Les 292
(19 oktober)
Een gelukkige afloop staat voor alles vast.
1. Gods beloften kennen geen uitzonderingen. En Hij garandeert dat slechts vreugde het eindresultaat kan zijn dat voor alles wordt gevonden. Maar het hangt van ons af wanneer dit wordt bereikt, en hoe lang we toelaten dat een vreemde wil de Zijne lijkt te weerstaan. En zolang we denken dat deze wil werkelijk is, zullen we niet de afloop kennen die Hij heeft bepaald als het eind van alle problemen die we waarnemen, alle beproevingen die we zien en elke situatie die we tegenkomen. Toch staat het einde vast. Want Gods Wil geschiedt op aarde zoals in de Hemel. We zullen zoeken en we zullen vinden overeenkomstig Zijn Wil, die er borg voor staat dat onze wil geschiedt.
2. We danken U, Vader, dat U er borg voor staat dat alles uiteindelijk slechts een gelukkige afloop kent. Help ons die niet te hinderen en aldus het goede eindresultaat uit te stellen dat U ons hebt beloofd voor elk probleem dat wij kunnen zien, voor elke beproeving die we denken nog steeds het hoofd te moeten bieden.
Toelichting:
Gods beloften kennen geen uitzonderingen. En Hij garandeert dat slechts vreugde het eindresultaat kan zijn dat voor alles wordt gevonden. Maar het hangt van ons af wanneer dit wordt bereikt, en hoe lang we toelaten dat een vreemde wil de Zijne lijkt te weerstaan (1:1-3).
“Maar het hangt van ons af wanneer dit wordt bereikt”. Het komt steeds terug: wannéér we vreugde als eindresultaat voor alles zullen ervaren hangt van onszelf af. Onze ervaring van alles wat minder is dan totale vreugde, is te wijten aan onze eigen keuze om een vreemde wil de Zijne te laten weerstaan. Het is onze eigen wil die de Zijne weerstaat. We willen onze zelfbedachte vormen van troost niet opgeven: het fysieke, mentale en emotionele genot dat we onszelf voortdurend toestaan vanuit de illusie dat we ze nodig hebben.
Dit komt overeen met de grondwet van alle waarneming: je ziet wat je gelooft dat er is, en je gelooft dat het er is omdat je wilt dat het er is (T25. III.1:3).
Als we in onszelf een andere wil zien dan die van God, dan zien we die omdat we geloven dat hij er is. We geloven dat onze wil anders is dan die van God. En we geloven dat omdat we het willen geloven. Maar als we in elk opzicht op God lijken, hebben God en ik slechts één Wil en heeft de vreemde wil die we waarnemen geen betekenis. En dat is de waarheid! De vreemde wil heeft geen betekenis! Hij bestaat niet. Het schijnbare conflict in ons leven is niets anders dan een vergeefse poging van het ego om zijn identiteit, die volkomen illusoir is, in stand te houden. Wat we zien – ons verzet tegen de wil van God, die ons volmaakt geluk is – bestaat in werkelijkheid niet.
En zolang we denken dat deze wil werkelijk is, zullen we niet de afloop kennen die Hij heeft bepaald als het eind van alle problemen die we waarnemen, alle beproevingen die we zien en elke situatie die we tegenkomen (1:4).
Ieder van ons gelooft bewust of onbewust in het bestaan van een onderstroom van verzet tegen God. We doen Een cursus in wonderen en besluiten om liefdevoller te zijn, meer vergevingsgezind – om vervolgens een sterke weerstand hiertegen te ervaren, een onwrikbaar lijkende blokkade die ons verhindert om te veranderen. We hebben een verslaving die we niet kunnen doorbreken. We hebben een relatie waarin, ondanks al onze inspanningen, vergeving onmogelijk lijkt. We besluiten: “Vandaag zal ik over geen enkel voorval een oordeel vellen” (WdII.243.t) en enkele minuten later ontsteken we in woede over een kleine oneerlijkheid. En we voelen wanhoop omdat het ons niet lukt ons voornemen waar te maken. We zijn onverbeterlijk, een deel van ons is niet meer te redden. Een deel van ons is onherroepelijk tegengesteld aan God.
Zolang we geloven dat dit deel werkelijk is kunnen we de werkelijke wereld niet vinden, zegt Jezus. Dan kunnen we niet ontsnappen. Dan kunnen we “het eind van alle problemen” niet ervaren. We moeten ons volledig bewust worden van die koppige overtuiging en tegelijkertijd van het feit dat deze niet werkelijk is. We moeten op het punt komen waar we het zien, erkennen en er verantwoordelijkheid voor nemen – en dat alles zonder schuld.
Zonder schuld naar de duisternis van het ego kijken is alleen mogelijk als we ons geloof in zijn werkelijkheid loslaten. Daar stelt de Heilige Geest ons toe in staat. Met Zijn hulp kunnen we zien dat het ego een illusie is, een projectie van onze denkgeest, en daarom niets om ons zorgen over te maken. “Ja, ik zie de weerstand in mezelf, maar wat ik zie is niet werkelijk. Ik zie het, maar het bestaat niet. Het verandert de werkelijkheid niet. Ik ben de geliefde Zoon van God, ook al kan ik dat nu niet zien”.
We willen onze ego-overtuigingen veranderen. We willen dat het ego weggaat. Maar als we geloven in zijn realiteit gebeurt dat niet. Het ego is onverbeterlijk. Zelfvergeving bevat de acceptatie daarvan. Het ego blijft het ego, dat is het slechte nieuws. Maar het ego is niet wie we zijn, en dat is het goede nieuws. Wanneer we merken dat we naar het ego luisteren en geloven in de werkelijkheid van een vreemde wil, kunnen we ervoor kiezen dit niet serieus te nemen. We kunnen zeggen: “Ik was weer aan het dromen. Ik kies er nu voor om wakker te zijn”. En als we merken dat we er nog niet klaar voor zijn om volledig te ontwaken, als de weerstand in onszelf nog werkelijk lijkt te zijn, kunnen we zeggen: “Ja, ik zie het. Ik ben nog niet wakker, maar ik ben me er in elk geval van bewust dat ik aan het dromen ben”. En ook al lijken we gevangen te zijn in de droom, er is geen reden ons daar schuldig over te voelen.
Toch staat het einde vast. Want Gods Wil geschiedt op aarde zoals in de Hemel. We zullen zoeken en we zullen vinden overeenkomstig Zijn Wil, die er borg voor staat dat onze wil geschiedt (1:5-7).
Alle woede van het ego, alle schijnbare strijd: het is allemaal een droom. Het einde staat vast en wordt op geen enkele manier beïnvloed door de waanzin van het ego. Er is geen wil tegengesteld aan die van God en daarom zal Zijn Wil en de onze geschieden. Mijn wil en die van God zijn hetzelfde, wat een goed eindresultaat garandeert. De waanzin van de egodroom heeft geen gevolgen, net zomin als een nachtelijke droom gevolgen heeft voor de fysieke wereld. De waanzin van het ego is niet meer dan een fantasiespelletje in de denkgeest. Uiteindelijk zal er niets anders zijn dan vreugde.
We danken U, Vader, dat U er borg voor staat dat alles uiteindelijk slechts een gelukkige afloop kent. Help ons die niet te hinderen en aldus het goede eindresultaat uit te stellen dat U ons hebt beloofd voor elk probleem dat wij kunnen zien, voor elke beproeving die we denken nog steeds het hoofd te moeten bieden (2:1-2).
“Help ons die [gelukkige afloop] niet te hinderen”... Dat is ons gebed. Ons verzetten tegen het ego, ons er schuldig over voelen, proberen het te veranderen, of onszelf er kleiner om maken, zijn allemaal vormen van “hinderen”. Ze maken allemaal de vergissing om te geloven dat het ego werkelijk is en dat er een vreemde wil is die tegengesteld is aan die van God. Niet hinderen is erkennen dat het ego slechts een droom over onszelf is en dat we er niets aan hoeven te doen. De krachtigste gedachte tegen het ego is: “Het maakt niet uit, het betekent niets”. Geef het aan de Heilige Geest en laat Hem het oplossen. Zeg alleen maar: “O, ik ben weer aan het dromen.” En laat het los.
Oefeninstructies:
DOEL
De Inleiding op Deel II van het Werkboek klinkt alsof we voor de rest van het jaar proberen het eind van onze spirituele reis te bereiken: “Dit jaar heeft ons tot de eeuwigheid gebracht” (10:8). Het Handboek voor leraren beschrijft in hoofdstuk 16 een bescheidener doel: het bereiken van een punt waarop we oefenen vanuit onze eigen motivatie en inspiratie en niet omdat een boek ons aanraadt dat te doen. Dat betekent dat onze beoefening verandert van een opdracht in een levenswijze. Ik denk dat het goed is deze beide doelen te combineren. We moeten streven naar de eeuwigheid, omdat we, door de lat hoog te leggen, verder komen dan wanneer we dat niet doen, zelfs als dat alleen maar betekent dat we het Werkboek niet meer nodig hebben.
Deel II, dat geen instructies voor de dagelijkse beoefening meer bevat, is een belangrijke stap in die richting. Wanneer je beoefening opbloeit in plaats van verdort, ben je dicht bij het doel van het Werkboek: het overbodig worden ervan.
Met andere woorden: we moeten ernaar streven los te komen van tijd en ruimte, zodat we dit doel kunnen bereiken.
LEZEN VAN DE LESSEN
De lessen van Deel II zijn anders dan die van Deel I. Na het idee van de dag volgen slechts twee alinea’s, beide in de eerste persoon (ik of wij), die het idee van de dag uitbreiden en toelichten. Hierdoor lijken de lessen van Deel II op de meeste herhalingen van Deel I, waar het idee van de dag wordt gevolgd door een “bijbehorende toelichting” (WdI.hI.In.2:3,3:3), die geschreven is in de eerste persoon en een uitbreiding is van het idee. In de Herhalingen zijn deze bijbehorende toelichtingen onderdeel van de oefening. We lezen ze enkele keren, denken erover na, herhalen ze bij onszelf en “proeven” elk woord. De bedoeling is ze ons eigen te maken, daarom zijn ze geformuleerd alsof het onze eigen woorden zijn. We verbinden ons er zodanig mee dat het meer oefenen dan lezen wordt.
Het is goed om de bijbehorende toelichtingen in Deel II op dezelfde manier te gebruiken. De Inleiding verwijst daar ook naar. Ze spreekt over lezen als een oefening (2:1), een inleiding tot “perioden van woordeloze, diepe ervaring die daarop zouden moeten volgen” (11:2). Als praktische oefening kunnen de twee alinea’s van elke les op de volgende manier worden gebruikt:
- De toelichting op het idee:
Lees deze alinea langzaam een aantal keren en stel je voor dat dit werkelijk je eigen gedachten zijn. Benadruk eventueel de woorden “ik”, “mij” en “mijn”.
- Het gebed:
OCHTEND- EN AVOND MEDITATIE
Deze langere oefenperioden zijn bedoeld als Open Mind meditatie, dus neem de tijd die je nodig hebt voor het gewenste resultaat. Begin met het herhalen van het idee van de dag, maar doe dit op een speciale manier: als een uitnodiging aan God om tot je te komen: “We zeggen de uitnodigende woorden die Zijn Stem ons ingeeft en dan wachten we op Zijn komst” (4:6). Nadat je deze woorden hebt herhaald, wacht je in verwachtingsvolle stilte. Wachten betekent gewoonlijk dat je lichamelijk stil zit of staat, in afwachting van de een of andere gebeurtenis. Hier gaat het echter ook om mentale stilte, in afwachting van een wonderbaarlijke gebeurtenis: het ervaren van God in je denkgeest. Wacht daar als het ware met ingehouden adem op. Wacht in het vertrouwen dat “de Godsherinnering schemert aan de wijde horizonten van onze denkgeest” (9:5). Je wacht dus bewegingloos, maar zeer alert. Je wachten moet vervuld zijn van de verwachting “dat onze Vader Zichzelf openbaart, zoals Hij heeft beloofd” (3:3). Met andere woorden: je wachten is gebaseerd op het vertrouwen dat God Zijn beloften na zal komen. Hij heeft je beloofd dat Hij komt als je daar om vraagt. Probeer zonder gebruik van woorden in deze meditatieve staat te blijven. Als je gedachten afdwalen herhaal dan het idee van de dag, om jezelf terug te brengen naar de staat van zwijgend wachten. “We zullen die gedachte gebruiken om onze denkgeest zo nodig te kalmeren” (3:1).
Wanneer je de Open Mind meditatie te moeilijk vindt of wanneer deze niet het gewenste resultaat oplevert, gebruik dan eventueel de Naam-van-God meditatie, zoals bijvoorbeeld Les 222 aangeeft: “Vader, we hebben geen andere woorden op onze lippen en in onze denkgeest dan Uw Naam, nu wij in stilte in Uw Tegenwoordigheid komen en vragen om even in vrede te mogen rusten bij U” (WdII.222.2:1). (Zie ook de oefeninstructies bij les 183, 184 en Naam van God meditatie.
UURLIJKSE HERINNERING
Een of twee minuten op het hele uur (of korter wanneer dat vanwege de omstandigheden niet mogelijk is). Doe een korte versie van de ochtendmeditatie: herhaal het idee als een uitnodiging aan God en wacht in woordeloze stilte op Zijn komst.
REGELMATIGE HERHALINGEN
Herhaal het idee van de dag zo vaak mogelijk: “Herhaal het, en laat je denkgeest een kort moment in stilte en vrede verpozen” (WdI.hIII.In.10:5).
ANTWOORD OP VERLEIDINGEN
Zodra je in de verleiding komt om je doel te vergeten:
Herhaal het idee om God aan te roepen teneinde deze verleiding te laten verdwijnen (2:9, 10:2).
Als je ergens door van streek raakt, stel dan vast welke behoefte achter dat gevoel zit en zeg: “Ik denk dat ik ..... nodig heb, maar ik heb niets nodig dan de waarheid.”
LEZEN VAN DE “WAT IS DE WERKELIJKE WERELD”-TEKST
Lees vóór de ochtend- of avondoefening de “Wat is de werkelijke wereld”- tekst die aan de orde is. Lees dit niet oppervlakkig, “ze dienen langzaam gelezen en even overdacht te worden” (11:4).
OEFENSUGGESTIE
Je kunt het idee van vandaag specifiek maken door aan een situatie te denken waar je je zorgen over maakt. Zeg dan: “Een gelukkige afloop staat hiervoor vast”.
Realiseer je dat er geen vaststaand tijdstip is voor die gelukkige afloop, maar ook dat het van jezelf afhangt wanneer deze wordt bereikt (1:3).
•••
SAMENVATTING
- Lees de toelichting langzaam en alsof het je eigen woorden zijn.
- Bid het gebed, eventueel meerdere keren.
- ’s Morgens en ’s avonds: Herhaal het idee en mediteer daarna enige tijd.
- Elk heel uur: Herhaal het idee en breng enkele momenten door in stilte.
- Regelmatige herhalingen: Herhaal het idee gedurende de dag zo vaak mogelijk.
- Antwoord op verleidingen: Herhaal het idee om je vrede te herstellen zodra deze verstoord raakt en/of je het doel uit het oog verliest.
- Lees één keer per dag langzaam en aandachtig de “Wat is de werkelijke wereld”- tekst.
Wat is de werkelijke wereld 2:
Deel 2: WdII.8.1:3-4
1. De werkelijke wereld is een symbool, zoals al het overige wat waarneming te bieden heeft. Toch staat ze voor iets wat tegengesteld is aan wat jij hebt gemaakt.
"Jouw wereld wordt gezien door ogen vol angst en levert je denkgeest de bewijzen van verschrikking. De werkelijke wereld kan alleen waargenomen worden met ogen die door vergeving zijn gezegend, zodat ze een wereld zien waarin verschrikking onmogelijk is en bewijzen voor angst niet kunnen worden gevonden."
2. De werkelijke wereld bevat een tegenhanger voor elke ongelukkige gedachte die zich in jouw wereld weerspiegelt, een feilloze correctie voor de beelden van angst en de geluiden van strijd waar jouw wereld vol van is. De werkelijke wereld toont een wereld die anders wordt gezien, door kalme ogen en met een vredige denkgeest. Daar heerst niets dan rust. Kreten van pijn en verdriet zijn daar niet te horen, want daar rest niets behalve vergeving. En de beelden zijn er vriendelijk. Alleen blije beelden en geluiden kunnen doordringen tot de denkgeest die zichzelf vergeven heeft.
3. Wat voor behoefte heeft zo’n denkgeest aan doodsgedachten, aanval- en moordgedachten? Wat kan hij anders om zich heen zien dan geborgenheid, liefde en vreugde? Wat is er dat hij zou verkiezen te verwerpen en wat is er waartegen hij oordelen wil? De wereld die hij ziet komt voort uit een denkgeest die met zichzelf in vrede is. In niets wat hij ziet loert enig gevaar, want hij is zachtaardig, en zachtaardigheid is het enige wat hij ziet.
4. De werkelijke wereld is het symbool dat de droom van zonde en schuld voorbij is en Gods Zoon niet langer slaapt. Zijn wakkere ogen zien de ontwijfelbare weerspiegeling van de Liefde van zijn Vader, de stellige belofte dat hij is verlost. De werkelijke wereld markeert het einde van de tijd, want haar aanblik maakt tijd zinloos.
5. De Heilige Geest heeft de tijd niet nodig als die Zijn doel heeft gediend. Nu wacht Hij slechts dat ene ogenblik nog tot God Zijn laatste stap zet, dan is de tijd verdwenen en heeft in zijn heengaan waarneming met zich meegenomen en enkel de waarheid achtergelaten om zichzelf te zijn. Dat ogenblik is ons doel, want het bevat de Godsherinnering. En terwijl we een vergeven wereld aanschouwen is Hij het die ons roept en mee naar huis komt nemen, en ons herinnert aan onze Identiteit, die onze vergeving aan ons teruggegeven heeft.
De wereld is een symbool van angst of van liefde.
Jouw wereld wordt gezien door ogen vol angst en levert je denkgeest de bewijzen van verschrikking (1:3).
Wat we zien wordt bepaald door de stem waarnaar we verkiezen te luisteren. Als we naar angst luisteren, zal de wereld die we zien angst symboliseren en gevuld zijn met “de bewijzen van verschrikking”. De wereld laat ons zien wat we haar zeggen ons te laten zien. Als we luisteren naar angst zien we dingen die angst rechtvaardigen. We zien haat, aanval, egoïsme, woede, conflict en moord. Maar al deze dingen zijn interpretaties van wat we zien. Voor elk ervan is een andere interpretatie mogelijk. We kunnen onze waarneming verenigen met die van de Heilige Geest, zodat Hij ons in staat kan stellen de wereld anders te zien.
De werkelijke wereld kan alleen waargenomen worden met ogen die door vergeving zijn gezegend, zodat ze een wereld zien waarin verschrikking onmogelijk is en bewijzen voor angst niet kunnen worden gevonden (1:4).
Als we luisteren naar liefde of vergeving zien we dingen die liefde rechtvaardigen. Niets van wat we zien getuigt van verschrikking. Stel je eens een wereld voor waarin “verschrikking onmogelijk is”, waarin niets is wat zegt: “Wees op je hoede!”. Dat is de werkelijke wereld die de Cursus bedoelt. Alles wordt waargenomen “met ogen die door vergeving zijn gezegend”. De interpretatie van alles wat we zien wordt volkomen anders dan we gewend zijn.
De denkgeest bepaalt welke wereld we zien. Met de hulp van de Heilige Geest kunnen we kiezen wat we willen zien – en dat zullen we zien. De wereld waar we naar kijken is niet veranderd, maar onze interpretatie ervan is 100 % veranderd. We zien niet langer de vele vormen van angst die het ego heeft bedacht; in plaats daarvan zien we niets dan liefde of een roep om liefde. Niets van wat we zien vraagt om veroordeling en straf. Alles wat we zien vraagt alleen maar om liefde.