Les 293
(20 oktober)
Alle angst is voorbij, en hier is louter liefde.
1. Alle angst is voorbij, nu zijn bron is verdwenen en daarmee alle angstgedachten verdwenen zijn. Liefde blijft de enige toestand in het nu, waarvan de Bron voor eeuwig en altijd hier is. Kan de wereld stralend en helder, veilig en uitnodigend lijken, terwijl al mijn vroegere vergissingen op haar drukken en mij verwrongen vormen van angst laten zien? Maar in het heden is liefde onmiskenbaar en zijn haar gevolgen zonneklaar. Heel de wereld straalt in de weerspiegeling van haar heilig licht, en ik zie een wereld die ten langen leste is vergeven.
2. Vader, laat Uw heilige wereld vandaag niet aan mijn blik ontsnappen. En laat evenmin mijn oren doof zijn voor alle dankliederen die de wereld zingt onder de klanken van de angst. Er is een werkelijke wereld die door het heden wordt behoed voor alle vroegere vergissingen. En ik wil vandaag alleen deze wereld voor mijn ogen zien.
Toelichting:
Angst heeft meestal betrekking op de toekomst, maar hier staat: “alle angst is voorbij”. Dit moet méér betekenen dan dat we nooit meer angst zullen voelen, want dat zou “wishful thinking” zijn. Volgens mij betekent het dat angst alleen in het verleden bestaat en dus letterlijk “voorbij is”. Alleen wanneer we het verleden, met al onze vroegere vergissingen en schuld (1:3) als werkelijk beschouwen, ervaren we angst. Dan zijn we in het heden bang dat onze toekomst bepaald wordt door ons verleden. Het verleden werkelijk maken in het heden is dus de bron van alle angst. Maar de Cursus leert ons:
Het verleden dat jij je herinnert is er nooit geweest, en vertegenwoordigt slechts de ontkenning van wat altijd was (T14.IX.1:10).
In het begin kan het moeilijk zijn om tegen onszelf te zeggen: “Wat ik denk dat in het verleden is gebeurd heeft nooit plaatsgevonden, het is niet werkelijk.” Misschien is het gemakkelijker om te denken: “Het verleden heeft nooit bestaan zoals ik denk dat het heeft bestaan.” Daar kunnen we ons waarschijnlijk iets meer bij voorstellen. Het is slechts een kleine stap in de richting van de waarheid, maar het kan een behulpzame stap zijn. We erkennen dan dat onze herinneringen aan het verleden op zijn minst onzuiver zijn.
Ieder bevolkt zijn wereld met figuren uit zijn persoonlijk verleden, en hierdoor zijn privéwerelden inderdaad verschillend. Maar de figuren die hij ziet zijn nooit werkelijkheid geweest, want ze zijn alleen samengesteld uit zijn reacties op zijn broeders, en omvatten niet hun reacties op hem (T13.V.2:1-2).
Het verleden dat we denken te kennen is gevuld met redenen voor schuld en aanval. We herinneren ons wat ons is aangedaan en wat wij anderen hebben aangedaan. Wanneer we het oordeel van de Heilige Geest aanvaarden moeten we onze waarneming van schuld loslaten. Vergeving is een selectieve herinnering. We kunnen het verleden, en alles wat daarin is gebeurd, gaan zien als een uiting van liefde of een roep om hulp. Dit is een soort overgangspositie: we geloven nog dat het verleden werkelijkheid is of was, maar we besluiten om er anders naar te gaan kijken.
De uiteindelijke waarheid is dat tijd – en dus verleden en toekomst – niet bestaat, evenmin als de wereld en het lichaam. Dat alles is niets anders dan een gedachtenspel in onze denkgeest.
De volgende vergelijking kan behulpzaam zijn: Bestaat de golf van een oceaan? Is een golf werkelijk? Aan de ene kant wel, aan de andere kant niet. Er is geen golf die los van de oceaan bestaat. Wat we een golf noemen is niets anders dan het spel van de energie van water. Het water, de oceaan, is (in dit voorbeeld) werkelijk; de golf is er het ene moment – en is op het andere moment weer verdwenen. Een golf bestaat niet op zichzelf, onafhankelijk van al het andere. Het gehele fysieke universum is niets anders dan een golf in een eeuwige Denkgeest. Deze Denkgeest is het enige wat werkelijk is.
In deze zin is niets wat voorbij is werkelijkheid. De golf bestaat niet meer. Hij is volledig verdwenen. Waar hij was, is nu alleen kalm en rustig water. Golven veranderen de oceaan niet.
Sommigen van ons kunnen het misschien op deze manier zien en, in elk geval in principe, begrijpen dat het verleden eenvoudigweg niet bestaat. Anderen hebben mogelijk een andere vorm nodig: “Het is niet gebeurd zoals ik mij meen te herinneren. Schuld is nooit werkelijk geweest.” Maar welke manier tot een volledig begrip leidt is niet belangrijk.
Wanneer we angst voelen moeten we dus kijken naar ons – misschien verborgen – geloof in de werkelijkheid van het verleden. Alleen het verleden maakt ons bang voor de toekomst. Daarom kennen kleine kinderen zo weinig angst: ze hebben geen herinnering aan voorbije rampen. Wanneer we angst voelen moeten we ons realiseren dat deze veroorzaakt wordt door onze waarneming van het verleden en zeggen: “Wat ik mij herinner is nooit gebeurd op de manier die ik denk. Er is niets om bang voor te zijn”.
Wanneer we bewust besluiten het verleden uit te sluiten van onze ervaring van het heden “is liefde onmiskenbaar en zijn haar gevolgen zonneklaar” (1:4). De constante last van het verleden, het steeds ophalen van nare herinneringen, blokkeert ons bewustzijn van de aanwezigheid van deze liefde. Onze leerweg heeft bestaan uit een opeenstapeling van ideeën over het verleden. Daarom moeten we nu afleren: bewust vergeten wat we denken dat het verleden ons heeft geleerd. Daarin vinden we ware waarneming en uiteindelijk ware kennis.
De wereld die we zien zonder de overdracht van de angst van het verleden op het heden is de werkelijke wereld. Het zien van deze wereld is waar we vandaag om vragen. Onder de klanken van angst zijn dankliederen te horen (2:2). De waarneming van de Heilige Geest is in staat door het laagje angst heen te dringen dat we over de werkelijkheid hebben gelegd. Als we Zijn waarneming delen beseffen we dat het verleden voorbij is en zien en horen we wat nu aanwezig is: een onmiskenbare liefde (1:4).
En ik wil vandaag alleen deze wereld voor mijn ogen zien (2:4).
Oefeninstructies:
DOEL
De Inleiding op Deel II van het Werkboek klinkt alsof we voor de rest van het jaar proberen het eind van onze spirituele reis te bereiken: “Dit jaar heeft ons tot de eeuwigheid gebracht” (10:8). Het Handboek voor leraren beschrijft in hoofdstuk 16 een bescheidener doel: het bereiken van een punt waarop we oefenen vanuit onze eigen motivatie en inspiratie en niet omdat een boek ons aanraadt dat te doen. Dat betekent dat onze beoefening verandert van een opdracht in een levenswijze. Ik denk dat het goed is deze beide doelen te combineren. We moeten streven naar de eeuwigheid, omdat we, door de lat hoog te leggen, verder komen dan wanneer we dat niet doen, zelfs als dat alleen maar betekent dat we het Werkboek niet meer nodig hebben.
Deel II, dat geen instructies voor de dagelijkse beoefening meer bevat, is een belangrijke stap in die richting. Wanneer je beoefening opbloeit in plaats van verdort, ben je dicht bij het doel van het Werkboek: het overbodig worden ervan.
Met andere woorden: we moeten ernaar streven los te komen van tijd en ruimte, zodat we dit doel kunnen bereiken.
LEZEN VAN DE LESSEN
De lessen van Deel II zijn anders dan die van Deel I. Na het idee van de dag volgen slechts twee alinea’s, beide in de eerste persoon (ik of wij), die het idee van de dag uitbreiden en toelichten. Hierdoor lijken de lessen van Deel II op de meeste herhalingen van Deel I, waar het idee van de dag wordt gevolgd door een “bijbehorende toelichting” (WdI.hI.In.2:3,3:3), die geschreven is in de eerste persoon en een uitbreiding is van het idee. In de Herhalingen zijn deze bijbehorende toelichtingen onderdeel van de oefening. We lezen ze enkele keren, denken erover na, herhalen ze bij onszelf en “proeven” elk woord. De bedoeling is ze ons eigen te maken, daarom zijn ze geformuleerd alsof het onze eigen woorden zijn. We verbinden ons er zodanig mee dat het meer oefenen dan lezen wordt.
Het is goed om de bijbehorende toelichtingen in Deel II op dezelfde manier te gebruiken. De Inleiding verwijst daar ook naar. Ze spreekt over lezen als een oefening (2:1), een inleiding tot “perioden van woordeloze, diepe ervaring die daarop zouden moeten volgen” (11:2). Als praktische oefening kunnen de twee alinea’s van elke les op de volgende manier worden gebruikt:
- De toelichting op het idee:
Lees deze alinea langzaam een aantal keren en stel je voor dat dit werkelijk je eigen gedachten zijn. Benadruk eventueel de woorden “ik”, “mij” en “mijn”.
- Het gebed:
OCHTEND- EN AVOND MEDITATIE
Deze langere oefenperioden zijn bedoeld als Open Mind meditatie, dus neem de tijd die je nodig hebt voor het gewenste resultaat. Begin met het herhalen van het idee van de dag, maar doe dit op een speciale manier: als een uitnodiging aan God om tot je te komen: “We zeggen de uitnodigende woorden die Zijn Stem ons ingeeft en dan wachten we op Zijn komst” (4:6). Nadat je deze woorden hebt herhaald, wacht je in verwachtingsvolle stilte. Wachten betekent gewoonlijk dat je lichamelijk stil zit of staat, in afwachting van de een of andere gebeurtenis. Hier gaat het echter ook om mentale stilte, in afwachting van een wonderbaarlijke gebeurtenis: het ervaren van God in je denkgeest. Wacht daar als het ware met ingehouden adem op. Wacht in het vertrouwen dat “de Godsherinnering schemert aan de wijde horizonten van onze denkgeest” (9:5). Je wacht dus bewegingloos, maar zeer alert. Je wachten moet vervuld zijn van de verwachting “dat onze Vader Zichzelf openbaart, zoals Hij heeft beloofd” (3:3). Met andere woorden: je wachten is gebaseerd op het vertrouwen dat God Zijn beloften na zal komen. Hij heeft je beloofd dat Hij komt als je daar om vraagt. Probeer zonder gebruik van woorden in deze meditatieve staat te blijven. Als je gedachten afdwalen herhaal dan het idee van de dag, om jezelf terug te brengen naar de staat van zwijgend wachten. “We zullen die gedachte gebruiken om onze denkgeest zo nodig te kalmeren” (3:1).
Wanneer je de Open Mind meditatie te moeilijk vindt of wanneer deze niet het gewenste resultaat oplevert, gebruik dan eventueel de Naam-van-God meditatie, zoals bijvoorbeeld Les 222 aangeeft: “Vader, we hebben geen andere woorden op onze lippen en in onze denkgeest dan Uw Naam, nu wij in stilte in Uw Tegenwoordigheid komen en vragen om even in vrede te mogen rusten bij U” (WdII.222.2:1). (Zie ook de oefeninstructies bij les 183, 184 en Naam van God meditatie.
UURLIJKSE HERINNERING
Een of twee minuten op het hele uur (of korter wanneer dat vanwege de omstandigheden niet mogelijk is). Doe een korte versie van de ochtendmeditatie: herhaal het idee als een uitnodiging aan God en wacht in woordeloze stilte op Zijn komst.
REGELMATIGE HERHALINGEN
Herhaal het idee van de dag zo vaak mogelijk: “Herhaal het, en laat je denkgeest een kort moment in stilte en vrede verpozen” (WdI.hIII.In.10:5).
ANTWOORD OP VERLEIDINGEN
Zodra je in de verleiding komt om je doel te vergeten:
Herhaal het idee om God aan te roepen teneinde deze verleiding te laten verdwijnen (2:9, 10:2).
Als je ergens door van streek raakt, stel dan vast welke behoefte achter dat gevoel zit en zeg: “Ik denk dat ik ..... nodig heb, maar ik heb niets nodig dan de waarheid.”
LEZEN VAN DE “WAT IS DE WERKELIJKE WERELD”-TEKST
Lees vóór de ochtend- of avondoefening de “Wat is de werkelijke wereld”- tekst die aan de orde is. Lees dit niet oppervlakkig, “ze dienen langzaam gelezen en even overdacht te worden” (11:4).
OEFENSUGGESTIE
De volgende oefening is gebaseerd op het uitgangspunt van deze les: dat je angst veroorzaakt wordt door je vroegere vergissingen. Hun aanwezigheid in je herinnering vertelt je dat je gestraft zult worden en dat je daar dus bang voor moet zijn. Maar deze vergissingen zijn verleden tijd. Als je je ogen opent en het heden ziet, zul je zien dat hier alleen liefde aanwezig is.
De oefening: Kijk vooruit naar de dag die voor je ligt en stel vast waar je bang voor bent. Denk aan elke situatie of gebeurtenis die je angstig of bezorgd maakt, of die je liever zou vermijden. Zeg dan bij elk daarvan:
“Deze angst is voorbij, omdat mijn vroegere vergissingen voorbij zijn. Hier is louter liefde, omdat God hier is.”
•••
SAMENVATTING
- Lees de toelichting langzaam en alsof het je eigen woorden zijn.
- Bid het gebed, eventueel meerdere keren.
- ’s Morgens en ’s avonds: Herhaal het idee en mediteer daarna enige tijd.
- Elk heel uur: Herhaal het idee en breng enkele momenten door in stilte.
- Regelmatige herhalingen: Herhaal het idee gedurende de dag zo vaak mogelijk.
- Antwoord op verleidingen: Herhaal het idee om je vrede te herstellen zodra deze verstoord raakt en/of je het doel uit het oog verliest.
- Lees één keer per dag langzaam en aandachtig de “Wat is de werkelijke wereld”- tekst.
Wat is de werkelijke wereld 3:
Deel 3: WdII.8.2:1-2
1. De werkelijke wereld is een symbool, zoals al het overige wat waarneming te bieden heeft. Toch staat ze voor iets wat tegengesteld is aan wat jij hebt gemaakt. Jouw wereld wordt gezien door ogen vol angst en levert je denkgeest de bewijzen van verschrikking. De werkelijke wereld kan alleen waargenomen worden met ogen die door vergeving zijn gezegend, zodat ze een wereld zien waarin verschrikking onmogelijk is en bewijzen voor angst niet kunnen worden gevonden.
"De werkelijke wereld bevat een tegenhanger voor elke ongelukkige gedachte die zich in jouw wereld weerspiegelt, een feilloze correctie voor de beelden van angst en de geluiden van strijd waar jouw wereld vol van is. De werkelijke wereld toont een wereld die anders wordt gezien, door kalme ogen en met een vredige denkgeest."
Daar heerst niets dan rust. Kreten van pijn en verdriet zijn daar niet te horen, want daar rest niets behalve vergeving. En de beelden zijn er vriendelijk. Alleen blije beelden en geluiden kunnen doordringen tot de denkgeest die zichzelf vergeven heeft.
3. Wat voor behoefte heeft zo’n denkgeest aan doodsgedachten, aanval- en moordgedachten? Wat kan hij anders om zich heen zien dan geborgenheid, liefde en vreugde? Wat is er dat hij zou verkiezen te verwerpen en wat is er waartegen hij oordelen wil? De wereld die hij ziet komt voort uit een denkgeest die met zichzelf in vrede is. In niets wat hij ziet loert enig gevaar, want hij is zachtaardig, en zachtaardigheid is het enige wat hij ziet.
4. De werkelijke wereld is het symbool dat de droom van zonde en schuld voorbij is en Gods Zoon niet langer slaapt. Zijn wakkere ogen zien de ontwijfelbare weerspiegeling van de Liefde van zijn Vader, de stellige belofte dat hij is verlost. De werkelijke wereld markeert het einde van de tijd, want haar aanblik maakt tijd zinloos.
5. De Heilige Geest heeft de tijd niet nodig als die Zijn doel heeft gediend. Nu wacht Hij slechts dat ene ogenblik nog tot God Zijn laatste stap zet, dan is de tijd verdwenen en heeft in zijn heengaan waarneming met zich meegenomen en enkel de waarheid achtergelaten om zichzelf te zijn. Dat ogenblik is ons doel, want het bevat de Godsherinnering. En terwijl we een vergeven wereld aanschouwen is Hij het die ons roept en mee naar huis komt nemen, en ons herinnert aan onze Identiteit, die onze vergeving aan ons teruggegeven heeft.
De werkelijke wereld bevat een tegenhanger voor elke ongelukkige gedachte die zich in jouw wereld weerspiegelt, een feilloze correctie voor de beelden van angst en de geluiden van strijd waar jouw wereld vol van is (2:1).
Als de werkelijke wereld een tegenhanger bevat voor elke ongelukkige gedachte die we denken, dan moet hij bestaan uit louter gelukkige gedachten! Het verschil zit in de gedachten over wat waargenomen wordt, niet in de waargenomen objecten zelf. In die zin lijkt het bijna alsof we ons in een videotheek bevinden met filmpjes van mogelijke interpretaties van elke persoon en elke gebeurtenis in ons leven. We kunnen kiezen of we de filmpjes van de Heilige Geest bekijken of die van het ego. Dezelfde scenes, maar met een andere regisseur en een andere betekenis.
De werkelijke wereld toont een wereld die anders wordt gezien, door kalme ogen en met een vredige denkgeest (2:2).
Het verschil zit in de vredigheid van de denkgeest tijdens de waarneming. Dit is de eerste van de drie verwijzingen naar de waarnemende denkgeest. De andere twee zijn “de denkgeest die zichzelf vergeven heeft” (2:6) en “een denkgeest die met zichzelf in vrede is” (3:4).
Wij gaan ervan uit dat onze waarneming van de wereld ons iets laat zien wat werkelijk is, maar in feite laat ze ons iets zien over de staat van onze denkgeest. “De beelden van angst en de geluiden van strijd” (2:1) die we waarnemen, zijn niets anders dan de reflectie van de angst en de strijd in onze eigen denkgeest. Wanneer de denkgeest in vrede is zien we de wereld anders, omdat onze denkgeest er iets anders op projecteert.
Laten we dus zoeken naar de genezing van onze eigen denkgeest en de wereld zal tegelijkertijd genezen.