11. Wat is de schepping?
(Lessen 321 - 330)
Inleiding:
1. De schepping is de som van al Gods Gedachten, oneindig in getal en overal totaal zonder beperkingen. Alleen liefde schept, en alleen als zichzelf. Er is geen tijd geweest waarin al wat zij geschapen heeft er niet was. Noch zal er een tijd zijn waarin wat zij ook schiep enig verlies lijdt. Voor eeuwig en altijd zijn Gods Gedachten precies zoals ze waren en zoals ze zijn, onveranderd door de tijd heen en nadat de tijd voorbij is.
2. Aan Gods Gedachten is alle macht gegeven die hun eigen Schepper heeft. Want Hij wil aan liefde toevoegen door haar uit te breiden. Zo heeft Zijn Zoon deel aan de schepping en moet hij daarom delen in de macht om te scheppen. Wat God gewild heeft dat voor eeuwig Eén is zal nog Eén zijn wanneer de tijd is gedaan; en het zal door de loop der tijden niet worden veranderd, en blijven zoals het was voor de gedachte aan tijd begon.
3. De schepping is het tegendeel van alle illusies, want de schepping is de waarheid. De schepping is de heilige Zoon van God, want in de schepping is Zijn Wil in ieder aspect compleet, ervoor zorgend dat elk deel het geheel bevat. Haar eenheid is voor eeuwig als onschendbaar gewaarborgd, blijft eeuwig in Zijn heilige Wil bewaard, buiten elke mogelijkheid tot schade, scheiding, onvolmaaktheid, en buiten enige smet op haar zondeloosheid.
4. Wij zijn de schepping, wij de Zonen van God. We lijken elk apart te zijn en ons niet bewust van onze eeuwige eenheid met Hem. Maar achter al onze twijfels, voorbij al onze angsten is nog altijd zekerheid. Want liefde blijft bij al haar Gedachten, terwijl haar zekerheid de hunne is. De Godsherinnering is in onze heilige denkgeest, die zijn eenheid en verbondenheid met zijn Schepper kent. Laat onze functie erin bestaan alleen deze herinnering terug te doen keren, alleen Gods Wil op aarde te laten geschieden, alleen onze innerlijke gezondheid weer terug te vinden en slechts te zijn zoals God ons geschapen heeft.
5. Onze Vader roept ons. We horen Zijn Stem en we vergeven de schepping in de Naam van haar Schepper, de Heiligheid zelf, wiens Heiligheid gedeeld wordt door Zijn eigen schepping, wiens Heiligheid nog altijd deel is van ons.
Toelichting:
Deel 1: WdII.11.1:1-2
“De schepping is de som van al Gods Gedachten, oneindig in getal en overal totaal zonder beperkingen. Alleen liefde schept, en alleen als zichzelf.”
Deze vraag komt vaak op bij Cursusstudenten. De Cursus spreekt regelmatig over “jouw scheppingen”, maar lijkt nooit precies uit te leggen wat deze scheppingen zijn. Hij vertelt ons dat ons scheppingsproces altijd doorgaat, ondanks het feit dat we ons daar niet van bewust zijn, en dat al onze scheppingen veilig voor ons worden bewaard door de Heilige Geest. Er wordt een beeld geschetst van hoe we de Hemel binnengaan en daar begroet worden door al onze scheppingen, alsof het levende wezens zijn.
Wij vinden dit moeilijk te begrijpen omdat we een fundamentele misvatting over de schepping koesteren. We denken dat God deze wereld heeft geschapen en dat de schepping dus fysiek en stoffelijk is. De Cursus vertelt ons echter dat deze wereld een illusie is, een miscreatie van onze denkgeest. Hoe zouden onze scheppingen dus hier kunnen zijn?
Mijn scheppingen zijn dus niet een boek dat ik schrijf, een relatie die ik vormgeef, een gezin dat ik sticht, of een bedrijf dat ik opricht. Mijn scheppingen zijn geen objecten, het zijn gedachten.
De schepping is de som van al Gods Gedachten, oneindig in getal en overal totaal zonder beperkingen (1:1).
Het gaat om “Gedachten” met een hoofdletter. Ze verwijzen dus naar Gods Zoon, de Christus. Wij zijn niet gewend om gedachten gelijk te stellen aan levende wezens. Wij zien gedachten niet als iets levends en levende wezens niet als gedachten. Als wij aan onszelf denken als een levend wezen, gaan we automatisch uit van een fysiek bestaan; maar de Cursus leert ons dat we uitsluitend Gedachten in Gods Denkgeest zijn. “Dat jij niet een lichaam bent” (WdI.91.5:2) betekent meer dan een vermaning om ons niet door het lichaam te laten beperken; het betekent dat we iets volkomen anders zijn dan iets stoffelijks. Onze essentie is geest; we zijn Gedachten.
Alleen liefde schept, en alleen als zichzelf (1:2).
Scheppingen zijn dus gedachten van liefde. Als alleen liefde schept, zijn scheppingen de gevolgen van liefde. Als scheppingen gedachten zijn, zijn het gedachten van liefde. Liefde schept altijd meer liefde. Schepping is dus circulair, een zelfvoorzienend energieveld, waarin elk deel het andere bekrachtigt, een oneindige cyclus van schepping.
Het Tekstboek leert ons dat God, die Liefde is, Zichzelf alleen maar uit wil breiden. En aangezien wij een uitbreiding van Zijn Wezen zijn, willen wij hetzelfde: “Met liefde in je heb je geen andere behoefte dan om haar uit te breiden” (T15.V.11:3).
Jij bent een idee, net als je Vader. En net als Hij kun jij jezelf volledig geven, zonder het minste verlies, en met alleen maar winst (T15.VI.4:5-6).
Dit is wat we leren door de ervaring van een heilig ogenblik. We zijn een Gedachte van Liefde, met geen enkele andere behoefte dan het uitbreiden van liefde. In onze relaties leren we om ingebeelde persoonlijke behoeften los te laten en de relatie op te dragen aan de enige behoefte “die de Zonen van God gelijkelijk met elkaar delen” (T15.VI.6:10): de uitbreiding van liefde. Door deze weerspiegeling van liefde hier op aarde, leren we onze plaats weer in te nemen in de eeuwige schepping van de Hemel.
Deel 2: WdII.11.1:3-5
“Er is geen tijd geweest waarin al wat zij geschapen heeft er niet was. Noch zal er een tijd zijn waarin wat zij ook schiep enig verlies lijdt. Voor eeuwig en altijd zijn Gods Gedachten precies zoals ze waren en zoals ze zijn, onveranderd door de tijd heen en nadat de tijd voorbij is.”
Het is voor ons bijzonder moeilijk, zo niet onmogelijk, om iets te begrijpen dat zich buiten de tijd bevindt. We kunnen het idee aannemen, maar het werkelijk bevatten of aanvoelen gaat een denkgeest, die uitsluitend denkt in termen van tijd, te boven. De scheppingen van de liefde bevinden zich buiten de tijd; ze zijn er altijd geweest en zullen er altijd zijn. Er is geen vóór of na de liefde en haar scheppingen, er is alleen een eeuwig nu.
Wij zien een schepping als iets dat er niet was en tot bestaan komt. Maar de Cursus ziet een schepping als iets dat altijd nú bestaat. Alles wat geschapen is, is er altijd geweest, zal er altijd zijn, en gaat altijd door. Schepping is een voortdurende toename van zijn, nooit minder, nooit meer, nooit oud en altijd nieuw.
Gods scheppingen worden niet beïnvloed door de tijd. Tijd maakt deel uit van de illusie, een manier om gebrek werkelijk te doen lijken door dingen “in de toekomst” te hebben en niet nu; of door verlies werkelijk te doen lijken door dingen “in het verleden” te zien. Wanneer de Cursus spreekt over “Gods Gedachten” spreekt hij over ons: “Wij zijn de schepping, wij de Zonen van God” (4:1). Met andere woorden: “Ik ben zoals God mij geschapen heeft” (Les 94, 110, 162). Jij en ik zijn deze schepping, “onveranderd door de tijd heen en nadat de tijd voorbij is” (1:5). We zijn niet “in de maak” om pas in de toekomst tot bestaan te komen. En we zijn evenmin wezens die al zijn vergaan, verdwenen in het verleden. Wat we nu zijn was er vóór de tijd en zal er zijn wanneer de tijd voorbij is. Wat verandert is niet degene die ik ben. Onszelf zien als scheppingen van God is dus onszelf bevrijden van de tirannie van de tijd.
Vader, ik zoek de vrede die U mij bij mijn schepping als de mijne hebt gegeven. Wat toen gegeven werd moet nu hier zijn, want mijn schepping stond los van tijd en blijft nog altijd boven elke verandering verheven. De vrede waarin Uw Zoon in Uw Denkgeest werd geboren, straalt daar nog onveranderd. Ik ben zoals U mij hebt geschapen (WdII.230.2:1-4).
Deel 3: WdII.11.2:1-3
“Aan Gods Gedachten is alle macht gegeven die hun eigen Schepper heeft. Want Hij wil aan liefde toevoegen door haar uit te breiden. Zo heeft Zijn Zoon deel aan de schepping en moet hij daarom delen in de macht om te scheppen.”
“Gods Gedachten” verwijzen naar ons. Wij zijn een Gedachte van God. “De schepping is de som van al Gods Gedachten” (1:1), de som van alle schepselen van alle tijden.
Vervolgens verklaart de Cursus: “Aan Gods Gedachten is alle macht gegeven die hun eigen Schepper heeft” (2:1). Dat is een opzienbarende verklaring. Volgens de Bijbel zei Jezus aan het eind van zijn leven: “Mij is alle macht gegeven in de hemel en op aarde” (Mt.28:18). De Cursus zegt dat niet alleen aan Jezus alle macht is gegeven, maar aan het gehele Zoonschap, dus aan ons allen. Dat betekent dat wij alles kunnen wat God kan. Wij zijn niets anders dan Zijn uitbreiding. Wij scheppen zoals Hij.
De reden waarom God Zijn macht met ons deelt is dat Hij “aan liefde [wil] toevoegen door haar uit te breiden” (2:2). Met andere woorden: we hebben macht opdat we liefde uit kunnen breiden. Een beknopte definitie van schepping zou dus kunnen zijn: het uitbreiden van liefde. Het soort liefde dat we in deze wereld delen is echter niet de werkelijke Liefde; het is slechts een weerspiegeling van de Hemelse liefde. Onze ervaring van liefde in deze wereld is een uitwisseling van liefde tussen afgescheiden wezens. In de Hemel heerst uitsluitend het bewustzijn van volmaakte eenheid. We kunnen ons alleen maar voorstellen wat liefde in die context betekent. We kunnen er soms een glimp van opvangen in een heilig ogenblik, wanneer de barrière tussen denkgeesten even lijkt te verdwijnen. Op dat moment is er een bewustzijn dat een ander is wie jij bent en dat jij de ander bent. De liefde in “jou” wordt uitgebreid in de ander, en die van “de ander” breidt zich uit in jou. Je bént de liefde in jou die jou liefheeft. Het kan een desoriënterende ervaring zijn omdat je letterlijk even loskomt van jezelf, van je individualiteit, terwijl je je tegelijkertijd bewust wordt van iets dat veel groter en omvattender is, iets dat je in werkelijkheid bent.
Dit zijn geweldige ervaringen en erom vragen wordt in de Cursus niet afgeraden. Belangrijker is echter dat de schepping, zoals de Een cursus in wonderen deze ziet, geen aardse ervaring is, maar een Hemelse. Het is iets wat onafgebroken plaatsvindt en onze droom van afscheiding heeft dit proces niet verstoord. Niets is verloren gegaan of opgehouden door onze illusie van afgescheidenheid. Daarom vertelde de Cursus ons bij het vorige thema (het Laatste Oordeel) over het eindoordeel:
Het ziet de wereld als totaal vergeven, zonder zonde en volslagen nutteloos. Zonder oorzaak en nu zonder functie in de visie van Christus verglijdt ze eenvoudig in het niets (WdII.10.2:2-3).
Wanneer de schepping in de Hemel de uitbreiding van liefde betekent, wat is daar in de wereld dan mee te vergelijken? Volgens de Cursus is dit vergeving. Vergeven is niet scheppen, maar het erkennen daarvan.
Deel 4: WdII.11.2:4
“Wat God gewild heeft dat voor eeuwig Eén is zal nog Eén zijn wanneer de tijd is gedaan; en het zal door de loop der tijden niet worden veranderd, en blijven zoals het was voor de gedachte aan tijd begon.”
God heeft gewild dat de hele schepping één is. En daarom is ze één. De tijd kan op geen enkele manier veranderen wat God geschapen heeft. Tijd en verandering lijken onlosmakelijk met elkaar verbonden te zijn: verandering kenmerkt het voorbijgaan van de tijd en het lijkt onmogelijk dat de tijd voorbijgaat zonder verandering. Gods schepping kan echter niet veranderen, omdat ze buiten het bereik van de tijd ligt. Tijd is niets anders dan een illusie, een droom waarin verandering mogelijk is.
Wat wij samen zijn, als Zoon van God, bestond vóór de tijd werd bedacht, bestaat gedurende de schijnbare loop der tijden en zal nog steeds als één bestaan wanneer het idee van tijd voorbij is. De Zoon van God wordt evenmin beïnvloed door wat er in de tijd lijkt te gebeuren, als de zon wordt beïnvloed wanneer ik enkele van haar stralen vang in een vergrootglas en hun pad doe afbuigen, of de oceaan wordt beïnvloed wanneer een kind een stok in het water gooit. Met andere woorden: in het geheel niet. Dat is de macht van de schepping. Ze is onveranderlijk – en daarom ben ik onveranderlijk.
Jouw Zelf straalt in deze heilige vreugde, voor eeuwig en altijd onveranderd, onveranderlijk, onveranderbaar (WdI.190.6:5).
Deel 5: WdII.11.3:1-2
“De schepping is het tegendeel van alle illusies, want de schepping is de waarheid. De schepping is de heilige Zoon van God, want in de schepping is Zijn Wil in ieder aspect compleet, ervoor zorgend dat elk deel het geheel bevat.”
De algemene zienswijze van Een cursus in wonderen over de schepping bevat enkele fundamentele feiten: alleen wat God geschapen heeft is werkelijk of waar; alles wat God geschapen heeft is werkelijk, waar en eeuwig; daarom is alles wat niet eeuwig en niet onveranderlijk is niet werkelijk en niet waar.
Op basis van deze uitgangspunten concludeert de Cursus dat alle dingen van deze wereld – de aarde zelf, het gehele fysieke universum, en vooral ons lichaam en ons schijnbare leven hier op aarde – niet Gods schepping kunnen zijn, omdat ze niet eeuwig en onveranderlijk zijn. Alles wat we met onze ogen kunnen zien, zelfs de schijnbaar tijdloze sterren, heeft een einde. En wat eindigt is niet werkelijk, in de betekenis die de Cursus aan dit woord geeft. Alles wat eindigt valt in de categorie “illusies”.
Verder is Gods schepping holografisch: elk deel bevat het geheel (3:2). Dit concept daagt de logica uit die op feiten is gebaseerd. De beste vergelijking is een hologram. Wanneer een holografisch beeld wordt vastgelegd op een fotografische plaat, zal het licht dat op deze plaat schijnt een driedimensionaal beeld produceren. Het beeld van een appel zal een 3D appel laten zien en je kunt diverse kanten van de appel bekijken door de invalshoek van de belichting te veranderen. Wanneer de fotografische plaat in vier stukken is gebroken, zie je niet vier beelden van delen van de appel, maar alleen vier kleinere beelden van de complete appel. Elk deel bevat het geheel.
Gods schepping is hiermee te vergelijken. We kunnen haar fragmenteren zoveel als we willen, maar het geheel van de schepping wordt altijd weerspiegeld in elk deeltje. De hele schepping is in jou en in mij. De hele schepping is wat de Cursus “de heilige Zoon van God” noemt (3:2). Gods Wil is compleet in ieder aspect een ander woord voor “deel”. De Cursus gebruikt vaak verschillende woorden voor “deel”, zoals “aspect” of “fragment” en verwijst naar wat wij “individu” of “persoon” noemen. Maar het uitgangspunt is altijd dat elk aspect het Geheel bevat. We zijn een aspect of een deel van de Zoon van God en tegelijkertijd zijn we het Geheel.
Een van de symptomen van het geloof in afscheiding is onze identificatie met het deel, terwijl we het contact met het Geheel verloren zijn. Ik zie mezelf bijvoorbeeld als een individu met de naam Allen Watson, zoals jij jezelf waarschijnlijk ziet als een individu met jouw naam. Maar in feite zijn we een gedeeld Zelf, een Heelheid. Het leerproces van de Cursus leidt ons van de identificatie met een deel naar identificatie met het Geheel. De leeromgeving van een heilige relatie is bedoeld om ons isolement, ons deel-zijn, af te breken en onze identificatie met het Geheel te versterken, door ons tot het inzicht te brengen dat “de ander” in feite een deel is van ons gedeelde Zelf. We ervaren dezelfde gedachten. Wat de een beïnvloedt, beïnvloedt ook de ander. Wat ik denk beïnvloedt jou en vice versa. Wat ik aan jou geef, geef ik aan mezelf. Als ik jou vergeef word ik bevrijd.
Wanneer deze afbraak van deel-zijn en de verwezenlijking van Heel-zijn in de heilige relatie is geleerd, begint dit zich uit te breiden naar alle andere “aspecten” van de schepping, alles wat we hebben gezien als “niet-ik”.
Deel 6: WdII.11.3:3
“Haar eenheid is voor eeuwig als onschendbaar gewaarborgd, blijft eeuwig in Zijn heilige Wil bewaard, buiten elke mogelijkheid tot schade, scheiding, onvolmaaktheid, en buiten enige smet op haar zondeloosheid.”
Afscheiding is onmogelijk. Wat God geschapen heeft als Eén kan nooit uiteenvallen in afzonderlijke delen. Dat kan alleen in schijn gebeuren, in een krankzinnige illusie. De Heelheid of Eenheid is een uitdrukking van Gods Wil en kan niet worden tegengewerkt omdat er niets is om het tegen te werken. Alles wat bestaat is deel van deze Eenheid, deel van deze enige uitdrukking van Gods Wil. Er is niets anders, geen tegendeel, geen vijand, geen tegengestelde wil. God heeft niets geschapen wat tegengesteld is aan Zichzelf. Hoe zou Hij iets anders kunnen willen dan wat Hij wil? Daarom is alles, wat in waarheid werkelijk is, een uitdrukking van Zijn Wil.
De Heelheid is “buiten elke mogelijkheid tot schade” (3:3), omdat er niets is wat haar bestrijdt. Dit is een van de kenmerken van wat “nondualistische kosmologie” wordt genoemd. Nondualisme betekent: geen twee, maar slechts één. Er is niets wat tegengesteld is aan God en aan Zijn ene schepping.
De Cursus zegt vaak dat als er een tegengestelde van God zou bestaan, als zonde (het tegengestelde van Gods Wil) werkelijk zou zijn, God Zijn eigen tegendeel geschapen zou hebben, wat Hem krankzinnig zou maken. En als wij dat denken, zijn wij krankzinnig. Of God is krankzinnig, of wij. En voor wie van beiden is dat het meest waarschijnlijk?
Deel 7: WdII.11.4:1-3
“Wij zijn de schepping, wij de Zonen van God. We lijken elk apart te zijn en ons niet bewust van onze eeuwige eenheid met Hem. Maar achter al onze twijfels, voorbij al onze angsten is nog altijd zekerheid.”
Wij zijn de schepping, wij de Zonen van God (4:1).
Wij bestaan. En aangezien alles wat bestaat Gods schepping is en de schepping de Zoon van God (3:2), moeten wij de schepping zijn, aspecten van het Geheel, “Zonen” die aspecten zijn van het Zoonschap.
We lijken elk apart te zijn en ons niet bewust van onze eeuwige eenheid met Hem (4:2).
Onze ervaringen in deze wereld leren ons dat we aparte, afgescheiden wezens zijn, onderscheiden van- en niet-verbonden met elkaar. Wij zijn ons bewust van ons deel-zijn, met uitsluiting van ons een-zijn, “onze eeuwige eenheid met Hem”. Toch lijken we alleen apart te zijn te zijn, in werkelijkheid zijn we dat niet. Onze worsteling met de Cursus, met ware spiritualiteit, komt voort uit de krankzinnige poging van het ego om vast te houden aan de illusie van afgescheidenheid. We proberen het deel-zijn tot de enige waarheid over onszelf te maken door ons bewustzijn van Eenheid uit te schakelen. En door dat te doen snijden we onszelf af van ons ware Zelf.
Maar achter al onze twijfels, voorbij al onze angsten is nog altijd zekerheid (4:3).
We twijfelen aan de Eenheid omdat we omstandigheden hebben gemaakt (deze wereld) waarin deel-zijn de enige werkelijkheid lijkt te zijn. We zijn bang voor de Eenheid, omdat deze ons deel-zijn lijkt te bedreigen. In werkelijkheid is dat niet zo, omdat de Eenheid ook een soort deel-zijn bevat, maar dat is het deel-zijn waarin elk deel het geheel bevat, in plaats van dit uit te sluiten. Ondanks onze krankzinnige identificatie met het deel-zijn, bevinden we ons nog steeds in het Geheel. De Eenheid is ongeschonden, ze kan op geen enkele manier verdeeld of beschadigd worden. Ze bestaat nog steeds en roept ons nog steeds.
In elk deel is de Eenheid aanwezig, hoe sterk de illusie van afgescheidenheid ook is. En de Eenheid, ons ware Zelf, is nog steeds zeker van Zichzelf. Alleen het idee van deel-zijn, van afgescheiden zijn van het Geheel, veroorzaakt twijfel en angst. De Eenheid kent geen twijfel en geen angst. Wat jij en ik zijn (en dat is hetzelfde) kent Zichzelf met een onwankelbare kennis. Met die zekerheid proberen we ons opnieuw te verbinden. De herinnering van God en van wat wij zijn bevindt zich in ons, in de Eenheid die we hebben ontkend en uitgesloten in onze dwaze poging om volledig afgescheiden delen te zijn. Door ons weer met elkaar te verbinden, verbinden we ons ook weer met dat Geheel. En door dat te doen herinneren we ons God.
Deel 8: WdII.11.4:4-6
“Want liefde blijft bij al haar Gedachten, terwijl haar zekerheid de hunne is. De Godsherinnering is in onze heilige denkgeest, die zijn eenheid en verbondenheid met zijn Schepper kent. Laat onze functie erin bestaan alleen deze herinnering terug te doen keren, alleen Gods Wil op aarde te laten geschieden, alleen onze innerlijke gezondheid weer terug te vinden en slechts te zijn zoals God ons geschapen heeft.”
Liefde schiep ons als Zichzelf. Als delen van het Geheel, die het Geheel bevatten, zijn we Gedachten van liefde. En “liefde blijft bij al haar Gedachten, terwijl haar zekerheid de hunne is” (4:4). De zekerheid van God is onze zekerheid. Ze is ons gegeven bij onze schepping en ze is nog steeds in ons. Ze heeft ons nooit verlaten, hoewel we haar verborgen hebben. “De Godsherinnering is in onze heilige denkgeest” (4:5). Hoewel we afgescheiden delen lijken te zijn, zijn we dat niet. We zijn delen, maar één met het Geheel, zoals druppels water in de oceaan. We bevatten dus nog steeds alles wat de schepping bevat. Wat de oceaan toebehoort, behoort elke druppel toe. Ieder van ons kent zijn eenheid en verbondenheid met zijn Schepper (4:5).
Laat onze functie erin bestaan alleen deze herinnering terug te doen keren, alleen Gods Wil op aarde te laten geschieden, alleen onze innerlijke gezondheid weer terug te vinden en slechts te zijn zoals God ons geschapen heeft (4:6).
Ons enige doel in het leven is niets anders te zijn dan dit, niets anders dan het herstel van ons bewustzijn van onze Eenheid en ons deel-zijn-in-Heelheid. Dat is waarom we hier zijn. Dat is het doel van elke richting die we, onder leiding van de Heilige Geest, in ons leven kiezen. We zijn niet hier om ons apart-zijn te versterken, om doelen na te streven die alleen afgescheidenheid dienen. We zijn hier om de herinnering van God terug te laten keren in ons bewustzijn en onze functie te vervullen als de uitbreiding van de Wil van Liefde.
Deel 9: WdII.11.5:1
“Onze Vader roept ons.”
“Vader” is een persoonlijk synoniem voor “Schepper”, Degene die ons tot bestaan heeft geroepen. Nadat we enkele dagen hebben nagedacht over de schepping, heeft het woord “Vader” misschien iets meer betekenis voor ons gekregen. Onze Vader is Degene wiens Gedachte tot leven is gekomen in ons. “Alleen liefde schept” (1:2) en onze Vader is de Liefde Zelf, die ons geschapen heeft als Zichzelf. Hij wilde liefde uitbreiden en schiep ons vanuit dat verlangen, om voor eeuwig in Zijn heilige Wil te verblijven.
Dat onsterfelijke verlangen van God is er nog steeds! Met het eeuwige verlangen van Zijn Wil roept Hij ons om te zijn zoals Hij ons geschapen heeft: de uitbreiding van Zijn liefde, scheppend zoals Hij door liefde uit te breiden, eeuwig één met Zijn heilige Wil, daarin delend, daarin schitterend, en hem uitstralend met elke porie van ons wezen. Gods Liefde blijft bij ons. Onze denkgeest herinnert zich Hem en onze functie. In onze denkgeest roept Hij ons en tekent Hij ons met Zijn liefde, om de Liefde te zijn die ons tekent.
Hij is onze Vader, onze Schepper. We kunnen niet aan dat feit ontsnappen, noch aan wat we in feite zijn. “Ik ben zoals God mij geschapen heeft”. Hij roept ons voortdurend, onafgebroken, geduldig, zonder ophouden, en totdat we onze dwaze poging staken om “iets anders” te zijn, iets anders dan Liefde, en Zijn roep beantwoorden, stellen we ons geluk en onze vreugde alleen maar uit. Vader, laat me vandaag Uw roep horen en beantwoorden.
Deel 10: WdII.11.5:2-3
“We horen Zijn Stem en we vergeven de schepping in de Naam van haar Schepper, de Heiligheid zelf, wiens Heiligheid gedeeld wordt door Zijn eigen schepping, wiens Heiligheid nog altijd deel is van ons.”
Onze Vader roept ons op om de schepping te vergeven. We hebben naar Gods schepping gekeken – naar onszelf, onze broeders en zusters, en naar al het andere waaruit de schepping bestaat – en we hebben er een oordeel over uitgesproken. We hebben schuld en lelijkheid gezien waar God uitsluitend heiligheid en schoonheid schiep. In deze wereld kunnen we geen liefde scheppen of uitbreiden in de zuivere vorm die alleen de Hemel toebehoort, maar we kunnen vergeven. We kunnen ophouden met het vinden van fouten en ons oordeel over- en onze veroordeling van alles en iedereen loslaten. Elk moment biedt ons de gelegenheid om dat te doen; elke ontmoeting is een kans om vergeving te beoefenen.
Alles waar we naar kijken zonder daar de heiligheid van God in te zien, heeft vergeving nodig. Alles wat we anders zien dan als een weerspiegeling van Gods heiligheid is een daad van niet-vergeven, een veroordeling van Gods schepping. Wanneer iets zich als onheilig voordoet, moeten we de hulp van de Heilige Geest inroepen om voorbij die verschijning de waarheid van Gods heiligheid te zien. Zonde is een illusie en alleen heiligheid is waar.
In zekere zin is alles wat de Cursus ons leert het herkennen van Gods schepping, overal en in alles, en vooral in onszelf. De heiligheid van onze Schepper is nog altijd deel van ons. Laten we daarom tegen iedereen die we ontmoeten zeggen – in gedachten, woorden en daden:
Ik wil je met de ogen van Christus aanschouwen, en mijn volmaakte zondeloosheid in jou zien (WdI.161.11:8).