Les 272
(29 september)
Hoe kunnen illusies Gods Zoon voldoening schenken?
1. Vader, de waarheid behoort mij toe. Mijn woning is door Uw Wil en de mijne in de Hemel vastgesteld. Kunnen dromen mij tevredenstellen? Kunnen illusies me geluk brengen? Wat anders kan Uw Zoon voldoening schenken dan de herinnering van U? Ik wil niets minder aanvaarden dan U mij gegeven hebt. Ik ben omringd door Uw Liefde, voor eeuwig stil, eeuwig mild en eeuwig veilig. Gods Zoon moet wel zijn zoals U hem hebt geschapen.
2. Vandaag gaan we aan illusies voorbij. En als we horen hoe de verleiding ons roept om in een droom te blijven rondwaren, wenden we ons af met de vraag of wij, de Zonen van God, tevreden zouden kunnen zijn met dromen, wanneer de Hemel even makkelijk kan worden gekozen als de hel, en liefde met vreugde de plaats inneemt van alle angst.
Toelichting:
Net als sommige TV-reclames zegt de Cursus dat we geen namaak moeten accepteren. We willen “het echte werk”, de originele versie dus. Desondanks staan we onszelf het grootste deel van de tijd toe genoegen te nemen met namaak, oftewel illusies: illusies van liefde (speciale liefdesrelaties), illusies van veiligheid (financiële zekerheid), illusies van belangrijkheid (roem, prijzen en erkenning). We staan onszelf toe tevreden te zijn met dromen en soms zelfs met dromen in de droom, zoals drugs en onrealistische fantasieën.
Daarom hebben we lessen nodig zoals deze. We moeten onszelf de vraag stellen: “Kunnen illusies me geluk brengen?” (1:4). We weten het antwoord als we bereid zijn de vraag te stellen. Jim Elliot, een christelijke schrijver en missionaris, schreef: “Hij die geeft wat hij niet kan behouden, om te krijgen wat hij niet kan verliezen, is geen dwaas.” En een andere missionaris, Amy Carmichael, schreef: “Wat telt is het leven dat geen tijd heeft voor futiliteiten”. Als de glitter van de wereld ons aantrekt, als een speciale relatie ons betekenis en vervulling in deze wereld lijkt te beloven, laten we onszelf er dan aan herinneren: “Ik wil niets minder aanvaarden dan U mij gegeven hebt” (1:6).
Misschien vinden we tijdelijk plezier en bevrediging in sommige illusies. Maar uiteindelijk kan alleen de herinnering van God ons voldoening schenken (1:5). Niets kan ons volledige tevredenheid schenken behalve de wetenschap:
Ik ben omringd door Uw Liefde, voor eeuwig stil, eeuwig mild en eeuwig veilig (1:7).
Zal ik vandaag weer een illusie najagen? Of zal ik mijn tijd verstandig gebruiken en kiezen voor de Hemel en de vrede van God?
Oefeninstructies:
DOEL
De Inleiding op Deel II van het Werkboek klinkt alsof we voor de rest van het jaar proberen het eind van onze spirituele reis te bereiken: “Dit jaar heeft ons tot de eeuwigheid gebracht” (10:8). Het Handboek voor leraren beschrijft in hoofdstuk 16 een bescheidener doel: het bereiken van een punt waarop we oefenen vanuit onze eigen motivatie en inspiratie en niet omdat een boek ons aanraadt dat te doen. Dat betekent dat onze beoefening verandert van een opdracht in een levenswijze. Ik denk dat het goed is deze beide doelen te combineren. We moeten streven naar de eeuwigheid, omdat we, door de lat hoog te leggen, verder komen dan wanneer we dat niet doen, zelfs als dat alleen maar betekent dat we het Werkboek niet meer nodig hebben.
Deel II, dat geen instructies voor de dagelijkse beoefening meer bevat, is een belangrijke stap in die richting. Wanneer je beoefening opbloeit in plaats van verdort, ben je dicht bij het doel van het Werkboek: het overbodig worden ervan.
Met andere woorden: we moeten ernaar streven los te komen van tijd en ruimte, zodat we dit doel kunnen bereiken.
LEZEN VAN DE LESSEN
De lessen van Deel II zijn anders dan die van Deel I. Na het idee van de dag volgen slechts twee alinea’s, beide in de eerste persoon (ik of wij), die het idee van de dag uitbreiden en toelichten. Hierdoor lijken de lessen van Deel II op de meeste herhalingen van Deel I, waar het idee van de dag wordt gevolgd door een “bijbehorende toelichting” (WdI.hI.In.2:3,3:3), die geschreven is in de eerste persoon en een uitbreiding is van het idee. In de Herhalingen zijn deze bijbehorende toelichtingen onderdeel van de oefening. We lezen ze enkele keren, denken erover na, herhalen ze bij onszelf en “proeven” elk woord. De bedoeling is ze ons eigen te maken, daarom zijn ze geformuleerd alsof het onze eigen woorden zijn. We verbinden ons er zodanig mee dat het meer oefenen dan lezen wordt.
Het is goed om de bijbehorende toelichtingen in Deel II op dezelfde manier te gebruiken. De Inleiding verwijst daar ook naar. Ze spreekt over lezen als een oefening (2:1), een inleiding tot “perioden van woordeloze, diepe ervaring die daarop zouden moeten volgen” (11:2). Als praktische oefening kunnen de twee alinea’s van elke les op de volgende manier worden gebruikt:
- De toelichting op het idee:
Lees deze alinea langzaam een aantal keren en stel je voor dat dit werkelijk je eigen gedachten zijn. Benadruk eventueel de woorden “ik”, “mij” en “mijn”.
- Het gebed:
OCHTEND- EN AVOND MEDITATIE
Deze langere oefenperioden zijn bedoeld als Open Mind meditatie, dus neem de tijd die je nodig hebt voor het gewenste resultaat. Begin met het herhalen van het idee van de dag, maar doe dit op een speciale manier: als een uitnodiging aan God om tot je te komen: “We zeggen de uitnodigende woorden die Zijn Stem ons ingeeft en dan wachten we op Zijn komst” (4:6). Nadat je deze woorden hebt herhaald, wacht je in verwachtingsvolle stilte. Wachten betekent gewoonlijk dat je lichamelijk stil zit of staat, in afwachting van de een of andere gebeurtenis. Hier gaat het echter ook om mentale stilte, in afwachting van een wonderbaarlijke gebeurtenis: het ervaren van God in je denkgeest. Wacht daar als het ware met ingehouden adem op. Wacht in het vertrouwen dat “de Godsherinnering schemert aan de wijde horizonten van onze denkgeest” (9:5). Je wacht dus bewegingloos, maar zeer alert. Je wachten moet vervuld zijn van de verwachting “dat onze Vader Zichzelf openbaart, zoals Hij heeft beloofd” (3:3). Met andere woorden: je wachten is gebaseerd op het vertrouwen dat God Zijn beloften na zal komen. Hij heeft je beloofd dat Hij komt als je daar om vraagt. Probeer zonder gebruik van woorden in deze meditatieve staat te blijven. Als je gedachten afdwalen herhaal dan het idee van de dag, om jezelf terug te brengen naar de staat van zwijgend wachten. “We zullen die gedachte gebruiken om onze denkgeest zo nodig te kalmeren” (3:1).
Wanneer je de Open Mind meditatie te moeilijk vindt of wanneer deze niet het gewenste resultaat oplevert, gebruik dan eventueel de Naam-van-God meditatie, zoals bijvoorbeeld Les 222 aangeeft: “Vader, we hebben geen andere woorden op onze lippen en in onze denkgeest dan Uw Naam, nu wij in stilte in Uw Tegenwoordigheid komen en vragen om even in vrede te mogen rusten bij U” (WdII.222.2:1). (Zie ook de oefeninstructies bij les 183, 184 en Naam van God meditatie.
UURLIJKSE HERINNERING
Een of twee minuten op het hele uur (of korter wanneer dat vanwege de omstandigheden niet mogelijk is). Doe een korte versie van de ochtendmeditatie: herhaal het idee als een uitnodiging aan God en wacht in woordeloze stilte op Zijn komst.
REGELMATIGE HERHALINGEN
Herhaal het idee van de dag zo vaak mogelijk: “Herhaal het, en laat je denkgeest een kort moment in stilte en vrede verpozen” (WdI.hIII.In.10:5).
ANTWOORD OP VERLEIDINGEN
Zodra je in de verleiding komt om je doel te vergeten:
Herhaal het idee om God aan te roepen teneinde deze verleiding te laten verdwijnen (2:9, 10:2).
Als je ergens door van streek raakt, stel dan vast welke behoefte achter dat gevoel zit en zeg: “Ik denk dat ik ..... nodig heb, maar ik heb niets nodig dan de waarheid.”
LEZEN VAN DE “WAT IS DE CHRISTUS”-TEKST
Lees vóór de ochtend- of avondoefening de “Wat is de Christus”- tekst die aan de orde is. Lees dit niet oppervlakkig, “ze dienen langzaam gelezen en even overdacht te worden” (11:4).
OEFENSUGGESTIE
In de tweede alinea vinden we instructies voor onze reactie op verleidingen. Ons wordt gevraagd om vandaag alert te zijn op momenten waarop we “horen hoe de verleiding ons roept om in een droom te blijven rondwaren”. In plaats van die roep te beantwoorden, moeten we ons afwenden met de vraag “of wij, de Zonen van God, tevreden zouden kunnen zijn met dromen”.
Misschien wil je het, op dit moment, eens proberen: Denk aan iets in de wereld dat je aantrekt. Voel hoe je denkgeest daar naar toe getrokken wordt, maar wend je dan af en stel jezelf de vraag: “Kan ik, als Zoon van God, tevreden zijn met dromen?”
•••
SAMENVATTING
- Lees de toelichting langzaam en alsof het je eigen woorden zijn.
- Bid het gebed, eventueel meerdere keren.
- ’s Morgens en ’s avonds: Herhaal het idee en mediteer daarna enige tijd.
- Elk heel uur: Herhaal het idee en breng enkele momenten door in stilte.
- Regelmatige herhalingen: Herhaal het idee gedurende de dag zo vaak mogelijk.
- Antwoord op verleidingen: Herhaal het idee om je vrede te herstellen zodra deze verstoord raakt en/of je het doel uit het oog verliest.
- Lees één keer per dag langzaam en aandachtig de “Wat is de Christus”- tekst.
Wat is de Christus 2:
Deel 2: WdII.6.1:3-5
1. Christus is de Zoon van God zoals Hij Hem geschapen heeft. Hij is het Zelf dat wij delen, dat ons met elkaar verenigt, en tevens met God.
"Hij is de Gedachte die nog steeds woont in de Denkgeest die Zijn Bron is. Hij heeft Zijn heilige woning niet verlaten, noch de onschuld verloren waarin Hij geschapen werd. Hij woont voor eeuwig onveranderd in de Denkgeest van God."
2. Christus is de schakel die jou in eenheid houdt met God en er borg voor staat dat de afscheiding niet meer is dan een illusie van wanhoop, want hoop zal eeuwig in Hem verblijven. Jouw denkgeest maakt deel uit van de Zijne en de Zijne van die van jou. Hij is het deel waarin Gods Antwoord ligt, waarin alle beslissingen al genomen en dromen voorbij zijn. Hij blijft onaangeroerd door wat de ogen van het lichaam ook zien. Want hoewel Zijn Vader in Hem het middel voor jouw verlossing heeft geplaatst, blijft Hij toch het Zelf dat, zoals Zijn Vader, van geen zonde weet.
3. Als woning van de Heilige Geest, en thuis alleen in God, blijft Christus vredig in de Hemel van jouw heilige denkgeest. Dit is het enige deel van jou dat in waarheid werkelijkheid bezit. De rest zijn dromen. Maar deze dromen zullen aan Christus worden gegeven om in het aanschijn van Zijn glorie te vervliegen en jouw heilige Zelf, de Christus, eindelijk aan jou te openbaren.
4. Vanuit de Christus in jou reikt de Heilige Geest naar al jouw dromen en nodigt die uit tot Hem te komen, om in waarheid te worden omgezet. Hij zal ze inruilen voor de laatste droom, die God heeft aangewezen als het eind der dromen. Want wanneer vergeving op de wereld rust en vrede over iedere Zoon van God gekomen is, wat kan er dan nog zijn dat dingen gescheiden houdt, want wat blijft er nog te zien behalve Christus’ gelaat?
5. En hoe lang zal dit heilige gelaat te zien zijn, wanneer het slechts het symbool is dat de leertijd nu voorbij is, en het doel van de Verzoening eindelijk is bereikt? Dus laten we daarom proberen het gelaat van Christus te vinden en naar niets anders te kijken. Wanneer we Zijn heerlijkheid aanschouwen, weten we dat we geen behoefte meer hebben aan leren, aan waarneming of aan tijd, of aan iets anders dan het heilig Zelf, de Christus die God geschapen heeft als Zijn Zoon.
Hij is de Gedachte die nog steeds woont in de Denkgeest die Zijn Bron is (1:3)
De Cursus leert ons dat dit onze werkelijkheid is: een Gedachte in de Denkgeest van God. Keer op keer wordt benadrukt dat gedachten hun bron niet verlaten. Ze blijven in de denkgeest die ze denkt. Een idee kan niet worden gescheiden van de denkgeest; het is er een deel en een functie van. En dat geldt eveneens voor onze relatie met God. Een scheiding tussen ons ware Zelf en de Denkgeest van God is even onmogelijk als een scheiding tussen een idee en de denkgeest die het denkt.
Mijn ware Zelf, jouw ware Zelf, ons ware Zelf is de Christus. Ons Zelf “heeft Zijn heilige woning” (1:4) in Gods Denkgeest niet verlaten. Dat is een feit. Uitgaande van dat feit moet alles, wat daarmee in strijd lijkt te zijn, een leugen zijn, een illusie. We zijn niet verdwaald en verloren in deze wereld, we zijn thuis in God en dromen van ballingschap (T10.I.2:1). Onze afscheiding is slechts een droom, geen werkelijkheid. Daarom is de Cursus zo zeker van de goede afloop.
We hebben God niet verlaten en daarom hebben we onze onschuld niet verloren (1:4 en WdI.182.12:1). Alle slechte dingen die we menen gedaan of gezegd te hebben, hebben geen werkelijkheid, ze zijn deel van de droom van afscheiding. We zijn nog steeds thuis. Heb je ooit een droom gehad waarin je iets vreselijks of beschamends deed en waaruit je angstig en geschokt wakker werd – om je meteen helemaal opgelucht te voelen? “Gelukkig, het was maar een droom!” Ieder van ons zal dit op een dag in het groot meemaken. We zullen wakker worden en ons realiseren dat deze wereld slechts een droom was en geen werkelijkheid. Ondanks alles wat we ons hebben verbeeld worden we wakker en zien we dat we “voor eeuwig onveranderd in de Denkgeest van God” wonen (1:5).