Herhaling IV

(21 mei - 30 mei)

Inleiding

1. Nu doen we opnieuw een herhaling, ons er ditmaal van bewust dat we ons voorbereiden op het tweede deel van ons leerproces dat ons leert hoe de waarheid kan worden toegepast. Vandaag zullen we beginnen ons te concentreren op onze bereidheid voor wat hierna volgt. Dat is ons doel bij deze herhaling en de lessen die volgen. We herhalen dus de recente lessen en hun kerngedachten op zo’n manier dat het de bereidheid die we ons nu willen eigen maken zal bevorderen.

 

2. Er is een centraal thema dat alle stappen in onze herhaling tot een eenheid maakt, en dat eenvoudig geformuleerd kan worden in deze woorden:

 

Mijn denkgeest bevat enkel wat ik denk met God.

 

Dat is een feit en een weergave van de waarheid van wat jij bent en wat jouw Vader is. Dit is de gedachte waarmee de Vader de Zoon geschapen heeft en de Zoon als medeschepper met Hem heeft aangesteld. Dit is de gedachte waarmee de Zoon de volledige waarborg van verlossing krijgt. Want in zijn denkgeest kunnen geen andere gedachten huizen dan degene die zijn Vader met hem deelt. Gebrek aan vergeving houdt deze gedachte buiten zijn bewustzijn. Toch is ze eeuwig waar.

 

3. Laten we onze voorbereiding beginnen met enig begrip van de vele gedaantes waarin het gebrek aan ware vergeving zich zorgvuldig verborgen kan houden. Omdat het illusies zijn, worden ze niet gezien als wat ze werkelijk zijn: verdedigingsmechanismen die jouw niet-vergevingsgezinde gedachten beschermen tegen ontdekking en herkenning. Het is hun doel jou iets anders voor te spiegelen, en correctie tegen te houden door allerlei zelfmisleiding, gemaakt ter vervanging daarvan.

 

4. En toch bevat jouw denkgeest enkel wat jij denkt met God. Je zelfmisleidingen kunnen de plaats van de waarheid niet innemen. Evenmin als een kind dat een stok in de oceaan werpt, verandering teweeg kan brengen in het komen en gaan van de getijden, het opwarmen van het water door de zon, en ‘s nachts het zilver van de maan daarop. We beginnen dus elke oefenperiode tijdens deze herhaling met het gereed maken van onze denkgeest om de lessen die we lezen te begrijpen, en de betekenis te zien die ze ons schenken.

 

5. Start elke dag met het besteden van wat tijd aan de voorbereiding van je denkgeest, om te leren wat elk idee dat jij die dag herhalen zult jou aan vrijheid en vrede kan schenken. Stel je denkgeest open en zuiver hem van alle gedachten die zouden kunnen misleiden, en laat alleen déze gedachte hem volledig in beslag nemen en het overige verwijderen:

 

Mijn denkgeest bevat enkel wat ik denk met God.

 

Vijf minuten met deze gedachte zullen genoeg zijn om de dag in de banen te leiden die God aangegeven heeft, en alle gedachten die jij die dag ontvangen zult onder de leiding van Zijn Denkgeest te stellen.

 

6. Ze zullen niet van jou alleen afkomstig zijn, want ze zullen alle gedeeld worden met Hem. En zo zullen ze jou allemaal de boodschap van Zijn Liefde brengen, en Hem wederkerig boodschappen brengen van die van jou. Zo zal gemeenschap met de Heer der Heerscharen de jouwe zijn, zoals Hij Zelf dat heeft gewild. En zoals Zijn eigen compleetheid zich met Hem verenigt, zo zal Hij Zich met jou verenigen die compleet bent wanneer jij één wordt met Hem, en Hij met jou.

 

7. Lees na je voorbereiding eenvoudig elk van beide ideeën die jou zijn toebedeeld om die betreffende dag te herhalen. Sluit dan je ogen, en zeg ze langzaam tegen jezelf. Haast is er nu niet, want je gebruikt de tijd waarvoor die is bedoeld. Laat elk woord stralen van de betekenis die God eraan gegeven heeft, zoals die jou via Zijn Stem werd gegeven. Laat elk idee dat je die dag herhaalt jou het geschenk geven dat Hij er voor jou als Zijn gave in heeft gelegd. En we houden geen ander schema voor onze oefening aan dan het volgende:

 

8. Herinner je elk uur van de dag de gedachte waarmee deze dag begonnen is, en breng een stil moment ermee door. Herhaal dan zonder haast de twee ideeën waarmee je deze dag oefent, met voldoende tijd om de geschenken te zien die ze voor jou bevatten, en laat ze daar worden ontvangen waar ze zijn bestemd.

 

9. We voegen er geen andere gedachten aan toe, maar laten deze de boodschap zijn die ze zijn. We hebben niets anders nodig om ons geluk en rust, oneindige stilte en volmaakte zekerheid te schenken, en al wat onze Vader ons als Zijn erfgoed wil doen ontvangen. Elke dag van onze herhalingsoefeningen besluiten we zoals we die begonnen zijn, waarbij we eerst de gedachte herhalen die de dag tot een bijzonder moment van zegen en geluk voor ons heeft gemaakt en die door onze trouw de wereld heeft teruggevoerd van duisternis naar het licht, van verdriet naar vreugde, van pijn naar vrede, van zonde naar heiligheid.

 

10. God zegt dank aan jou, die aldus oefent in het bewaren van Zijn Woord. En wanneer je, voordat je slapen gaat, je denkgeest opnieuw overgeeft aan de ideeën voor de dag, omhult Zijn dankbaarheid jou in de vrede waarin Hij wil dat jij voor eeuwig bent, en waarvan jij nu leert je die weer als jouw erfgoed toe te eigenen.


Toelichting

In de Inleiding op het Werkboek werd ons verteld:

 

Het werkboek is onderverdeeld in twee hoofdafdelingen: het eerste houdt zich bezig met het ongedaan maken van de manier waarop jij nu ziet, en het tweede met het verwerven van ware waarneming (WdI.In.3:1).

 

Hoewel deel I nog 80 lessen bevat, verkondigt de Inleiding op deze vierde herhaling dat we nu een overgangsfase binnengaan waarin “we ons voorbereiden op het tweede deel van ons leer- proces dat ons leert hoe de waarheid kan worden toegepast” (1:1).

 

Deel II van het Werkboek bestaat uit lessen die slechts een halve pagina of minder lang zijn. Er worden weinig specifieke instructies gegeven en meer ruimte om de lessen op onze eigen manier te doen. Ze zijn dus duidelijk gericht op studenten die een begin hebben gemaakt met het zich eigen maken van de waarheid van de Cursus en er klaar voor zijn om deze zelfstandig toe te passen.

 

Deze Inleiding op herhaling IV geeft ons enkele voorbereidende oefeningen voor een dergelijke zelfstandige toepassing. In les 153, kort na het beëindigen van de herhaling, vindt een grote verandering in de beoefening plaats, die geldt voor de resterende lessen van Deel I. Om ons daarop voor te bereiden is het belangrijk de oefeninstructies voor deze herhaling op te volgen. De herhalingslessen zelf bevatten niets anders dan het centrale thema (“Mijn denkgeest bevat enkel wat ik denk met God”) en de twee ideeën die herhaald moeten worden. Daar worden verder geen toelichtingen op gegeven. Het is dus de bedoeling dat we deze zelf toevoegen; dat we de ideeën lezen en de Heilige Geest de gelegenheid geven de betekenis ervan in onze denkgeest te laten dagen, zonder gedrukte woorden om ons daarbij te helpen.

 

Laat elk woord stralen van de betekenis die God eraan gegeven heeft, zoals die jou via Zijn Stem werd gegeven (7:4).

 

Misschien voel je je daar nog niet klaar voor. Toen ik het Werkboek voor het eerst deed raakte ik, na Deel I, mijn belangstelling voor de lessen voor een groot deel kwijt. Ik deed de lessen van Deel II wel, maar ik las ze alleen, dacht er een minuut of twee over na en vergat ze. Twee of drie zinnen waren niet genoeg om me te stimuleren. Ook herhalingen zoals deze leken me niet erg nuttig. Kennelijk was ik er nog niet aan toe om de Heilige Geest toe te staan “elk woord te laten stralen” in mijn denkgeest.

 

Misschien geldt dit ook voor jou. Maar toch adviseer ik je om de instructies zo goed mogelijk op te volgen. Lees elke dag de drie zinnen en laat ze tot je doordringen. Denk na over wat je begrijpt van hun betekenis en vraag of je méér getoond mag worden. Begin eventueel een gesprek met de Heilige Geest over de betekenis van de ideeën. Verander ze in een gebed. Bedenk hoe je ze kunt toepassen in je leven. Breng je denkgeest tot rust, word stil en dompel je onder in de ideeën. Kortom, doe wat voor jou werkt.

 

Misschien heb je het gevoel dat je er niet veel van terechtbrengt, maar waar dient oefenen anders voor dan voor het leren van iets wat je nog niet goed kunt?

 

Het centrale thema van deze herhaling is: “Mijn denkgeest bevat enkel wat ik denk met God” (2:2, 5:3). Volgens de instructies dienen we vijf minuten over deze gedachte na te denken, onze denkgeest er volledig door in beslag te laten nemen en hem te zuiveren van alle andere gedachten. Wat we daarmee doen is de weg vrijmaken voor de Heilige Geest. De vijf minuten die we elke dag op deze manier doorbrengen is een warming-up. We bereiden ons voor op het ontvangen van de gedachten van God, via Zijn Heilige Geest. We bereiden ons voor op een communicatie met God.

 

Na deze voorbereiding van vijf minuten is het de bedoeling de twee ideeën van de dag te lezen en hun betekenis te laten dagen in onze denkgeest. Er wordt geen tijdsduur aangegeven; we dienen ze langzaam (7:2) en zonder haast (7:3) te herhalen. Dat zal zeker langer zijn dan een paar seconden...! Op zijn minst enkele minuten. Deze herhaling zal het beste werken als je je niet bekommert om de tijd. Of je nu vijf of vijfentwintig minuten oefent, het maakt niet uit. Waar het om gaat is dat je communiceert met God en je denkgeest vult met Zijn gedachten.

 

Met betrekking tot de uurlijkse herhalingen zegt deze Inleiding:

 

Herhaal dan zonder haast de twee ideeën waarmee je deze dag oefent, met voldoende tijd om de geschenken te zien die ze voor jou bevatten, en laat ze daar worden ontvangen waar ze zijn bestemd (8:2).

 

De exacte hoeveelheid tijd die je aan deze oefeningen besteed wordt aan jezelf overgelaten.


Oefeninstructies

DOEL

Hoewel Deel I van het Werkboek nog 80 lessen bevat, is deze herhaling toch een voorbereiding op Deel II. Ook de volgende herhaling (Herhaling V) kondigt deze voorbereiding aan. Het Werkboek neemt kennelijk aan dat we een aantal hobbels hebben genomen (zie bijvoorbeeld WdI.122.10:2-4) en dat we ons, nu we minder weerstand hebben, kunnen concentreren op de voorbereiding op het belangrijkste deel van het Werkboek: Deel II.

 

OEFENING

Twee keer ongeveer zeven minuten, aan het begin en aan het einde van de dag.

 

  • Besteed de eerste vijf minuten aan het centrale thema van deze herhaling: “Mijn denkgeest bevat enkel wat ik denk met God”. Breng je denkgeest tot rust en herhaal dit idee enkele keren langzaam, je bewust van de betekenis van deze woorden. Laat deze gedachte alle andere gedachten vervangen. Onze gebruikelijke gedachten zijn, zoals in de alinea’s 3 en 4 wordt beschreven, niet-vergevingsgezind. Misschien is dit niet meteen herkenbaar omdat ze zich in allerlei vermommingen aan je voordoen. Ze verbergen de waarheid dat je denkgeest enkel bevat wat je denkt met God. Door je te concentreren op dit ene, ware idee, kom je in contact met de ware staat van je denkgeest, die alleen Gods Gedachten denkt. Dit bereidt je voor op een dag die deze ware staat van zijn weerspiegelt, en waarin de gedachten die je denkt afkomstig zijn van God (6:1-2).
  • Begin na deze vijf minuten aan de tweede fase. Lees de beide ideeën die herhaald worden, sluit je ogen en herhaal ze langzaam in jezelf. Elk woord bevat een geschenk van God. Sta je denkgeest toe dit geschenk te ontvangen. “Laat elk woord stralen van de betekenis die God eraan gegeven heeft” (7:4). Ontvang de betekenis die Hij in deze woorden heeft gelegd, want deze ontvankelijkheid is de ware staat van je denkgeest.

 

Het doel van de eerste fase is je voor te bereiden op de tweede fase. Door je vijf minuten uitsluitend te concentreren op een gedachte van God, bereid je je voor op het uitsluitend zien van de betekenis die God aan de twee herhaalde ideeën gegeven heeft.

 

HERHALINGEN

Op elk uur ongeveer een minuut.

Besteed een rustig moment aan het centrale thema en herhaal daarna de twee ideeën van de dag. Doe dat langzaam, en gun jezelf de tijd om de betekenis te zien die God daar voor jou aan gegeven heeft.

 

OPMERKING

Herhaal deze oefening ’s avonds, voordat je gaat slapen. Realiseer je dat het centrale thema deze dag, door jouw trouwe beoefening, “tot een bijzonder moment van zegen en geluk heeft gemaakt” (9:3), zowel voor jezelf als voor de wereld. Realiseer je ook dat je, terwijl je in slaap valt, omhuld bent door Gods dank. Want je maakt nu aanspraak op het erfgoed dat Hij je heeft gegeven.