Les 59

(28 februari)

De herhaling voor vandaag omvat de volgende ideeën:

1. (41) God vergezelt me, waar ik ook ga.

Hoe kan ik alleen zijn als God mij altijd vergezelt? Hoe kan ik twijfelen en onzeker zijn over mezelf als volmaakte zekerheid in Hem rust? Hoe kan ik door iets verstoord raken als Hij in absolute vrede in mij woont? Hoe kan ik lijden als liefde en vreugde mij dankzij Hem omringen? Laat ik geen illusies koesteren over mezelf. Ik ben volmaakt, omdat God me vergezelt waar ik ook ga.

 

2. (42) God is mijn kracht. Visie is Zijn geschenk.

Laat ik vandaag niet op mijn eigen ogen vertrouwen om te zien. Laat ik bereid zijn mijn jammerlijke illusie van wat zien is, te verruilen voor de visie die door God geschonken wordt. De visie van Christus is Zijn geschenk, en Hij heeft mij die gegeven. Op dit geschenk wil ik me vandaag beroepen, zodat deze dag mij helpt de eeuwigheid te verstaan.

 

3. (43) God is mijn Bron. Los van Hem kan ik niet zien.

Ik kan zien wat God wil dat ik zie. Ik kan niet iets anders zien. Buiten Zijn Wil zijn er alleen illusies. Daarvoor kies ik wanneer ik denk dat ik los van Hem kan zien. Daarvoor kies ik wanneer ik probeer te zien met de ogen van het lichaam. Toch is de visie van Christus me geschonken om die illusies te vervangen. Met déze visie wil ik zien.

 

4. (44) God is het licht waarin ik zie.

In duisternis kan ik niet zien. God is het enige licht. Dus als ik wil zien, moet het wel via Hem zijn. Ik heb geprobeerd te definiëren wat zien is, en ik heb me vergist. Nu wordt het me gegeven te begrijpen dat God het licht is waarin ik zie. Laat ik visie welkom heten, alsook de vreugdevolle wereld die ze me tonen zal.

 

5. (45) God is de Denkgeest waarmee ik denk.

Ik heb geen gedachten die ik niet deel met God. Ik heb los van Hem geen gedachten, omdat ik geen denkgeest heb los van de Zijne. Als deel van Zijn Denkgeest zijn mijn gedachten de Zijne en Zijn Gedachten de mijne.


Toelichting:

Bij deze vijf ideeën ligt de nadruk allereerst op God. Elke les begint met dat woord.

 

God is altijd bij me. Hij is mijn kracht, mijn Bron, mijn licht en de Denkgeest waarmee ik denk. De Bijbel zegt: “Hij is immers niet ver van ieder van ons. Want door Hem hebben wij het leven, het bewegen en het zijn” (Handelingen 17: 27-28). Wanneer ik erken dat de omgeving waarin ik besta en de energie waaruit ik besta, God is, wordt mijn denkgeest vredig. Hoe zou ik ooit gescheiden kunnen zijn van het Oneindige? De Zoon van God “kan zichzelf niet scheiden van wat in hem is” (T13. XI.10:2) en waarin hij is.

 

Op de tweede plaats ligt de nadruk op mijn zien. “De visie van Christus is Zijn geschenk ..... op dit geschenk wil ik me vandaag beroepen” (2:5-6). “Ik kan zien wat God wil dat ik zie. Ik kan niet iets anders zien” (3:3-4). “In duisternis kan ik niet zien. God is het enige licht” (4:2-3). Elk zien dat los staat van God kan niet werkelijk zijn. Visie is Zijn geschenk, Gods Wil bepaalt wat gezien kan worden en God is het licht waarin wij het zien.

 

Laat ik blij zijn dat ik zie wat Hij me laat zien; laat me zien zoals Hij wil dat ik zie.

 

Deze herhaling benadrukt in alle opzichten mijn eenheid met God. Als ik één ben met God en met de hele schepping, hoe kan ik dan anders zien dan Hij? Denken dat ik anders zie is ontkennen wat ik ben en wensen dat ik iets anders zou zijn, los van God, en in staat om te zien wat Hij niet ziet. Het delen van Zijn Visie en Zijn gedachten bevestigt mijn ware Zelf, zoals Hij mij geschapen heeft.


Oefeninstructies:

DOEL

Herhalen van de eerste vijftig lessen om ze dieper op je in te laten werken, te zien hoe ze met elkaar verbonden zijn en hoe samenhangend het denksysteem is waarheen ze je leiden.

 

OEFENING

Gebruik voor elke oefenperiode ruim twee minuten.

 

  • Lees aan het begin en het eind van de dag de vijf ideeën plus de toelichting.
  • Oefen daarna elk uur een van de ideeën in een willekeurige volgorde.
  • Oefen elk idee tenminste één keer.
  • Als een bepaald idee je bijzonder aanspreekt, concentreer je daar dan op.

 

Tijdens de uurlijkse oefenperioden:

  • Zoek een rustige plek op waar je alleen bent en lees één van de vijf ideeën en de toelichting daarop. Deze toelichtingen zijn geschreven alsof het je eigen gedachten over het idee zijn. Probeer je voor te stellen dat dit echt zo is. Het kan helpen om regelmatig je eigen naam te noemen.
  • Sluit je ogen en denk na over het idee en de bijbehorende toelichting. Denk vooral na over de kern van de toelichting. Laat verwante gedachten opkomen. Als je denkgeest afdwaalt, herhaal dan het idee en ga door met je overdenkingen. Dit is dezelfde basisoefening als in Les 50, waarin je actief nadenkt over de ideeën om ze dieper in je denkgeest te laten zinken.