Les 296

(23 oktober)

De Heilige Geest spreekt vandaag met mijn stem.

1. De Heilige Geest heeft vandaag mijn stem nodig, zodat heel de wereld kan luisteren naar Uw Stem en via mij Uw Woord kan horen. Ik ben vastbesloten U door mijn stem te laten spreken, want ik wil geen andere woorden dan de Uwe gebruiken, en geen gedachten hebben die losstaan van die van U, want alleen de Uwe zijn waar. Ik wil de verlosser zijn van de wereld die ik heb gemaakt. Want omdat ik haar vervloekt heb, wil ik haar bevrijden, zodat ik een uitweg kan vinden en het Woord kan horen dat Uw heilige Stem vandaag tot mij spreken zal.

 

2. We onderwijzen vandaag alleen wat we willen leren, en anders niets. En dus wordt ons leerdoel er een zonder conflict, dat makkelijk bereikt en snel volbracht kan worden. Met hoeveel blijdschap komt de Heilige Geest ons verlossen uit de hel, wanneer we Zijn onderricht toelaten de wereld, via ons, ertoe te bewegen om het makkelijke pad naar God te zoeken en te vinden.


Toelichting:

Als ik de Heilige Geest gelegenheid geef om met mijn ogen te kijken (de les van gisteren) en Zijn waarneming met Hem deel, dan spreekt Hij ook met mijn stem. Ik word daarmee Gods geschenk aan de wereld. Niet in egoïstische zin: als een orakel dat het antwoord heeft voor de hele mensheid; Hij spreekt via mij woorden van welkom, van kennis, van waardering en dankbaarheid. De Heilige Geest communiceert via mij met mijn broeders en zusters: “Je bent veilig, je bent heel, je bent geliefd”.

 

Als ik de wereld heb vervloekt, bevrijd ik haar nu. Als ik iedereen heb beladen met schuld, neem ik nu die schuld weg. Waarom bied ik alles en iedereen deze ontsnapping aan? Omdat ik deze voor mezelf wil en dit de enige manier is om haar te verkrijgen. Als mijn broeder in mijn ogen schuldig sterft, sterf ik met hem. Wat een geweldig voorrecht om de schuld weg te nemen van iedereen om me heen en hen te laten weten dat we vrij zijn!

 

Via mij en jou overtuigt de Heilige Geest de wereld ervan het pad naar God te zoeken en te vinden. Ik ben Zijn vertegenwoordiger op aarde, een ambassadeur voor het Koninkrijk van God. Ik vertegenwoordig Hem voor degenen die nog niet zelf naar Zijn Stem kunnen luisteren. Ik spreek Zijn woorden, en toon Zijn houding en liefde aan iedereen die ik ontmoet. Dat is mijn functie. Dat is mijn enige doel. Dat is mijn leven.

 

Ik wil de verlosser zijn van de wereld die ik heb gemaakt. Want omdat ik haar vervloekt heb, wil ik haar bevrijden (1:3-4).

 

Ben ik bereid de verlosser van de wereld te zijn? Af en toe betrap ik mezelf erop dat ik juist aan deze wereld wil ontsnappen, dat ik er klaar mee ben. Maar de Cursus is hier duidelijk in: Ik kan niet naar de Hemel vluchten en de wereld achterlaten. Zonder mijn broeders kan ik de Hemel niet bereiken. Mijn negatieve gevoelens ten opzichte van de wereld, het gevoel dat ik al die rotzooi helemaal beu ben, verbergt mijn eigen oordeel over mezelf. Ik wil mijn schuld over het geloof dat ik mij afgescheiden heb van mijn Vader op de wereld projecteren. Ik wil kunnen zeggen: “Het is deze vreselijke plaats die mijn vrede verstoort”. Maar vrede is hier, vrede is nu. Vrede en Hemel zijn in mij en bij mij, waar ik ook ga. Ik hoef nergens heen te vluchten en er hoeft niets te veranderen.

 

De Heilige Geest heeft vandaag mijn stem nodig” (1:1). We leven in een wereld die zwijgt, maar velen, veel meer dan we denken, zoeken de Hemel. Toch zijn we bang om te spreken, omdat we vrezen dat mensen ons zullen bespotten of denken dat we gek zijn. Maar hebben we er nooit naar verlangd dat iemand midden in onze angst, ons lijden, ons verlies en onze ellende, zou durven zeggen: “Ik ben in vrede. De vrede van God is werkelijkheid voor mij”? Wees vandaag degene die dit verlangen van iemand beantwoordt.

 

We onderwijzen vandaag alleen wat we willen leren, en anders niets (2:1).


Oefeninstructies:

DOEL

De Inleiding op Deel II van het Werkboek klinkt alsof we voor de rest van het jaar proberen het eind van onze spirituele reis te bereiken: “Dit jaar heeft ons tot de eeuwigheid gebracht” (10:8). Het Handboek voor leraren beschrijft in hoofdstuk 16 een bescheidener doel: het bereiken van een punt waarop we oefenen vanuit onze eigen motivatie en inspiratie en niet omdat een boek ons aanraadt dat te doen. Dat betekent dat onze beoefening verandert van een opdracht in een levenswijze. Ik denk dat het goed is deze beide doelen te combineren. We moeten streven naar de eeuwigheid, omdat we, door de lat hoog te leggen, verder komen dan wanneer we dat niet doen, zelfs als dat alleen maar betekent dat we het Werkboek niet meer nodig hebben.

Deel II, dat geen instructies voor de dagelijkse beoefening meer bevat, is een belangrijke stap in die richting. Wanneer je beoefening opbloeit in plaats van verdort, ben je dicht bij het doel van het Werkboek: het overbodig worden ervan.

 

Met andere woorden: we moeten ernaar streven los te komen van tijd en ruimte, zodat we dit doel kunnen bereiken.

 

LEZEN VAN DE LESSEN

De lessen van Deel II zijn anders dan die van Deel I. Na het idee van de dag volgen slechts twee alinea’s, beide in de eerste persoon (ik of wij), die het idee van de dag uitbreiden en toelichten. Hierdoor lijken de lessen van Deel II op de meeste herhalingen van Deel I, waar het idee van de dag wordt gevolgd door een “bijbehorende toelichting” (WdI.hI.In.2:3,3:3), die geschreven is in de eerste persoon en een uitbreiding is van het idee. In de Herhalingen zijn deze bijbehorende toelichtingen onderdeel van de oefening. We lezen ze enkele keren, denken erover na, herhalen ze bij onszelf en “proeven” elk woord. De bedoeling is ze ons eigen te maken, daarom zijn ze geformuleerd alsof het onze eigen woorden zijn. We verbinden ons er zodanig mee dat het meer oefenen dan lezen wordt.

Het is goed om de bijbehorende toelichtingen in Deel II op dezelfde manier te gebruiken. De Inleiding verwijst daar ook naar. Ze spreekt over lezen als een oefening (2:1), een inleiding tot “perioden van woordeloze, diepe ervaring die daarop zouden moeten volgen” (11:2). Als praktische oefening kunnen de twee alinea’s van elke les op de volgende manier worden gebruikt:

 

  • De toelichting op het idee:

Lees deze alinea langzaam een aantal keren en stel je voor dat dit werkelijk je eigen gedachten zijn. Benadruk eventueel de woorden “ik”, “mij” en “mijn”.

  • Het gebed:

 

OCHTEND- EN AVOND MEDITATIE

Deze langere oefenperioden zijn bedoeld als Open Mind meditatie, dus neem de tijd die je nodig hebt voor het gewenste resultaat. Begin met het herhalen van het idee van de dag, maar doe dit op een speciale manier: als een uitnodiging aan God om tot je te komen: “We zeggen de uitnodigende woorden die Zijn Stem ons ingeeft en dan wachten we op Zijn komst” (4:6). Nadat je deze woorden hebt herhaald, wacht je in verwachtingsvolle stilte. Wachten betekent gewoonlijk dat je lichamelijk stil zit of staat, in afwachting van de een of andere gebeurtenis. Hier gaat het echter ook om mentale stilte, in afwachting van een wonderbaarlijke gebeurtenis: het ervaren van God in je denkgeest. Wacht daar als het ware met ingehouden adem op. Wacht in het vertrouwen dat “de Godsherinnering schemert aan de wijde horizonten van onze denkgeest” (9:5). Je wacht dus bewegingloos, maar zeer alert. Je wachten moet vervuld zijn van de verwachting “dat onze Vader Zichzelf openbaart, zoals Hij heeft beloofd” (3:3). Met andere woorden: je wachten is gebaseerd op het vertrouwen dat God Zijn beloften na zal komen. Hij heeft je beloofd dat Hij komt als je daar om vraagt. Probeer zonder gebruik van woorden in deze meditatieve staat te blijven. Als je gedachten afdwalen herhaal dan het idee van de dag, om jezelf terug te brengen naar de staat van zwijgend wachten. “We zullen die gedachte gebruiken om onze denkgeest zo nodig te kalmeren” (3:1).

 

Wanneer je de Open Mind meditatie te moeilijk vindt of wanneer deze niet het gewenste resultaat oplevert, gebruik dan eventueel de Naam-van-God meditatie, zoals bijvoorbeeld Les 222 aangeeft: “Vader, we hebben geen andere woorden op onze lippen en in onze denkgeest dan Uw Naam, nu wij in stilte in Uw Tegenwoordigheid komen en vragen om even in vrede te mogen rusten bij U” (WdII.222.2:1). (Zie ook de oefeninstructies bij les 183184 en Naam van God meditatie.

 

UURLIJKSE HERINNERING

Een of twee minuten op het hele uur (of korter wanneer dat vanwege de omstandigheden niet mogelijk is). Doe een korte versie van de ochtendmeditatie: herhaal het idee als een uitnodiging aan God en wacht in woordeloze stilte op Zijn komst.

 

REGELMATIGE HERHALINGEN

Herhaal het idee van de dag zo vaak mogelijk: “Herhaal het, en laat je denkgeest een kort moment in stilte en vrede verpozen” (WdI.hIII.In.10:5).

 

ANTWOORD OP VERLEIDINGEN

Zodra je in de verleiding komt om je doel te vergeten:

Herhaal het idee om God aan te roepen teneinde deze verleiding te laten verdwijnen (2:9, 10:2).

Als je ergens door van streek raakt, stel dan vast welke behoefte achter dat gevoel zit en zeg: “Ik denk dat ik ..... nodig heb, maar ik heb niets nodig dan de waarheid.

 

LEZEN VAN DE “WAT IS DE WERKELIJKE WERELD”-TEKST

Lees vóór de ochtend- of avondoefening de “Wat is de werkelijke wereld”- tekst die aan de orde is. Lees dit niet oppervlakkig, “ze dienen langzaam gelezen en even overdacht te worden” (11:4).

 

OEFENSUGGESTIE

Breng je denkgeest tot rust. Zuiver hem van alle vooroordelen. Denk dan aan de mensen die je vandaag gaat ontmoeten en vraag bij elk van hen aan de Heilige Geest: “Wat wilt u via mij tegen (naam) zeggen?

Hoe wilt U dat ik hem/haar laat weten dat hij/zij even zuiver en heilig is als God Zelf?

Luister in alle rust naar het antwoord. Herhaal de vragen als er niets bij je opkomt.

Houd eventueel pen en papier bij de hand en noteer alles wat bij je opkomt.

 

•••

 

SAMENVATTING

  • Lees de toelichting langzaam en alsof het je eigen woorden zijn.
  • Bid het gebed, eventueel meerdere keren.
  • ’s Morgens en ’s avonds: Herhaal het idee en mediteer daarna enige tijd.
  • Elk heel uur: Herhaal het idee en breng enkele momenten door in stilte.
  • Regelmatige herhalingen: Herhaal het idee gedurende de dag zo vaak mogelijk.
  • Antwoord op verleidingen: Herhaal het idee om je vrede te herstellen zodra deze verstoord raakt en/of je het doel uit het oog verliest.
  • Lees één keer per dag langzaam en aandachtig de “Wat is de werkelijke wereld”- tekst.

Wat is de werkelijke wereld  6:

Deel 6: WdII.8.3:4-5

 

1. De werkelijke wereld is een symbool, zoals al het overige wat waarneming te bieden heeft. Toch staat ze voor iets wat tegengesteld is aan wat jij hebt gemaakt. Jouw wereld wordt gezien door ogen vol angst en levert je denkgeest de bewijzen van verschrikking. De werkelijke wereld kan alleen waargenomen worden met ogen die door vergeving zijn gezegend, zodat ze een wereld zien waarin verschrikking onmogelijk is en bewijzen voor angst niet kunnen worden gevonden.

 

2. De werkelijke wereld bevat een tegenhanger voor elke ongelukkige gedachte die zich in jouw wereld weerspiegelt, een feilloze correctie voor de beelden van angst en de geluiden van strijd waar jouw wereld vol van is. De werkelijke wereld toont een wereld die anders wordt gezien, door kalme ogen en met een vredige denkgeest. Daar heerst niets dan rust. Kreten van pijn en verdriet zijn daar niet te horen, want daar rest niets behalve vergeving. En de beelden zijn er vriendelijk. Alleen blije beelden en geluiden kunnen doordringen tot de denkgeest die zichzelf vergeven heeft.

 

3. Wat voor behoefte heeft zo’n denkgeest aan doodsgedachten, aanval- en moordgedachten? Wat kan hij anders om zich heen zien dan geborgenheid, liefde en vreugde? Wat is er dat hij zou verkiezen te verwerpen en wat is er waartegen hij oordelen wil?

 

"De wereld die hij ziet komt voort uit een denkgeest die met zichzelf in vrede is. In niets wat hij ziet loert enig gevaar, want hij is zachtaardig, en zachtaardigheid is het enige wat hij ziet."

 

4. De werkelijke wereld is het symbool dat de droom van zonde en schuld voorbij is en Gods Zoon niet langer slaapt. Zijn wakkere ogen zien de ontwijfelbare weerspiegeling van de Liefde van zijn Vader, de stellige belofte dat hij is verlost. De werkelijke wereld markeert het einde van de tijd, want haar aanblik maakt tijd zinloos.

 

5. De Heilige Geest heeft de tijd niet nodig als die Zijn doel heeft gediend. Nu wacht Hij slechts dat ene ogenblik nog tot God Zijn laatste stap zet, dan is de tijd verdwenen en heeft in zijn heengaan waarneming met zich meegenomen en enkel de waarheid achtergelaten om zichzelf te zijn. Dat ogenblik is ons doel, want het bevat de Godsherinnering. En terwijl we een vergeven wereld aanschouwen is Hij het die ons roept en mee naar huis komt nemen, en ons herinnert aan onze Identiteit, die onze vergeving aan ons teruggegeven heeft.

 

 

Een denkgeest die zichzelf vergeven heeft is in vrede met zichzelf (3:4) en de wereld die zo’n denkgeest ziet komt voort uit die innerlijke vrede. Zonder zelfvergeving is innerlijke vrede niet mogelijk. En wanneer we die innerlijke vrede naar buiten toe uitbreiden, wordt het zien van een wereld van vrede mogelijk. Les 34 zei daarover:

 

Innerlijke vrede is ontegenzeggelijk een innerlijke zaak. Het moet beginnen bij je eigen gedachten en zich dan naar buiten toe uitbreiden. Juist uit jouw vredige denkgeest vloeit een vredige waarneming van de wereld voort (WdI.34.1:2-4).

 

Een denkgeest die geleerd heeft zichzelf te vergeven en in vrede te zijn “is zachtaardig, en zachtaardigheid is het enige wat hij ziet” (3:5). Ik heb diverse spirituele leraren horen zeggen dat, wanneer spiritualiteit teruggebracht wordt tot twee woorden, deze woorden “Wees zachtaardig” zouden zijn. Ik heb ook veel mensen ontmoet in mijn leven die zichzelf zeer spiritueel noemden, zelfs een spirituele autoriteit, maar die me uiteindelijk toch aan het twijfelen brachten omdat ze niet zachtaardig waren. En ik heb die neiging ook in mezelf vastgesteld. Het is te gemakkelijk om jezelf “spiritueel correct” te noemen of een goed mens, als je zachtaardigheid uit het oog verliest.

 

Als ik het moordzuchtige ego in mezelf heb ontmoet en geleerd heb dit te vergeven; als ik mijn geloof in mijn eigen zwakheid en broosheid heb ontdekt en geleerd heb deze te vergeven; als ik jarenlang getwijfeld heb en geleerd heb dit te vergeven; als ik ontdekt heb hoe vaak ik niet leef volgens mijn eigen normen en waarden en geleerd heb dit te vergeven; als ik geworsteld heb met mijn hardnekkige ongeloof en geleerd heb dit te vergeven – dan zal ik zachtaardig zijn. Ik leer zachtaardig te zijn jegens anderen door zachtaardig te zijn jegens mezelf. Laat ik dus deze les ter harte nemen: De denkgeest die zichzelf vergeven heeft is zachtaardig, en zachtaardigheid is het enige wat hij ziet (3:5).

 

Wanneer ik anderen als een bedreiging zie en hun bedoelingen in twijfel trek, komt dat alleen doordat ik mijn eigen bedoelingen niet vertrouw en mezelf nog niet vergeven heb.