Les 305
(1 november)
Er is een vrede die Christus ons verleent.
1. Wie louter de visie van Christus aanwendt, vindt een vrede zo diep en stil, zo onverstoorbaar en totaal onveranderlijk, dat de wereld daarvoor geen tegenhanger bevat. Vergelijkingen verstommen ten overstaan van deze vrede. En heel de wereld gaat in stilte heen wanneer deze vrede haar omhult en haar met zachtheid naar de waarheid voert, niet langer nu de woonplaats van de angst. Want liefde is gekomen en heeft de wereld genezen door haar de vrede van Christus te geven.
2. Vader, de vrede van Christus is ons gegeven, omdat het Uw Wil is dat wij zijn verlost. Help ons vandaag Uw gave alleen aan te nemen en niet te beoordelen. Want ze is tot ons gekomen om ons te verlossen van ons oordeel over onszelf.
Toelichting:
Ik voel enige weerstand tegen deze les. Mijn oordeel erover is dat ze niet “inspirerend genoeg is”, en me niets nieuws vertelt. Ze heeft het over “een vrede zo diep en stil, zo onverstoorbaar en totaal onveranderlijk, dat de wereld daarvoor geen tegenhanger bevat” (1:1). Ik ervaar die onverstoorbare en onveranderlijke vrede zelden of nooit. Mijn vrede is tijdelijk en voelt niet onveranderlijk. Ze kan elk moment verstoord raken. Ik voel me dus een beetje gefrustreerd. Ik weet dat bijvoorbeeld eenzaamheid mijn vrede zomaar van me weg kan nemen. Er is niet veel nodig om van streek te raken en weg is mijn vrede. Ik herinner me een ochtend waarop ik bezig was met een les – misschien wel deze! – en het enige wat nodig was om mijn schijnbare vrede volledig te verstoren was dat er iemand door de kamer liep.
Ik vermoed dat de meesten van ons zich af en toe zo voelen bij het doen van de Cursus.
Deze les zegt dat Gods vrede een gave is die “tot ons [is] gekomen om ons te verlossen van ons oordeel over onszelf” (2:3). En in het gebed vraagt ze: “Help ons vandaag Uw gave alleen aan te nemen en niet te beoordelen” (2:2).
Hoe beoordelen we de vrede van God? Ik beoordeel haar als afhankelijk van de omstandigheden. De vrede van God is hier en nu, en een deel van mijn denkgeest gelooft dat. Maar een ander deel van mijn denkgeest gelooft dat vrede niet altijd mogelijk is: Ik kan niet in vrede zijn tenzij dit of dat verandert of totdat dit of dat gebeurt. Het is het geloof dat iets anders dan de wil van God bestaat, iets dat de macht heeft mijn vrede van me weg te nemen. God geeft vrede – en iets anders, dat schijnbaar meer macht bezit, neemt haar weer weg. Maar er is geen andere wil, er is niets dat machtiger is dan God. Alleen mijn weigering van vrede bevestigt het geloof dat dit er wel is.
Je ziet wat je gelooft dat er is, en je gelooft dat het er is omdat je wilt dat het er is (T25.III.1:3).
De Cursus onderwijst dat ik geen vrede heb omdat ik geen vrede wil. De eerste blokkade voor vrede is de wens mij ervan te ontdoen (T19.IV.A.t)! Aangezien er niets bestaat dat de vrede van God weg kan nemen, is mijn overtuiging dat dit wel zo is een misleiding waarvoor ik heb gekozen om mijn weigering van Gods gave te rechtvaardigen. “Het is niet mijn schuld!” kan ik dan zeggen, “deze persoon, die omstandigheid doet me dit aan. Ik wil Uw vrede, maar zij pakken haar van me af!” Ik projecteer mijn weigering van vrede op iets of iemand anders.
Waarom weiger ik Gods gave? In hoofdstuk 19 van het Tekstboek wordt dezelfde vraag gesteld:
Waarom zou jij willen dat vrede thuisloos was? Wat denk je dat ze moet opgeven om bij jou te wonen? Wat lijkt dan de prijs te zijn die jij zo ongenegen bent te betalen? (T19.IV.A.2:1-3).
Jezus zegt hier dat ik denk iets te verliezen als ik vrede aanvaard. Wat is dat?
Wat ik denk te verliezen is de mogelijkheid om mijn aanvallen op mijn broeders te rechtvaardigen, de reden om schuld in hen te vinden (T19.IV.B.1:1-2:3). Ik wil de mogelijkheid hebben om iets of iemand anders de schuld te geven. Als ik vrede aanvaard moet ik voorgoed het idee opgeven dat ik iemand anders verantwoordelijk kan stellen voor mijn ongelukkig zijn. Ik moet elke aanval opgeven en daarmee alle schuld en het gevoel dat ik afgescheiden en alleen ben. Ik moet de afscheidingsgedachte opgeven en het geloof in mijn onvolmaaktheid, dat het fundament is van mijn geloof in een afzonderlijke identiteit.
De vrede van God “is tot ons gekomen om ons te verlossen van ons oordeel over onszelf” (2:3). Ik beoordeel mezelf als zondig, onwaardig en onvolmaakt. Dat oordeel zit achter mijn behoefte om vast te houden aan aanval als verdediging en anderen de schuld te geven van de tekortkomingen die ik in mezelf ontken.
Als ik de onvoorwaardelijke vrede van God aanvaard, geef ik de hoop op om bepaalde dingen en andere mensen te krijgen zoals ik ze hebben wil. Het is alsof ik dan zeg: “Het is oké als je niet van me houdt en me in de steek laat; het is oké als je mijn geld steelt; het is oké als je me negeert of mishandelt. Niets daarvan verstoort mijn vrede.” Onvoorwaardelijke vrede betekent dat het niet uitmaakt wat er gebeurt. En dat wil ik niet! Ik wil dat er gebeurt wat ik wil dat er gebeurt!
Onvoorwaardelijke vrede! Dit idee jaagt het ego de stuipen op het lijf. Iedereen zoekt vrede, natuurlijk doen we dat. Maar we willen vrede ontvangen volgens onze ideeën over wat ons vrede geeft. Jezus biedt ons vrede aan los van alle omstandigheden. “Vergeet de omstandigheden,” zegt hij, “ik kan je in elke omstandigheid vrede geven.” Maar we willen geen onvoorwaardelijke vrede, we willen vrede op onze voorwaarden. We willen niet horen dat de omstandigheden er niet toe doen.
De wereld weerspiegelt onze denkgeest. We zien een wereld die niet in vrede is, omdat onze denkgeest niet in vrede is. We denken dat de wereld de oorzaak is en onze vrede – of het gebrek daaraan – het gevolg. Jezus zegt dat onze denkgeest de oorzaak is en de wereld het gevolg. Hij benadert ons op het niveau van de oorzaak, niet van het gevolg. Hij verandert de omstandigheden niet om ons vrede te geven; hij geeft ons vrede – en dat verandert de omstandigheden. De vrede van God komt eerst. We moeten op het punt komen waarop we zeggen: “De vrede van God is alles wat ik wil.” We moeten alle andere doelen opgeven, doelen die gekoppeld zijn aan omstandigheden. Aanvaard de vrede, en de wereld die onze denkgeest weerspiegelt verandert dienovereenkomstig. Maar dat is niet het doel. Dat is niet de genezing die we zoeken, het is alleen het gevolg van de genezing van onze denkgeest.
Vader, help me vandaag de gave van vrede te aanvaarden en niet te beoordelen. Laat me zien dat ik mezelf onwaardig acht om vrede te ontvangen. Laat me mijn verlangen zien om anderen aan te vallen en te beschuldigen. In mijn juist gerichte denkgeest verlang ik naar vrede. Stel me vandaag in staat om mij met dat deel van mijn denkgeest te vereenzelvigen. Laat me zien hoe krankzinnig het is om vast te willen houden aan mijn grieven jegens iets of iemand. Spreek tot mij over mijn heelheid. Laat me begrijpen dat alles wat tegengesteld is aan vrede niet werkelijk is en er niet toe doet. Het is slechts mijn zelfveroordeling (die niet werkelijk is), geprojecteerd op de wereld (die niet werkelijk is). Genees me, mijn Vader.
In vrede zij mijn denkgeest. Laat al mijn gedachten stil zijn (WdII.221.t).
Ik ben thuis. Ik ben geliefd. Ik ben veilig.
Oefeninstructies:
DOEL
De Inleiding op Deel II van het Werkboek klinkt alsof we voor de rest van het jaar proberen het eind van onze spirituele reis te bereiken: “Dit jaar heeft ons tot de eeuwigheid gebracht” (10:8). Het Handboek voor leraren beschrijft in hoofdstuk 16 een bescheidener doel: het bereiken van een punt waarop we oefenen vanuit onze eigen motivatie en inspiratie en niet omdat een boek ons aanraadt dat te doen. Dat betekent dat onze beoefening verandert van een opdracht in een levenswijze. Ik denk dat het goed is deze beide doelen te combineren. We moeten streven naar de eeuwigheid, omdat we, door de lat hoog te leggen, verder komen dan wanneer we dat niet doen, zelfs als dat alleen maar betekent dat we het Werkboek niet meer nodig hebben.
Deel II, dat geen instructies voor de dagelijkse beoefening meer bevat, is een belangrijke stap in die richting. Wanneer je beoefening opbloeit in plaats van verdort, ben je dicht bij het doel van het Werkboek: het overbodig worden ervan.
Met andere woorden: we moeten ernaar streven los te komen van tijd en ruimte, zodat we dit doel kunnen bereiken.
LEZEN VAN DE LESSEN
De lessen van Deel II zijn anders dan die van Deel I. Na het idee van de dag volgen slechts twee alinea’s, beide in de eerste persoon (ik of wij), die het idee van de dag uitbreiden en toelichten. Hierdoor lijken de lessen van Deel II op de meeste herhalingen van Deel I, waar het idee van de dag wordt gevolgd door een “bijbehorende toelichting” (WdI.hI.In.2:3,3:3), die geschreven is in de eerste persoon en een uitbreiding is van het idee. In de Herhalingen zijn deze bijbehorende toelichtingen onderdeel van de oefening. We lezen ze enkele keren, denken erover na, herhalen ze bij onszelf en “proeven” elk woord. De bedoeling is ze ons eigen te maken, daarom zijn ze geformuleerd alsof het onze eigen woorden zijn. We verbinden ons er zodanig mee dat het meer oefenen dan lezen wordt.
Het is goed om de bijbehorende toelichtingen in Deel II op dezelfde manier te gebruiken. De Inleiding verwijst daar ook naar. Ze spreekt over lezen als een oefening (2:1), een inleiding tot “perioden van woordeloze, diepe ervaring die daarop zouden moeten volgen” (11:2). Als praktische oefening kunnen de twee alinea’s van elke les op de volgende manier worden gebruikt:
- De toelichting op het idee:
Lees deze alinea langzaam een aantal keren en stel je voor dat dit werkelijk je eigen gedachten zijn. Benadruk eventueel de woorden “ik”, “mij” en “mijn”.
- Het gebed:
OCHTEND- EN AVOND MEDITATIE
Deze langere oefenperioden zijn bedoeld als Open Mind meditatie, dus neem de tijd die je nodig hebt voor het gewenste resultaat. Begin met het herhalen van het idee van de dag, maar doe dit op een speciale manier: als een uitnodiging aan God om tot je te komen: “We zeggen de uitnodigende woorden die Zijn Stem ons ingeeft en dan wachten we op Zijn komst” (4:6). Nadat je deze woorden hebt herhaald, wacht je in verwachtingsvolle stilte. Wachten betekent gewoonlijk dat je lichamelijk stil zit of staat, in afwachting van de een of andere gebeurtenis. Hier gaat het echter ook om mentale stilte, in afwachting van een wonderbaarlijke gebeurtenis: het ervaren van God in je denkgeest. Wacht daar als het ware met ingehouden adem op. Wacht in het vertrouwen dat “de Godsherinnering schemert aan de wijde horizonten van onze denkgeest” (9:5). Je wacht dus bewegingloos, maar zeer alert. Je wachten moet vervuld zijn van de verwachting “dat onze Vader Zichzelf openbaart, zoals Hij heeft beloofd” (3:3). Met andere woorden: je wachten is gebaseerd op het vertrouwen dat God Zijn beloften na zal komen. Hij heeft je beloofd dat Hij komt als je daar om vraagt. Probeer zonder gebruik van woorden in deze meditatieve staat te blijven. Als je gedachten afdwalen herhaal dan het idee van de dag, om jezelf terug te brengen naar de staat van zwijgend wachten. “We zullen die gedachte gebruiken om onze denkgeest zo nodig te kalmeren” (3:1).
Wanneer je de Open Mind meditatie te moeilijk vindt of wanneer deze niet het gewenste resultaat oplevert, gebruik dan eventueel de Naam-van-God meditatie, zoals bijvoorbeeld Les 222 aangeeft: “Vader, we hebben geen andere woorden op onze lippen en in onze denkgeest dan Uw Naam, nu wij in stilte in Uw Tegenwoordigheid komen en vragen om even in vrede te mogen rusten bij U” (WdII.222.2:1). (Zie ook de oefeninstructies bij les 183, 184 en Naam van God meditatie.
UURLIJKSE HERINNERING
Een of twee minuten op het hele uur (of korter wanneer dat vanwege de omstandigheden niet mogelijk is). Doe een korte versie van de ochtendmeditatie: herhaal het idee als een uitnodiging aan God en wacht in woordeloze stilte op Zijn komst.
REGELMATIGE HERHALINGEN
Herhaal het idee van de dag zo vaak mogelijk: “Herhaal het, en laat je denkgeest een kort moment in stilte en vrede verpozen” (WdI.hIII.In.10:5).
ANTWOORD OP VERLEIDINGEN
Zodra je in de verleiding komt om je doel te vergeten:
Herhaal het idee om God aan te roepen teneinde deze verleiding te laten verdwijnen (2:9, 10:2).
Als je ergens door van streek raakt, stel dan vast welke behoefte achter dat gevoel zit en zeg: “Ik denk dat ik ..... nodig heb, maar ik heb niets nodig dan de waarheid.”
LEZEN VAN DE “WAT IS DE WEDERKOMST”-TEKST
Lees vóór de ochtend- of avondoefening de “Wat is de Wederkomst”- tekst die aan de orde is. Lees dit niet oppervlakkig, “ze dienen langzaam gelezen en even overdacht te worden” (11:4).
•••
SAMENVATTING
- Lees de toelichting langzaam en alsof het je eigen woorden zijn.
- Bid het gebed, eventueel meerdere keren.
- ’s Morgens en ’s avonds: Herhaal het idee en mediteer daarna enige tijd.
- Elk heel uur: Herhaal het idee en breng enkele momenten door in stilte.
- Regelmatige herhalingen: Herhaal het idee gedurende de dag zo vaak mogelijk.
- Antwoord op verleidingen: Herhaal het idee om je vrede te herstellen zodra deze verstoord raakt en/of je het doel uit het oog verliest.
- Lees één keer per dag langzaam en aandachtig de “Wat is de Wederkomst”- tekst.
Wat is de Wederkomst 5:
Deel 5: WdII.9.3:1
1. De Wederkomst van Christus, die zo zeker is als God Zelf, is niets dan de correctie van vergissingen en de terugkeer van innerlijke gezondheid. Ze maakt deel uit van de toestand die terugbrengt wat nooit verloren was, en opnieuw bekrachtigt wat voor eeuwig en altijd waar is. Het is de uitnodiging aan Gods Woord om de plaats van illusies in te nemen, de bereidwilligheid om vergeving op alles te laten rusten, zonder uitzondering en zonder voorbehoud.
2. Het is dit alles-insluitende karakter van de Wederkomst van Christus dat haar in staat stelt de wereld te omvangen en jou geborgen te houden in haar zachte komst, die jou en al wat leeft omvat. De bevrijding die de Wederkomst brengt, kent geen eind, daar Gods schepping niet anders dan grenzeloos kan zijn. Vergeving verlicht de weg van de Wederkomst, omdat ze alles als één beschijnt. En zo wordt eenheid ten langen leste herkend.
"De Wederkomst brengt de lessen die de Heilige Geest onderwijst tot een eind, en maakt zo plaats voor het Laatste Oordeel waarin al het leren eindigt in één laatste samenvatting die voorbij zichzelf zal reiken en zich uitstrekt tot God."
De Wederkomst is het moment waarop alle denkgeesten in handen van Christus worden gelegd, om in naam van de ware schepping en de Wil van God aan de geest te worden teruggegeven.
4. De Wederkomst is de enige gebeurtenis in de tijd waarop de tijd zelf geen invloed heeft. Want ieder die ooit kwam om te sterven, of die nog komen zal, of nu aanwezig is, wordt gelijkelijk bevrijd van wat hij heeft gemaakt. In die gelijkheid wordt Christus hersteld als één Identiteit, waarin de Zonen van God erkennen dat zij allen één zijn. En God de Vader glimlacht naar Zijn Zoon, Zijn ene schepping en Zijn enige vreugd.
5. Bid dat de Wederkomst spoedig mag zijn, maar laat het daar niet bij. Ze heeft jouw ogen en oren en handen en voeten nodig. Ze heeft jouw stem nodig. En bovenal behoeft ze jouw bereidwilligheid. Laten we ons erin verheugen dat we Gods Wil kunnen doen, en ons verenigen in het heilig licht daarvan. Zie, de Zoon van God is één in ons, en door Hem kunnen we de Liefde van onze Vader bereiken.
Het proces dat de Cursus ziet als het einde van de wereld begint met de individuele leerweg van onze denkgeest om waarneming te corrigeren, oftewel om te leren vergeven, totdat vergeving de hele wereld omvat. Ieder van ons zal in toenemende mate de werkelijke wereld zien, totdat iedere denkgeest is genezen – en dat is de Wederkomst. Dit herstelt de staat van zijn waarin de werkelijkheid weer herkend wordt. De lessen zijn voorbij. De Wederkomst maakt plaats voor het Laatste Oordeel.
Het Tekstboek heeft het Laatste Oordeel al besproken in de hoofdstukken 2 en 3 (T2.VIII; T3.VI). Bij de bespreking van het volgende “Wat is”- gedeelte komen we daarop terug. De bovenstaande zin geeft daar echter reeds een vooruitblik op. Het Laatste Oordeel wordt hier “één laatste samenvatting” genoemd, de sluitsteen van al het leren. Misschien is de beste beschrijving te vinden in een passage waarin de term “Laatste Oordeel” niet eens voorkomt, namelijk in Hoofdstuk 17, paragraaf II: “De vergeven wereld”. Hierin wordt gesproken over het bereiken van de werkelijke wereld en de laatste evaluatie van de wereld die het Zoonschap zal ondernemen, geleid door de Heilige Geest:
De werkelijke wereld wordt simpelweg bereikt door de totale vergeving van de oude, de wereld die jij zonder vergeving ziet. De Grote Omvormer van de waarneming zal samen met jou zorgvuldig de denkgeest gaan onderzoeken die deze wereld heeft gemaakt, en de schijnbare redenen waarom jij die gemaakt hebt voor je blootleggen. In het licht van de werkelijke rede die Hij brengt wanneer je Hem volgt, zal Hij jou tonen dat hier helemaal geen rede is. Elke plek die door Zijn rede wordt aangeraakt wordt levendig van schoonheid, en wat lelijk leek in de duisternis van je gebrek aan rede, wordt plotseling tot lieflijkheid bevrijd (T17.II.5:1-4).
Dit is het moment waarop de klemmende vraag “Waarom hebben we de wereld gemaakt?” volledig beantwoord zal worden en we zullen zien “dat hier helemaal geen rede is”. Onder Zijn vriendelijke leiding zullen we “de schijnbare redenen waarom jij die [deze wereld] gemaakt hebt” onderzoeken. En uiteindelijk zullen we in staat zijn om naar het “verschrikkelijke” moment van de oorspronkelijke afscheidingsgedachte te kijken. Wat in onze angst onherroepelijk lelijk leek te zijn “wordt levendig van schoonheid” en de lieflijkheid van onze verenigde denkgeest zal in ons bewustzijn worden hersteld en bevrijd. De oerschuld zal eindelijk ongedaan worden gemaakt en we zullen onze onschuld weer kennen.
Het Laatste Oordeel, dat volgt op de Wederkomst, zal een laatste, grote les in vergeving zijn. Deze les zal “voorbij zichzelf reiken”, want ze zal eindelijk en voorgoed de laatste barrière van schuld verwijderen, onze collectieve schuld over het idee dat we geprobeerd hebben ons Gods troon toe te eigenen. Ze zal “zich uitstrekken tot God”, want ze zal de herinnering van God volledig herstellen in onze verenigde denkgeest. De weg voor God ligt volledig open, zodat Hij naar ons uit kan reiken en ons weer in Zijn Armen kan sluiten. We zullen eindelijk thuis zijn.