Les 207
(26 juli)
Ik ben niet een lichaam. Ik ben vrij.
Want ik blijf wat ik ben, zo schiep God mij.
1. (187) Ik zegen de wereld, want ik zegen mijzelf.
Gods zegen straalt mij toe vanuit mijn hart waar Hij verblijft. Ik hoef me maar tot Hem te wenden en elk verdriet smelt weg, wanneer ik Zijn grenzeloze Liefde voor mij aanvaard.
Ik ben niet een lichaam. Ik ben vrij. Want ik blijf wat ik ben, zo schiep God mij.
Toelichting:
Alles wat ik nodig heb is al in mij aanwezig. Het komt vrij voor mijzelf, als ik het vrijmaak voor anderen, omdat er in werkelijkheid geen “anderen” zijn; er is er maar één. Wij raken verstrikt in vragen zoals “Moet ik eerst mezelf vergeven en mezelf dus vrij maken om anderen te vergeven? Of moet ik mijn broeder vergeven en daardoor vergeving vinden voor mezelf?” en: “Moet ik eerst van mezelf houden voordat ik van anderen kan houden, of omgekeerd?” Wanneer we zulke vragen stellen proberen we eenheid te begrijpen op basis van dualiteit. We kunnen geen duidelijk antwoord krijgen omdat deze vragen in onjuiste termen zijn gesteld.
Gods grenzeloze Liefde voor mij aanvaarden (1:3) is hetzelfde als deze Liefde voor anderen aanvaarden, omdat ieder van ons een fragment is van de ene denkgeest. Er bestaat niet zoiets als mezelf liefhebben met uitsluiting van anderen. Dat is geen liefde. En het is evenmin liefde om anderen lief te hebben en mezelf voor hen op te offeren.
“Ik zegen de wereld, want ik zegen mijzelf” betekent niet dat tegemoet komen aan de eisen van het ego iedereen ten goede komt. Veel mensen denken dat van jezelf houden betekent dat je je alleen om je eigen geluk bekommert, ten koste van anderen. Maar dat is niet wat de Cursus leert. De manier waarop liefde wordt gezien is door de jaren heen veranderd: van jezelf opofferen voor je familie of je partner (in de jaren 40 en 50), tot je familie en je partner opofferen voor jezelf (in de jaren 80 en 90). Beide zijn onjuiste benaderingen, gebaseerd op dualisme.
“Ik zegen de wereld, want ik zegen mijzelf” bevat in omgekeerde volgorde dezelfde waarheid: “Ik zegen mijzelf, want ik zegen de wereld”. Geven en ontvangen zijn hetzelfde, dat is een van de belangrijkste lessen van de Cursus en, zoals hij zelf toegeeft, een van de moeilijkste om te leren.
“Gods zegen straalt mij toe vanuit mijn hart waar Hij verblijft” (1:2). De stralende en alomvattende Liefde van God bevindt zich in mij. Als ik me tot deze Liefde wend overspoelt ze mij en stroomt over, om iedereen te omhullen. Dat ontdekken is het leerdoel van de Cursus. “Ik blijf wat ik ben, zo schiep God mij”. Ik blijf die Liefde, maar hoe kan ik weten dat ik Liefde ben, als ik deze niet tot uitdrukking breng? De aard van liefde is zich uitbreiden en iedereen in haar hart sluiten. Ik kan de wonderbaarlijke ontdekking dat ik Liefde ben niet ervaren zonder deze liefde uit te breiden naar mijn broeder. Mijzelf zegenen en de wereld zegenen is één enkele gebeurtenis. Door de wereld te zegenen leer ik van mezelf te houden, en als ik oprecht van mezelf houd word ik een zegen voor de wereld. Ik heb mijn broeders nodig, niet om me te geven wat ik zelf niet heb, maar om te ontvangen en te delen Wat Ik ben.
Oefeninstructies:
OEFENING
Zorgvuldig herhalen van de laatste twintig lessen, zodat je in een versneld tempo de weg naar God kunt gaan. Met deze laatste herhaling wordt Deel I van het Werkboek afgesloten.
OEFENING
’s Morgens en ’s avonds minimaal vijftien minuten. Gedurende deze oefenperioden kun je een Open Mind meditatie doen. De uitgebreide instructies hiervoor vind je na de Inleiding herhaling VI.
- Begin met het herhalen van het centrale thema: “Ik ben niet een lichaam. Ik ben vrij. Want ik blijf wat ik ben, zo schiep God mij”.
- Herhaal vervolgens het idee van de dag en eventueel de cursief gedrukte zinnen daaronder, die bedoeld zijn als hulp bij het oefenen (WdI.hVI.In.6:5).
- Sluit dan je ogen en laat alle mentale rommel en overtuigingen over jezelf en de wereld los. Breng en houd je denkgeest in stille gereedheid om de ervaring van God te ontvangen. Gebruik geen woorden. Wacht alleen maar stil en verwachtingsvol op die ervaring. Vertrouw op de Heilige Geest, in plaats van op woorden. Geef je oefentijd aan Hem en stel je open voor Zijn leiding, waardoor je meditatie misschien in een onverwachte richting wordt geleid.
- Wanneer een afleidende gedachte opkomt – wat ongetwijfeld regelmatig zal gebeuren – zeg dan onmiddellijk: “Deze gedachte wil ik niet. In plaats daarvan kies ik”..... (WdI.hVI.In.6:2) herhaal het idee van de dag : "Ik zegen de wereld, want ik zegen mijzelf". Dit is waarschijnlijk de meest effectieve manier die het Werkboek aanreikt om afdwalende gedachten te verdrijven.
- Besluit je oefening door nogmaals te herhalen: “Ik ben niet een lichaam. Ik ben vrij. Want ik blijf wat ik ben, zo schiep God mij”.
HERHALINGEN
Een of twee minuten op elk heel uur, of korter wanneer de omstandigheden dat niet toelaten.
Herhaal het idee van de dag en het centrale thema. Maak je denkgeest dan voor een moment leeg en wacht in stilte op de vrede van God.
Herhaal ook tussendoor zo vaak mogelijk het idee van de dag en het centrale thema.
ANTWOORD OP VERLEIDINGEN
Zodra je in onvrede dreigt te raken, bevestig dan onmiddellijk je vrijheid door te zeggen: “Deze gedachte wil ik niet. In plaats daarvan kies ik”..... herhaal het idee van de dag : "Ik zegen de wereld, want ik zegen mijzelf".
OPMERKING
De voorafgaande achtenveertig lessen hebben ons getraind in een basis-oefenvorm, die bestaat uit een langere oefenperiode ’s morgens en ’s avonds en een herhaling op elk heel uur. Wat daarbij ontbrak waren de regelmatige herhalingen tussendoor, waaraan daarvóór zoveel belang werd gehecht. Nu worden deze frequente herhalingen weer aan de instructies toegevoegd, zodat we, ter voorbereiding op Deel II, beschikken over de complete viervoudige oefenstructuur: ‘s morgens en ’s avonds stille tijd, op elk heel uur een herhaling, frequente herhalingen tussendoor en antwoord op verleidingen.
In deze laatste herhaling worden tijdens de oefensessies geen woorden meer gebruikt. We herhalen het idee van de dag en het centrale thema en worden dan stil, zonder woorden en gedachten. Dit helpt ons om “in een hoger tempo en langs een korter pad te komen tot de vrede en sereniteit van God” (WdI.hVI.In.4:2). Het helpt ons ook om ons voor te bereiden op de vormloosheid van Deel II.
Het is mogelijk dat God tot ons komt in de gedaante van de Heilige Geest, die ons inspireert om op een speciale manier te oefenen. Hij kan ons ook, zoals de laatste lessen zeggen, een woord of een gedachte geven om ons te helpen, of alleen maar stilheid en een rustige, open denkgeest (WdII.361-365.1:3). Als Hij ons naar een bepaalde oefenvorm leidt is dat prima. Anders wachten we in stilte. In overeenstemming met dit vertrouwen in de Heilige Geest vraagt Jezus ons elke oefenperiode in Zijn Handen te leggen en deze volledige herhaling aan Hem te wijden.