inspanningen, hoe gering die ook mogen zijn, worden krachtig ondersteund. Als je besefte hoe groot die kracht is, zouden je twijfels verdwijnen. Vandaag zullen we ons aan een poging wijden jou deze kracht te laten voelen. Wanneer jij de kracht in je gevoeld hebt die alle wonderen moeiteloos binnen je bereik brengt, zul je niet twijfelen. De wonderen die door jouw gevoel van zwakheid verborgen worden gehouden, zullen plots in je bewustzijn opduiken zodra jij de kracht in je voelt.
5. Reserveer vandaag drie keer ongeveer tien minuten voor een stille tijd waarin jij probeert je zwakheid achter je te laten. Dit valt heel eenvoudig te bereiken wanneer je jezelf instrueert dat jij niet een lichaam bent. Je laat je vertrouwen uitgaan naar wat jij wilt en je geeft je denkgeest dienovereenkomstig instructies. Je wil blijft jouw leraar, en je wil heeft alle kracht te doen wat hij verlangt. Jij kunt aan het lichaam ontsnappen als je dat verkiest. Je kunt de kracht in jou ervaren.
6. Begin de langere oefenperioden met de volgende formulering van werkelijke oorzaak-en-gevolg-relaties:
Wonderen worden gezien in het licht.
De ogen van het lichaam nemen het licht niet waar.
Maar ik ben niet een lichaam. Wat ben ik?
De vraag waarmee deze formulering eindigt, is nodig voor onze oefeningen vandaag. Wat jij denkt dat je bent is een overtuiging die ongedaan moet worden gemaakt. Maar wat jij werkelijk bent, moet jou worden geopenbaard. De overtuiging dat je een lichaam bent vraagt om correctie, omdat het een vergissing is. De waarheid van wat jij bent doet een beroep op de kracht in jou om je bewust te maken van hetgeen door die vergissing wordt verhuld.
7. Als je niet een lichaam bent, wat ben jij dan? Je moet je bewust zijn van wat de Heilige Geest aanwendt om in jouw denkgeest het beeld van een lichaam te vervangen. Je moet iets voelen waarin jij je vertrouwen kunt stellen op het moment dat je dat weghaalt van het lichaam. Je hebt een echte ervaring van iets anders nodig, iets stevigers en zekerders, meer je vertrouwen waard en werkelijk aanwezig.
8. Als je niet een lichaam bent, wat ben jij dan? Vraag dit in alle oprechtheid en besteed er dan enkele minuten aan om je verkeerde gedachten over je eigenschappen te laten corrigeren en te laten vervangen door hun tegendeel. Zeg bijvoorbeeld:
Ik ben niet zwak, maar sterk.
Ik ben niet hulpeloos, maar door en door krachtig.
Ik ben niet begrensd, maar onbegrensd.
Ik ken geen twijfel, maar ben zeker.
Ik ben geen illusie, maar werkelijkheid.
Ik kan in het duister niet zien, maar wel in het licht.
9. Probeer in de tweede fase van de oefenperiode deze waarheden over jezelf te ervaren. Concentreer je in het bijzonder op het ervaren van kracht. Onthoud dat elk gevoel van zwakheid te maken heeft met de overtuiging dat jij een lichaam bent, een overtuiging die op een vergissing berust en geen geloof verdient. Probeer je geloof ervan los te maken, al is het maar voor even. Al verder gaande zul je eraan gewend raken om trouw te blijven aan wat waardevoller in jou is.
10. Ontspan je voor de rest van de oefenperiode, in het vertrouwen dat je inspanningen, hoe pover ook, volledig gesteund worden door de kracht van God en al Zijn Gedachten. Van Hen zal jouw kracht komen. Door Hun krachtige steun zul jij de kracht in je voelen. Zij zijn met jou verenigd in deze oefenperiode, waarin jij eenzelfde doel hebt als Zij. Hun licht is het licht waarin jij wonderen zult zien, want Hun kracht is de jouwe. Hun kracht wordt jouw ogen, opdat jij zult zien.
11. Breng jezelf vijf tot zes keer per uur, met redelijk regelmatige tussenpozen, in herinnering dat wonderen worden gezien in het licht. Zorg er ook voor dat je verleidingen tegemoet treedt met het idee van vandaag. Voor dat speciale doel zou deze vorm nuttig kunnen zijn:
Wonderen worden gezien in het licht. Laat ik vanwege verleidingen mijn ogen niet sluiten.
Toelichting:
Nu de Werkboeklessen langer worden is het niet praktisch om elk detail daarvan toe te lichten. Dat is meer dan in één dag geschreven kan worden. Alleen al over les 135 heb ik een brochure geschreven van 48 bladzijden (“A healed mind does not plan”). Ik zal dus alleen schrijven over bepaalde aspecten in elke les die mij bijzonder aanspreken.
Het eerste idee dat centraal staat in deze les is “dat wonderen en visie noodzakelijkerwijs samengaan” (1:1). Ons wordt verteld dat dit keer op keer herhaald moet worden, omdat het een centraal idee is in ons nieuwe denksysteem. Hier wordt onderwezen wat de Cursus bedoelt met een wonder.
Een wonder is geen verandering buiten onze denkgeest, het is een verandering in onze waarneming, een omslag naar visie:
Zoals het ego jouw waarneming van je broeders wil beperken tot het lichaam, zo wil de Heilige Geest jouw visie bevrijden en je de Grote Stralen laten zien, die zo onbeperkt van hen uitstralen, dat ze reiken tot God. Het is deze omslag naar visie die zich in het heilig ogenblik voltrekt (T15. IX.1:1-2).
“Het wonder is altijd aanwezig” (1:4). Wat verandert is onze aanvaarding of afwijzing van visie; we zien het of we zien het niet. Wat verandert is ons bewustzijn. Om het wonder te ervaren moeten we dus visie hebben. We moeten de duisternis verlaten om het licht te kunnen zien. Verderop in het Werkboek staat:
Een wonder is een correctie. Het schept niet, en het brengt in werkelijkheid allerminst verandering. Het slaat slechts verwoesting gade, en herinnert de denkgeest eraan dat wat die ziet onwaar is (WdII.13.1:1-3).
De verwoesting is wat we zien met onze ogen. De Cursus is volkomen duidelijk over ons fysieke zien:
De ogen van het lichaam nemen het licht niet waar (6:3).
Je twijfelt er niet aan dat de ogen van het lichaam kunnen zien. Je twijfelt er niet aan dat de beelden die ze jou vertonen werkelijkheid zijn (3:3-4).
Toch vraagt deze les van ons om juist dat te doen: om te betwijfelen dat onze ogen kunnen zien en dat wat ze zien werkelijkheid is. Wat de ogen van het lichaam ons laten zien is niet het licht, dus moet het duisternis zijn. We hebben een omslag nodig naar een nieuwe manier van zien. Deze noodzaak, om ons geloof in het zicht van onze fysieke ogen en in de werkelijkheid van wat ze zien ongedaan te maken, is de reden waarom deze les een tweede idee presenteert: “Maar ik ben niet een lichaam” (6:4). We moeten onze denkgeest onderrichten in het feit dat we geen lichaam zijn. We moeten ons willen realiseren dat we iets anders zijn, iets dat niet ziet met fysieke ogen maar op een andere manier. De oefeningen in deze les zijn bedoeld om ons te helpen dit concreet te ervaren:
Je moet je bewust zijn van wat de Heilige Geest aanwendt om in jouw denkgeest het beeld van een lichaam te vervangen. Je moet iets voelen waarin jij je vertrouwen kunt stellen op het moment dat je dat weghaalt van het lichaam. Je hebt een echte ervaring van iets anders nodig, iets stevigers en zekerders, meer je vertrouwen waard en werkelijk aanwezig (7:2-4).
Het gaat om een bewustwording, een gevoel, een ervaring. Er bevindt zich iets in ons, een bepaalde kracht, “die alle wonderen moeiteloos binnen je bereik brengt” (4:4). We beseffen niet hoe sterk we zijn! En bovendien kunnen we er op vertrouwen dat “je inspanningen, hoe pover ook, volledig gesteund worden door de kracht van God en al Zijn Gedachten” (10:1). Ik denk hier altijd over in een analogie, aan iets dat overeen komt met geluidsgolven of radiogolven. Als ik bereid ben mij af te stemmen op de juiste golflengte, voel ik mij opgenomen in de harmonie van het universum, in een krachtige stroom van universele energie die met mij resoneert.
Als we ons vandaag op de juiste golflengte afstemmen, kunnen we dat bewustzijn en dat gevoel beleven, evenals de ervaring die ons voorbij het lichaam naar visie voert.
Is dat geen drie keer tien minuten inspanning waard? Ik vind van wel.
Wees niet ontmoedigd als je helemaal niets voelt. Uiteindelijk zul je visie verwerven. Je inspanningen van vandaag zijn niet tevergeefs. Denk niet dat je faalt als er niets gebeurt. Het is net als leren fietsen. Als je het na de eerste val niet opnieuw probeert omdat je denkt dat je faalt, leer je nooit fietsen. Je leert het met vallen en opstaan.
Dat geldt ook voor het verwerven van visie. Ik verkeer nog steeds voor een groot deel in de val-fase. Ik heb enkele geweldige ervaringen gehad, heilige ogenblikken, maar ook veel “valpartijen”. Ik bezit dus nog geen constante visie. Maar het wonder is er altijd, of ik het nu zie of niet. En elke keer als ik oefen neemt mijn visie toe.
Oefeninstructies:
DOEL
Je zwakke, op het lichaam gebaseerde zelfbeeld voor even achter je laten en je werkelijke kracht ervaren. In het licht daarvan zul je de wonderen waarnemen die altijd aanwezig zijn, wachtend op het moment waarop jij ze ziet.
OEFENING
Drie keer, gedurende tien minuten.
- Begin met te herhalen: “Wonderen worden gezien in het licht. De ogen van het lichaam nemen het licht niet waar. Maar ik ben niet een lichaam. Wat ben ik?” Stel deze laatste vraag in alle oprechtheid. Hiermee roep je de kracht in jou op om je een ervaring te geven van je werkelijkheid voorbij het lichaam. Vraag het dus met deze intentie.
- Besteed dan enkele minuten aan het inventariseren van je eigenschappen die met zwakheid te maken hebben en vervang ze door hun tegendeel. Zeg bijvoorbeeld: “Ik ben niet zwak, maar sterk; ik ben niet hulpeloos, maar krachtig; ik ben niet twijfelend, maar zeker”, enzovoort.
- Probeer vervolgens de waarheid over jezelf te ervaren, vooral het ervaren van kracht. Probeer je geloof in de werkelijkheid van je lichaam los te laten, want dat is wat je een gevoel van zwakheid geeft. Richt je denkgeest in plaats daarvan op de kracht in jezelf. Realiseer je dat jouw wil deze macht bezit: “Jij kunt aan het lichaam ontsnappen als je dat verkiest. Je kunt de kracht in jou ervaren” (5:5-6). Als je wilt kun je de vraag: “Wat ben ik?” herhalen als een soort mantra om je naar die plek in jezelf te brengen.
- Voor de rest van de oefenperiode kun je je ontspannen, in het vertrouwen dat je pogingen, hoe zwak ook, volledig gesteund worden door de kracht van God, die bij je is. Zijn kracht zal je naar die diepe plek in jezelf voeren, waar jouw kracht en Zijn licht verblijven.
HERHALINGEN
Vijf tot zes keer per uur, met regelmatige tussenpozen (bijvoorbeeld elke tien tot vijftien minuten). Herhaal het idee, dat zegt dat wonderen er altijd zijn als je ze wilt zien. Dit is een centraal idee in het leerplan van de Cursus. Daarom is het nodig dat je het vandaag zo vaak herhaalt.
ANTWOORD OP VERLEIDINGEN
Zeg, zodra je vrede verstoord dreigt te raken: “Wonderen worden gezien in het licht. Laat ik vanwege verleidingen mijn ogen niet sluiten”.