Les 285

(12 oktober)

Mijn heiligheid straalt vandaag helder en klaar.

1. Vandaag word ik met vreugde wakker en verwacht dat alleen Gods vreugdevolle dingen naar me toekomen. Ik vraag alleen die te komen, en besef dat mijn uitnodiging zal worden beantwoord door de gedachten waarnaar ik die uitnodiging verzonden heb. En zodra ik mijn heiligheid accepteer, zál ik alleen om verheugende dingen vragen. Want welk nut zou pijn voor mij hebben, aan welk doel zou mijn lijden beantwoorden en welk voordeel zou verdriet en verlies mij opleveren, als de waanzin me vandaag verlaat en ik in plaats daarvan mijn heiligheid aanvaard?

 

2. Vader, mijn heiligheid is de Uwe. Laat ik me daarin verheugen en door middel van vergeving mijn innerlijke gezondheid hervinden. Uw Zoon is nog steeds zoals U hem hebt geschapen. Mijn heiligheid is deel van mij alsook van U. En wat is in staat om Heiligheid Zelf te veranderen?


Toelichting:

Vandaag vragen we alleen om vreugdevolle dingen. “En zodra ik mijn heiligheid accepteer, zál ik alleen om verheugende dingen vragen” (1:3). De enige reden waarom we pijn, verdriet, lijden en verlies ervaren is dat we dit, ergens in onze denkgeest, menen te verdienen. Om de een of andere reden denken we dat lijden goed voor ons is. We beoordelen onszelf als onheilig, in conflict met God en Zijn liefde, en daarom moet ons een les worden geleerd. We moeten gerehabiliteerd worden. We denken dat lijden en ellende ons die les zullen leren. We sturen dus een uitnodiging aan dat soort gedachten en ja hoor, daar zijn ze!

 

Als we onze heiligheid aanvaarden, welk nut zou pijn dan voor ons hebben (1:4)? Het idee dat lijden noodzakelijk is, is onzin. We denken dat we kunnen leren van onze beproevingen. En dat is ook zo. Maar de Cursus leert ons niet hoe we heilig worden, hij leert ons dat we heilig zijn. Als we dat eenmaal begrijpen, hebben we het lijden niet meer nodig. Als we het idee dat we zondig en schuldig zijn en dus op onze plaats gezet moeten worden, eenmaal hebben losgelaten, begrijpen we dat we vreugde verdienen, omdat we heilig zijn.

 

We denken dat we iets overslaan als we te snel volkomen gelukkig worden. We zijn er absoluut van overtuigd dat ons gedrag bewijst dat we geen geluk verdienen en er nog niet klaar voor zijn. We denken dat we een cruciale les missen en dat alleen lijden en pijn ons die kunnen leren. Maar we missen niets, er ontbreekt niets. Als er op dit moment geen pijn, verdriet en verlies meer zouden zijn, zou alles in orde zijn met ons. We zouden volmaakt zijn omdat we dat al zijn!

 

Het is alsof we een zendertje in ons hoofd hebben. We hebben een beeld van onszelf als schuldig en incompleet en denken dat lijden nodig is om dat te corrigeren. Dus zenden we een uitnodiging uit aan pijn, lijden, verdriet en verlies: “Kom me helpen! Ik heb meer lijden nodig!”. En omdat onze denkgeest alle scheppingskracht van God bezit, slagen we in onze opzet. We zorgen dat het lijden plaatsvindt, in elk geval in schijn.

 

Als we leren onszelf te zien als onschuldig en compleet, als een volmaakte schepping van de Vader, hebben we geen reden meer om dergelijke gedachten uit te zenden. In plaats daarvan zingen we: “Er is alleen vreugde! Er zijn alleen de verheugende dingen van God! Er is geen plaats voor lijden!”. “Mijn Zelf is heer en meester van het universum” (WdII.253.t). Mijn denkgeest bezit de volledige macht om het leven te creëren dat ik wil. Vandaag kies ik ervoor om vreugde te creëren.


Oefeninstructies:

DOEL

De Inleiding op Deel II van het Werkboek klinkt alsof we voor de rest van het jaar proberen het eind van onze spirituele reis te bereiken: “Dit jaar heeft ons tot de eeuwigheid gebracht” (10:8). Het Handboek voor leraren beschrijft in hoofdstuk 16 een bescheidener doel: het bereiken van een punt waarop we oefenen vanuit onze eigen motivatie en inspiratie en niet omdat een boek ons aanraadt dat te doen. Dat betekent dat onze beoefening verandert van een opdracht in een levenswijze. Ik denk dat het goed is deze beide doelen te combineren. We moeten streven naar de eeuwigheid, omdat we, door de lat hoog te leggen, verder komen dan wanneer we dat niet doen, zelfs als dat alleen maar betekent dat we het Werkboek niet meer nodig hebben.

Deel II, dat geen instructies voor de dagelijkse beoefening meer bevat, is een belangrijke stap in die richting. Wanneer je beoefening opbloeit in plaats van verdort, ben je dicht bij het doel van het Werkboek: het overbodig worden ervan.

 

Met andere woorden: we moeten ernaar streven los te komen van tijd en ruimte, zodat we dit doel kunnen bereiken.

 

LEZEN VAN DE LESSEN

De lessen van Deel II zijn anders dan die van Deel I. Na het idee van de dag volgen slechts twee alinea’s, beide in de eerste persoon (ik of wij), die het idee van de dag uitbreiden en toelichten. Hierdoor lijken de lessen van Deel II op de meeste herhalingen van Deel I, waar het idee van de dag wordt gevolgd door een “bijbehorende toelichting” (WdI.hI.In.2:3,3:3), die geschreven is in de eerste persoon en een uitbreiding is van het idee. In de Herhalingen zijn deze bijbehorende toelichtingen onderdeel van de oefening. We lezen ze enkele keren, denken erover na, herhalen ze bij onszelf en “proeven” elk woord. De bedoeling is ze ons eigen te maken, daarom zijn ze geformuleerd alsof het onze eigen woorden zijn. We verbinden ons er zodanig mee dat het meer oefenen dan lezen wordt.

Het is goed om de bijbehorende toelichtingen in Deel II op dezelfde manier te gebruiken. De Inleiding verwijst daar ook naar. Ze spreekt over lezen als een oefening (2:1), een inleiding tot “perioden van woordeloze, diepe ervaring die daarop zouden moeten volgen” (11:2). Als praktische oefening kunnen de twee alinea’s van elke les op de volgende manier worden gebruikt:

 

  • De toelichting op het idee:

Lees deze alinea langzaam een aantal keren en stel je voor dat dit werkelijk je eigen gedachten zijn. Benadruk eventueel de woorden “ik”, “mij” en “mijn”.

  • Het gebed:

 

OCHTEND- EN AVOND MEDITATIE

Deze langere oefenperioden zijn bedoeld als Open Mind meditatie, dus neem de tijd die je nodig hebt voor het gewenste resultaat. Begin met het herhalen van het idee van de dag, maar doe dit op een speciale manier: als een uitnodiging aan God om tot je te komen: “We zeggen de uitnodigende woorden die Zijn Stem ons ingeeft en dan wachten we op Zijn komst” (4:6). Nadat je deze woorden hebt herhaald, wacht je in verwachtingsvolle stilte. Wachten betekent gewoonlijk dat je lichamelijk stil zit of staat, in afwachting van de een of andere gebeurtenis. Hier gaat het echter ook om mentale stilte, in afwachting van een wonderbaarlijke gebeurtenis: het ervaren van God in je denkgeest. Wacht daar als het ware met ingehouden adem op. Wacht in het vertrouwen dat “de Godsherinnering schemert aan de wijde horizonten van onze denkgeest” (9:5). Je wacht dus bewegingloos, maar zeer alert. Je wachten moet vervuld zijn van de verwachting “dat onze Vader Zichzelf openbaart, zoals Hij heeft beloofd” (3:3). Met andere woorden: je wachten is gebaseerd op het vertrouwen dat God Zijn beloften na zal komen. Hij heeft je beloofd dat Hij komt als je daar om vraagt. Probeer zonder gebruik van woorden in deze meditatieve staat te blijven. Als je gedachten afdwalen herhaal dan het idee van de dag, om jezelf terug te brengen naar de staat van zwijgend wachten. “We zullen die gedachte gebruiken om onze denkgeest zo nodig te kalmeren” (3:1).

 

Wanneer je de Open Mind meditatie te moeilijk vindt of wanneer deze niet het gewenste resultaat oplevert, gebruik dan eventueel de Naam-van-God meditatie, zoals bijvoorbeeld Les 222 aangeeft: “Vader, we hebben geen andere woorden op onze lippen en in onze denkgeest dan Uw Naam, nu wij in stilte in Uw Tegenwoordigheid komen en vragen om even in vrede te mogen rusten bij U” (WdII.222.2:1). (Zie ook de oefeninstructies bij les 183184 en Naam van God meditatie.

 

UURLIJKSE HERINNERING

Een of twee minuten op het hele uur (of korter wanneer dat vanwege de omstandigheden niet mogelijk is). Doe een korte versie van de ochtendmeditatie: herhaal het idee als een uitnodiging aan God en wacht in woordeloze stilte op Zijn komst.

 

REGELMATIGE HERHALINGEN

Herhaal het idee van de dag zo vaak mogelijk: “Herhaal het, en laat je denkgeest een kort moment in stilte en vrede verpozen” (WdI.hIII.In.10:5).

 

ANTWOORD OP VERLEIDINGEN

Zodra je in de verleiding komt om je doel te vergeten:

Herhaal het idee om God aan te roepen teneinde deze verleiding te laten verdwijnen (2:9, 10:2).

Als je ergens door van streek raakt, stel dan vast welke behoefte achter dat gevoel zit en zeg: “Ik denk dat ik ..... nodig heb, maar ik heb niets nodig dan de waarheid.

 

LEZEN VAN DE “WAT IS DE HEILIGE GEEST”-TEKST

Lees vóór de ochtend- of avondoefening de “Wat is de Heilige Geest”- tekst die aan de orde is. Lees dit niet oppervlakkig, “ze dienen langzaam gelezen en even overdacht te worden” (11:4).

 

OEFENSUGGESTIE

In de geest van de eerste alinea van deze les kun je desgewenst als volgt oefenen: “Ik word vaak wakker met de verwachting dat er pijnlijke dingen naar me toekomen. Die lijken bij me te passen omdat ik denk dat ik onheilig ben.

Vandaag verwacht ik alleen vreugdevolle dingen.

Die passen werkelijk bij me, omdat ik heilig ben.”

 

•••

 

SAMENVATTING

  • Lees de toelichting langzaam en alsof het je eigen woorden zijn.
  • Bid het gebed, eventueel meerdere keren.
  • ’s Morgens en ’s avonds: Herhaal het idee en mediteer daarna enige tijd.
  • Elk heel uur: Herhaal het idee en breng enkele momenten door in stilte.
  • Regelmatige herhalingen: Herhaal het idee gedurende de dag zo vaak mogelijk.
  • Antwoord op verleidingen: Herhaal het idee om je vrede te herstellen zodra deze verstoord raakt en/of je het doel uit het oog verliest.
  • Lees één keer per dag langzaam en aandachtig de “Wat is de Heilige Geest”- tekst.

Wat is de Heilige Geest 5:

Deel 5: WdII.7.3:1

 

1. De Heilige Geest bemiddelt tussen illusies en de waarheid. Aangezien Hij de kloof tussen werkelijkheid en dromen moet overbruggen, leidt waarneming tot kennis dankzij de genade die God Hem gegeven heeft, als Zijn geschenk aan ieder die zich voor de waarheid tot Hem wendt. Over de brug waarin Hij voorziet worden alle dromen tot de waarheid gebracht, om ten overstaan van het licht van de kennis te worden verdreven. Daar worden beelden en geluiden voor eeuwig terzijde gelegd. En waar die tevoren werden waargenomen, heeft vergeving een vredig einde van alle waarneming mogelijk gemaakt.

 

2. Het doel van het onderricht van de Heilige Geest is nu juist deze beëindiging van dromen. Want beelden en geluiden moeten worden omgezet van getuigenissen van angst in die van liefde. En wanneer dit volledig is tot stand gebracht, heeft leren het enige doel bereikt dat het in werkelijkheid bezit. Want leren, zoals de Heilige Geest dat leidt naar het door Hem voorziene resultaat, wordt het middel dat zichzelf overstijgt om te worden vervangen door de eeuwige waarheid.

 

"Als je eens wist hoezeer jouw Vader ernaar smacht dat jij jouw zondeloosheid inziet, dan zou je Zijn Stem niet tevergeefs laten smeken, en je niet afkeren van wat Hij aanbiedt als vervanging van de beangstigende beelden en dromen die jij hebt gemaakt."

 

De Heilige Geest begrijpt de middelen die jij hebt gemaakt, waarmee je wilt bereiken wat eeuwig onbereikbaar is. En als je die aan Hem geeft zal Hij de middelen die jij ter verbanning hebt gemaakt, aanwenden om jouw denkgeest terug te brengen naar waar die waarlijk thuishoort.

 

4. Vanuit kennis, waar Hij door God is geplaatst, roept de Heilige Geest jou op om vergeving op je dromen te laten rusten en weer je innerlijke gezondheid en vrede te hervinden. Zonder vergeving zullen je dromen jou angst blijven aanjagen. En de herinnering van al je Vaders Liefde zal niet terugkeren om aan te geven dat aan dromen een eind is gekomen.

 

5. Aanvaard je Vaders geschenk. Het is een Uitnodiging van Liefde aan Liefde om louter Zichzelf te zijn. De Heilige Geest is Zijn geschenk, waarmee de hemelse rust aan Zijn geliefde Zoon wordt teruggegeven. Zou jij willen weigeren de functie op je te nemen om God compleet te maken, wanneer al wat Hij wil is dat jij compleet bent?

 

 

Wij laten Zijn Stem inderdaad tevergeefs smeken en luisteren er niet naar, omdat we ons afkeren van Zijn Gedachten, waarmee Hij onze angstaanjagende dromen en beelden wil verdrijven. Vanuit zijn overlevingsdrang heeft het ego ons ervan overtuigd dat God er allesbehalve naar verlangt om onze zondeloosheid te erkennen. We denken (als we daar tenminste al over nadenken) dat God boven in de Hemel op zijn troon zit en in een dik boek zorgvuldig al onze vergissingen noteert en bijhoudt, om ze tegen ons te gebruiken. We zijn bang dat we het echt hebben verprutst en te ver heen zijn om nog te herstellen. We zijn banger voor God dan dat we geloven in Zijn liefde. We kunnen ons niet voorstellen dat Hij ons nog steeds als zondeloos ziet. Maar toch doet Hij dat.

 

Als ons iets vervelends overkomt, denken we nog steeds dingen zoals: “Wat heb ik verkeerd gedaan om dit te verdienen?” We zien de wereld nog steeds als een systeem waarin het universum ons straft voor elk foutje. De Cursus zegt echter keer op keer dat God niet wraakzuchtig is. Wij straffen alleen onszelf. God verlangt er alleen maar naar dat we ophouden met denken dat we schuldig zijn en in plaats daarvan onze zondeloosheid erkennen.

 

We keren ons af van de transformatie van onze gedachten die ons wordt aangeboden omdat we, om de een of andere reden, ervan overtuigd zijn dat we door een bliksemschicht uit de Hemel getroffen zullen worden, wanneer we onze duistere en vuile rommel naar Gods licht brengen. We denken dat het veiliger is die rommel te verbergen. We willen niet toegeven dat we afgoden hebben gezocht, dingen om God te vervangen in ons leven, omdat we denken dat dit voor God onacceptabel is. Maar het enige wat God wil is dat we stoppen met ons dwaze spelletje en thuiskomen bij Hem. Hij heeft ons de Heilige Geest gegeven om ons daarbij te helpen, maar we vermijden ons tot Hem te wenden omdat we denken te verliezen of zelfs te sterven in dat proces. Lees hoofdstuk 25, paragraaf VIII nog maar eens. Daarin wordt onze angst voor de Heilige Geest duidelijk beschreven:

 

En zij beschouwen de ‘dreiging’ van wat God als rechtvaardigheid kent als destructiever voor henzelf en hun wereld dan wraak, die ze begrijpen en liefhebben (T25.VIII.6:8).

 

We worden wantrouwig wanneer Zijn Stem ons probeert te vertellen dat we nooit gezondigd hebben.

 

Ze vluchten weg voor de Heilige Geest alsof Hij een boodschapper was van de hel, van hogerhand gezonden, verraderlijk en vals, om vermomd als bevrijder en vriend de wrake Gods op hen uit te oefenen (T25.VIII.7:2).

 

Als ik eerlijk kijk naar de keren dat ik mij tot de Heilige Geest wend om mijn gedachten door Hem te laten genezen en de keren dat ik dat niet doe, dan wordt bevestigd wat hier wordt gezegd. Iets in mij weerhoudt me ervan om deze eenvoudige actie te ondernemen; iets zet me ertoe aan om weg te blijven van de Heilige Geest. Als ik werkelijk zou begrijpen hoezeer mijn Vader ernaar verlangt om mijn zondeloosheid te erkennen, zou ik me anders gedragen.

 

Wat kan ik dus doen? Ik kan beginnen waar ik ben. Als ik me realiseer dat ik de Heilige Geest weer ontweken heb, kan ik beginnen met dat aan Hem te geven: “Tja, Heilige Geest, het lijkt erop dat ik weer bang ben voor U. Sorry daarvoor.” Die eenvoudige ommekeer, onze duisternis ter genezing aan Hem geven, is precies wat Hij van ons vraagt. Door eerlijk te zijn over mijn angst heb ik deze in feite aan de kant gezet. De communicatie is weer hersteld.