Les 283

(10 oktober)

Mijn ware Identiteit woont in U.

1. Vader, ik heb een beeld van mezelf gemaakt en dat noem ik de Zoon van God. Toch is de schepping zoals ze altijd is geweest, want Uw schepping is onveranderlijk. Laat me geen afgoden aanbidden. Ik ben degene van wie mijn Vader houdt. Mijn heiligheid blijft het licht van de Hemel en de Liefde van God. Is niet datgene veilig wat door U wordt bemind? Is niet het licht van de Hemel oneindig? Is niet Uw Zoon mijn ware Identiteit, wanneer al-wat-is door U geschapen werd?

 

2. Nu zijn wij één in gemeenschappelijke Identiteit, met God onze Vader als onze enige Oorsprong en al het geschapene als deel van ons. En zo schenken we alles onze zegen, terwijl we ons liefdevol verenigen met heel de wereld, die dankzij onze vergeving één met ons geworden is.


Toelichting:

Wonen” betekent “verblijven” of “vertoeven”, maar kan ook verstaan worden als “onveranderd blijven”, zoals in deze les: “Mijn ware Identiteit blijft onveranderd in U”.

 

Ik heb een beeld van mezelf gemaakt” (1:1), een vals beeld van wat ik denk te zijn, een afgod. Ik heb gefantaseerd dat dit beeld is wat ik ben “en dat noem ik de Zoon van God” (1:1).

 

Dit is de uitleg die de Cursus geeft aan wat van oudsher “de zondeval” wordt genoemd. Volgens de joods-christelijke traditie werd de mens onschuldig en zondeloos geschapen, maar bedierf hij dit voorgoed door te zondigen (de “erfzonde”). Volgens de Cursus hebben we ons echter alleen maar verbeeld dat we veranderd zijn. We maakten een vals beeld van onszelf en dachten: “Dit ben ik.” Maar wat we werkelijk zijn is nooit veranderd! Onze ware Identiteit blijft zoals hij is:

 

Toch is de schepping zoals ze altijd is geweest, want Uw schepping is one veranderlijk (1:2).

 

Er is een aanzienlijk verschil tussen het daadwerkelijk beschadigen van onze ware aard en alleen maar denken dat we dit hebben gedaan. In de oude christelijke zienswijze hadden we een groot probleem, dat alleen kon worden opgelost door de bovennatuurlijke tussenkomst van God. We hadden werkelijk gezondigd en dat moest werkelijk bestraft worden. Zondigen tegen een oneindige God vereiste een even oneindige straf, en dus moest de oneindige Zoon van God in onze plaats sterven. Vervolgens moest er een “nieuwe natuur” door God geschapen worden en in de mensheid worden ingebracht (wedergeboorte). Degenen die dit nieuwe leven niet ontvingen waren veroordeeld tot de hel.

 

In de zienswijze van de Cursus hebben wij nooit gezondigd en is de oorspronkelijke volmaaktheid van Gods schepping onveranderd gebleven. Het enige wat nodig is, is dat wij onze onjuiste zelfidentificatie erkennen en onze gedachten daarover veranderen. Wanneer we de afgoden en valse beelden loslaten – “Laat me geen afgoden aanbidden” (1:3) – wordt de Christusnatuur in ons geopenbaard en onthuld en zien we dat deze niet is aangetast door onze waanzin.

 

Ik ben degene van wie mijn Vader houdt. Mijn heiligheid blijft het licht van de Hemel en de Liefde van God (1:4-5).

 

Dat is niet veranderd. Hoe zou wat God geschapen heeft als het licht van de wereld vernietigd kunnen worden en kunnen veranderen in duisternis (1:5-7)? Hoe zou wat God geschapen heeft iets anders kunnen worden (1:8)? Het is onmogelijk om iets anders te zijn.

 

Elke keer wanneer ik vandaag merk dat ik mezelf veroordeel, afkeur, bekritiseer, of schuldig voel om wat en wie ben, wil ik mezelf eraan herinneren dat niets van wat ik in mezelf zie mijn ware identiteit is. Mijn ware Identiteit verblijft in God en is deel van Hem. De schijnbare andere identiteit is een afgod die ik niet wil aanbidden, waarvoor ik niet wil buigen, waar ik geen macht aan wil toekennen en waarvoor ik niet bang wil zijn. Dat is niet wie ik ben. Ik wil een ogenblik stil zijn en naar huis toe gaan.

 

Als ik mijn ware Identiteit erken besef ik ook dat ik deze deel met de hele schepping. Iedereen is deel van mij en ik ben deel van iedereen, want we hebben allen dezelfde Oorsprong (2:1). Wanneer ik iedereen en alles erken als deel van deze gemeenschappelijke Identiteit, als een aspect van mijn ware Zelf, zal ik alles mijn zegen schenken, terwijl ik mij liefdevol verenig met heel de wereld (2:2).


Oefeninstructies:

DOEL

De Inleiding op Deel II van het Werkboek klinkt alsof we voor de rest van het jaar proberen het eind van onze spirituele reis te bereiken: “Dit jaar heeft ons tot de eeuwigheid gebracht” (10:8). Het Handboek voor leraren beschrijft in hoofdstuk 16 een bescheidener doel: het bereiken van een punt waarop we oefenen vanuit onze eigen motivatie en inspiratie en niet omdat een boek ons aanraadt dat te doen. Dat betekent dat onze beoefening verandert van een opdracht in een levenswijze. Ik denk dat het goed is deze beide doelen te combineren. We moeten streven naar de eeuwigheid, omdat we, door de lat hoog te leggen, verder komen dan wanneer we dat niet doen, zelfs als dat alleen maar betekent dat we het Werkboek niet meer nodig hebben.

Deel II, dat geen instructies voor de dagelijkse beoefening meer bevat, is een belangrijke stap in die richting. Wanneer je beoefening opbloeit in plaats van verdort, ben je dicht bij het doel van het Werkboek: het overbodig worden ervan.

 

Met andere woorden: we moeten ernaar streven los te komen van tijd en ruimte, zodat we dit doel kunnen bereiken.

 

LEZEN VAN DE LESSEN

De lessen van Deel II zijn anders dan die van Deel I. Na het idee van de dag volgen slechts twee alinea’s, beide in de eerste persoon (ik of wij), die het idee van de dag uitbreiden en toelichten. Hierdoor lijken de lessen van Deel II op de meeste herhalingen van Deel I, waar het idee van de dag wordt gevolgd door een “bijbehorende toelichting” (WdI.hI.In.2:3,3:3), die geschreven is in de eerste persoon en een uitbreiding is van het idee. In de Herhalingen zijn deze bijbehorende toelichtingen onderdeel van de oefening. We lezen ze enkele keren, denken erover na, herhalen ze bij onszelf en “proeven” elk woord. De bedoeling is ze ons eigen te maken, daarom zijn ze geformuleerd alsof het onze eigen woorden zijn. We verbinden ons er zodanig mee dat het meer oefenen dan lezen wordt.

Het is goed om de bijbehorende toelichtingen in Deel II op dezelfde manier te gebruiken. De Inleiding verwijst daar ook naar. Ze spreekt over lezen als een oefening (2:1), een inleiding tot “perioden van woordeloze, diepe ervaring die daarop zouden moeten volgen” (11:2). Als praktische oefening kunnen de twee alinea’s van elke les op de volgende manier worden gebruikt:

 

  • De toelichting op het idee:

Lees deze alinea langzaam een aantal keren en stel je voor dat dit werkelijk je eigen gedachten zijn. Benadruk eventueel de woorden “ik”, “mij” en “mijn”.

  • Het gebed:

 

OCHTEND- EN AVOND MEDITATIE

Deze langere oefenperioden zijn bedoeld als Open Mind meditatie, dus neem de tijd die je nodig hebt voor het gewenste resultaat. Begin met het herhalen van het idee van de dag, maar doe dit op een speciale manier: als een uitnodiging aan God om tot je te komen: “We zeggen de uitnodigende woorden die Zijn Stem ons ingeeft en dan wachten we op Zijn komst” (4:6). Nadat je deze woorden hebt herhaald, wacht je in verwachtingsvolle stilte. Wachten betekent gewoonlijk dat je lichamelijk stil zit of staat, in afwachting van de een of andere gebeurtenis. Hier gaat het echter ook om mentale stilte, in afwachting van een wonderbaarlijke gebeurtenis: het ervaren van God in je denkgeest. Wacht daar als het ware met ingehouden adem op. Wacht in het vertrouwen dat “de Godsherinnering schemert aan de wijde horizonten van onze denkgeest” (9:5). Je wacht dus bewegingloos, maar zeer alert. Je wachten moet vervuld zijn van de verwachting “dat onze Vader Zichzelf openbaart, zoals Hij heeft beloofd” (3:3). Met andere woorden: je wachten is gebaseerd op het vertrouwen dat God Zijn beloften na zal komen. Hij heeft je beloofd dat Hij komt als je daar om vraagt. Probeer zonder gebruik van woorden in deze meditatieve staat te blijven. Als je gedachten afdwalen herhaal dan het idee van de dag, om jezelf terug te brengen naar de staat van zwijgend wachten. “We zullen die gedachte gebruiken om onze denkgeest zo nodig te kalmeren” (3:1).

 

Wanneer je de Open Mind meditatie te moeilijk vindt of wanneer deze niet het gewenste resultaat oplevert, gebruik dan eventueel de Naam-van-God meditatie, zoals bijvoorbeeld Les 222 aangeeft: “Vader, we hebben geen andere woorden op onze lippen en in onze denkgeest dan Uw Naam, nu wij in stilte in Uw Tegenwoordigheid komen en vragen om even in vrede te mogen rusten bij U” (WdII.222.2:1). (Zie ook de oefeninstructies bij les 183184 en Naam van God meditatie.

 

UURLIJKSE HERINNERING

Een of twee minuten op het hele uur (of korter wanneer dat vanwege de omstandigheden niet mogelijk is). Doe een korte versie van de ochtendmeditatie: herhaal het idee als een uitnodiging aan God en wacht in woordeloze stilte op Zijn komst.

 

REGELMATIGE HERHALINGEN

Herhaal het idee van de dag zo vaak mogelijk: “Herhaal het, en laat je denkgeest een kort moment in stilte en vrede verpozen” (WdI.hIII.In.10:5).

 

ANTWOORD OP VERLEIDINGEN

Zodra je in de verleiding komt om je doel te vergeten:

Herhaal het idee om God aan te roepen teneinde deze verleiding te laten verdwijnen (2:9, 10:2).

Als je ergens door van streek raakt, stel dan vast welke behoefte achter dat gevoel zit en zeg: “Ik denk dat ik ..... nodig heb, maar ik heb niets nodig dan de waarheid.

 

LEZEN VAN DE “WAT IS DE HEILIGE GEEST”-TEKST

Lees vóór de ochtend- of avondoefening de “Wat is de Heilige Geest”- tekst die aan de orde is. Lees dit niet oppervlakkig, “ze dienen langzaam gelezen en even overdacht te worden” (11:4).

 

•••

 

SAMENVATTING

  • Lees de toelichting langzaam en alsof het je eigen woorden zijn.
  • Bid het gebed, eventueel meerdere keren.
  • ’s Morgens en ’s avonds: Herhaal het idee en mediteer daarna enige tijd.
  • Elk heel uur: Herhaal het idee en breng enkele momenten door in stilte.
  • Regelmatige herhalingen: Herhaal het idee gedurende de dag zo vaak mogelijk.
  • Antwoord op verleidingen: Herhaal het idee om je vrede te herstellen zodra deze verstoord raakt en/of je het doel uit het oog verliest.
  • Lees één keer per dag langzaam en aandachtig de “Wat is de Heilige Geest”- tekst.

Wat is de Heilige Geest 3:

Deel 3: WdII.7.2:1-2

 

1. De Heilige Geest bemiddelt tussen illusies en de waarheid. Aangezien Hij de kloof tussen werkelijkheid en dromen moet overbruggen, leidt waarneming tot kennis dankzij de genade die God Hem gegeven heeft, als Zijn geschenk aan ieder die zich voor de waarheid tot Hem wendt. Over de brug waarin Hij voorziet worden alle dromen tot de waarheid gebracht, om ten overstaan van het licht van de kennis te worden verdreven. Daar worden beelden en geluiden voor eeuwig terzijde gelegd. En waar die tevoren werden waargenomen, heeft vergeving een vredig einde van alle waarneming mogelijk gemaakt.

 

"Het doel van het onderricht van de Heilige Geest is nu juist deze beëindiging van dromen. Want beelden en geluiden moeten worden omgezet van getuigenissen van angst in die van liefde."

 

En wanneer dit volledig is tot stand gebracht, heeft leren het enige doel bereikt dat het in werkelijkheid bezit. Want leren, zoals de Heilige Geest dat leidt naar het door Hem voorziene resultaat, wordt het middel dat zichzelf overstijgt om te worden vervangen door de eeuwige waarheid.

 

3. Als je eens wist hoezeer jouw Vader ernaar smacht dat jij jouw zondeloosheid inziet, dan zou je Zijn Stem niet tevergeefs laten smeken, en je niet afkeren van wat Hij aanbiedt als vervanging van de beangstigende beelden en dromen die jij hebt gemaakt. De Heilige Geest begrijpt de middelen die jij hebt gemaakt, waarmee je wilt bereiken wat eeuwig onbereikbaar is. En als je die aan Hem geeft zal Hij de middelen die jij ter verbanning hebt gemaakt, aanwenden om jouw denkgeest terug te brengen naar waar die waarlijk thuishoort.

 

4. Vanuit kennis, waar Hij door God is geplaatst, roept de Heilige Geest jou op om vergeving op je dromen te laten rusten en weer je innerlijke gezondheid en vrede te hervinden. Zonder vergeving zullen je dromen jou angst blijven aanjagen. En de herinnering van al je Vaders Liefde zal niet terugkeren om aan te geven dat aan dromen een eind is gekomen.

 

5. Aanvaard je Vaders geschenk. Het is een Uitnodiging van Liefde aan Liefde om louter Zichzelf te zijn. De Heilige Geest is Zijn geschenk, waarmee de hemelse rust aan Zijn geliefde Zoon wordt teruggegeven. Zou jij willen weigeren de functie op je te nemen om God compleet te maken, wanneer al wat Hij wil is dat jij compleet bent?

 

 

Het doel van het onderricht van de Heilige Geest is de beëindiging van onze dromen (2:1). Onze dromen (onze huidige waarneming) eindigen door de transformatie van onze onjuiste waarneming van angst in de waarneming van liefde. Deze omslag in waarneming is het hoofdthema van het leerplan van de Cursus en zal ons uiteindelijk naar het einde van alle waarneming – het einde van onze dromen – leiden. Soms worden we over-angstig en willen we dat de droom nu eindigt. We willen een onmiddellijke injectie met kennis. Maar dat is niet mogelijk; we kunnen het transformatieproces van onze waarneming niet overslaan.

 

Wij hebben de nadruk op waarneming gelegd, en vooralsnog over kennis heel weinig gezegd. Dit komt doordat waarneming eerst op orde moet worden gebracht voor je iets kunt kennen of weten (T3.III.1:1-2).

 

Voor we iets kunnen kennen of weten moet onze waarneming worden getransformeerd door onze interactie met de Heilige Geest. Door onze duisternis aan Hem te geven kan Hij deze verdrijven met licht.

 

Want beelden en geluiden moeten worden omgezet van getuigenissen van angst in die van liefde (2:2).

 

Er zijn zoveel dingen in ons leven die getuigen lijken te zijn van angst. Ze “bewijzen” de werkelijkheid van angst. Ze rechtvaardigen angst en vereisen deze zelfs. De omslag, die de Heilige Geest in onze denkgeest tot stand wil brengen, is het veranderen van onze waarneming van alles dat angst lijkt te rechtvaardigen en zelfs te vereisen, in de waarneming van alles dat liefde rechtvaardigt of vereist.

 

Dat bedoelt Een cursus in wonderen met vergeving. Vergeven betekent veel meer dan alleen maar anders kijken naar het gedrag van anderen. Het betekent alles anders zien. Het betekent naar alle verschrikkingen van deze wereld kijken, naar elke gruweldaad, elk verraad, elke ramp en elke ziekte – en dat alles zien als iets dat liefde rechtvaardigt of om liefde vraagt. Iets dat de werkelijkheid van liefde bewijst, in plaats van die van angst. En dat, lieve mensen, vraagt om een wonder! Maar dit is een cursus in wonderen... Dit is precies waar hij over gaat.

 

Hoe kan onze waarneming van dingen zo radicaal veranderen? Dat weten we niet. En we hoeven het ook niet te weten. Dat is de taak van de Heilige Geest in onze denkgeest. Hij weet hoe het moet. Het enige wat wij hoeven te doen is onze van angst vervulde waarnemingen aan Hem geven, met de bereidheid ze te laten vervangen door Zijn waarneming. Hij weet precies hoe Hij dat moet doen en Hij zal het ook doen. Hij ziet alles wat voor ons een rechtvaardiging van angst is. Maar Hij ziet ook alles in jou en mij wat Zijn liefde rechtvaardigt. Hij ziet dat voor ons, totdat we leren Zijn waarneming met Hem te delen. “Hij werd geschapen om dit voor jou te zien, tot jij geleerd hebt dit voor jezelf te zien” (T17.II.1:8). Dit is wat de Heilige Geest is; dit is wat Hij doet.