Les 181
(30 juni)
Ik vertrouw mijn broeders, zij zijn één met mij.
1. Vertrouwen in je broeders is essentieel voor het funderen en stutten van je geloof in jouw vermogen om twijfel en gebrek aan onwankelbaar zelfvertrouwen te boven te komen. Wanneer je een broeder aanvalt, verklaar je dat hij beperkt wordt door wat jij in hem hebt gezien. Je ziet niet aan zijn fouten voorbij. Ze worden eerder vergroot en daardoor tot een belemmering voor jouw gewaarzijn van het Zelf dat voorbij je eigen vergissingen ligt, en voorbij zowel zijn als jouw ogenschijnlijke zonden.
2. Waarneming heeft een focus. Dat geeft consistentie aan wat je ziet. Verander slechts deze focus en wat je ziet verandert dienovereenkomstig. Je visie zal nu verschuiven om steun te geven aan de intentie die in de plaats is gekomen van degene die je eerder koesterde. Haal jouw focus op je broeders zonden weg en je beleeft de vrede die voortvloeit uit het geloof in zondeloosheid. Dit geloof ontleent zijn enige zekere ondersteuning aan datgene wat jij in anderen achter hun zonden ziet. Want hun vergissingen zijn, als jij je erop focust, getuigen van zonden in jou. En je zult hun aanblik niet overstijgen en de zondeloosheid zien die erachter ligt.
3. Daarom laten we bij het oefenen vandaag eerst al zulk onbeduidend gefocus plaatsmaken voor onze grote behoefte om onze zondeloosheid zichtbaar te laten worden. We laten onze denkgeest weten dat het dit en dit alleen is wat we zoeken, voor even maar. We bekommeren ons niet om onze toekomstige doelen. En wat we een moment eerder zagen is in deze tijdsspanne, waarin we ons oefenen in het veranderen van onze intentie, voor ons van geen belang. We zoeken naar onschuld en niets anders. We zoeken ernaar zonder dat ons iets anders bezighoudt dan het nu.
4. Je verstriktheid in je vroegere en toekomstige doelen is een ernstige bedreiging voor je welslagen geweest. Je werd geheel in beslag genomen door hoe extreem de doelen die deze cursus voorstaat, verschillen van die welke jij er vroeger op nagehouden hebt. En je bent ook ontmoedigd door de deprimerende en beperkende gedachte dat, zelfs al zou je slagen, je onvermijdelijk de weg weer kwijt zult raken.
5. Hoe zou dit van belang kunnen zijn? Want het verleden is voorbij, de toekomst niets dan inbeelding. Deze bekommernissen zijn slechts een verdediging tegen een verandering nú van de focus in je waarneming. Niets meer. We leggen deze zinloze beperkingen een tijdje opzij. We kijken niet naar vroegere overtuigingen, en we worden nu niet in beslag genomen door wat we zúllen gaan geloven. We beginnen de oefentijd met maar één intentie: kijken naar de zondeloosheid vanbinnen.
6. We begrijpen dat we dit doel kwijt zijn als enige vorm van woede onze weg verspert. En moeten we aan de zonden van een broeder denken, dan zal onze vernauwde focus ons zicht beperken en onze blik op onze eigen vergissingen richten, die we zullen opblazen en onze ‘zonden’ zullen noemen. Dus, mochten zulke belemmeringen zich voordoen, dan zullen we daar enige tijd, zonder aandacht voor verleden of toekomst, bovenuit stijgen met de instructie aan onze denkgeest om zijn focus te veranderen, terwijl we zeggen:
Dit is niet wat ik wil zien.
Ik vertrouw mijn broeders, zij zijn één met mij.
7. En we zullen deze gedachte ook benutten om de hele dag door veilig te zijn. We zoeken niet naar doelen op lange termijn. Telkens wanneer een hindernis de visie van onze zondeloosheid lijkt te belemmeren, zoeken we slechts naar een moment van onderbreking van de ellende die onze focus op zonde ons brengt en, als die niet gecorrigeerd wordt, zal blijven geven.
8. Ook vragen we niet om fantasieën. Want wat we proberen te zien is er werkelijk. En waar we onze focus nu voorbij vergissingen richten, zullen we een volkomen zondeloze wereld zien. Wanneer dit alles is wat we verlangen te zien, wanneer dit alles is wat we zoeken in de naam van werkelijke waarneming, dan zijn de ogen van Christus onvermijdelijk de onze. En de Liefde die Hij voor ons voelt, zal eveneens de onze zijn. Dit zal het enige worden dat we in de wereld en onszelf weerspiegeld zien.
9. De wereld die eens onze zonden verkondigde, wordt het bewijs dat we zondeloos zijn. En onze liefde voor ieder die we zien getuigt dat wij ons het heilige Zelf herinneren dat geen zonde kent en zich nooit iets zou kunnen indenken dat niet Zijn zondeloosheid deelt. Deze herinnering zoeken we wanneer we onze aandacht vandaag op onze oefening richten. We kijken noch vooruit, noch achterom. We kijken recht in het heden. En we schenken ons vertrouwen aan de ervaring waar we nu om vragen. Onze zondeloosheid is slechts de Wil van God. Dit ogenblik is ons willen één met het Zijne.
Toelichting:
Deze les zegt niet dat we naïef moeten worden en blind voor de fouten van anderen. Ze zegt niet dat we ons huis en onze auto niet meer op slot moeten doen of ons geld op straat moeten laten liggen, in het vertrouwen dat niemand het zal stelen. Ze zegt dat we voorbij de fouten en vergissingen van hun ego moeten kijken, zodat we hun zondeloosheid kunnen zien.
We moeten ons bewust zijn van de vergissingen die iemand begaat en daar tegelijkertijd aan voorbijzien naar zijn volmaakte onschuld. We dienen de vergissingen niet te zien als zonden waarvoor hij veroordeeld en gestraft moet worden.
De blokkade die deze les ons helpt opheffen is onze focus op de zonden van onze broeders en zusters. We worden aangespoord om niet te zoeken naar wat er mis is, maar naar wat goed is. Door ons te richten op hun fouten blokkeren we ons zicht op hun ware Zelf, waardoor we Dit ook niet in onszelf kunnen zien. Als we de vergissingen van onze broeders niet over het hoofd kunnen zien, kunnen we ook die van onszelf niet over het hoofd zien. “Waarneming heeft een focus” (2:1). We moeten dus onze focus veranderen:
Haal jouw focus op je broeders zonden weg en je beleeft de vrede die voortvloeit uit het geloof in zondeloosheid (2:5).
Het doel van de komende twintig lessen is het opheffen van belemmeringen, zodat we iets anders gaan ervaren, in dit geval het geloof in zondeloosheid. Zoals de Inleiding op deze twintig lessen zegt, wordt er “vooralsnog geen voortdurende en totale toewijding van je gevraagd”(WdI.181-200.In.1:2).
Is er iemand in je leven die je niet kunt vergeven? Probeer dat dan eens een minuut of vijf wél te doen. Probeer gedurende deze korte periode bereid te zijn je oordeel over hem los te laten, het verleden en de toekomst te vergeten en naar de onschuld in hem te kijken. Probeer hem te zien als een heilig kind van God, dat Zijn liefde verdient.
Hoe zou het zijn om dit te proberen? Om alleen maar bereid te zijn dit te ervaren?
Maak je geen zorgen over het feit dat je hem de afgelopen maand, of het afgelopen jaar of nog langer, wel had kunnen vermoorden; maak je geen zorgen over het feit dat je over tien minuten weer zit te fantaseren over de manier waarop hij zijn verdiende loon zal krijgen... “Hoe zou dit van belang kunnen zijn?” (5:1). Onze bekommernissen over het verleden of de toekomst “zijn slechts een verdediging tegen een verandering nú van de focus in je waarneming” (5:3). Als we onszelf toe kunnen staan, al is het maar voor even, om te voelen hoe het is om voorbij de zonden van onze broeder zijn onschuld te zien, zal die ervaring ons voldoende motiveren om er helemaal voor te gaan.
Ik wil iedereen aanmoedigen om deze richtlijnen in gedachten te houden, niet alleen vandaag, maar voor de rest van het Werkboek. Als je gaat zitten voor je stille tijd, zet dan opzij hoe je je zoëven voelde en maak je geen zorgen over hoe je je straks zult voelen. “We zoeken niet naar doelen op lange termijn” (7:2). Het enige wat we zoeken is de ervaring van een moment van bevrijding, want dat is alles wat we nodig hebben. Gedurende de dag kunnen we af en toe pauzeren en zeggen: “Dit ogenblik is ons willen één met het Zijne” (9:8). Dit ogenblik is alles wat we nodig hebben.
Soms lijken we te denken dat we van het ene op het andere moment van totaal egoïsme kunnen overstappen naar volmaakte spiritualiteit. We denken dat we, als we ’s morgens vijf minuten doorbrengen met God, de rest van de dag volledig getransformeerd horen te zijn. Maar onze weerstand is te groot, we hebben de lessen van het ego te goed geleerd, en het afleren daarvan vergt de nodige inspanning. Het ego vertelt ons: “Het werkt niet!”, omdat we onze broeder ‘s morgens vijf minuten lang hebben “vergeven”, en de rest van de dag fantaseren over manieren waarop we hem kunnen laten boeten voor zijn fouten. Maar er gebeurt toch iets: het ego probeert ons een schuldgevoel te geven omdat het weet dat er iets gebeurt. Die vijf minuten, waarin we ons oordeel terzijde leggen, kunnen ons een gevoel van innerlijke vrede geven zoals we dat nog nooit eerder hebben ervaren. Daardoor zal onze motivatie om te vergeven almaar toenemen. Het “moment van onderbreking van de ellende die onze focus op zonde ons brengt” (7:3) is zo bevrijdend dat we het keer op keer willen beleven, totdat deze bevrijding onophoudelijk onze gehele denkgeest vult. En het enige wat daarvoor nodig is, is de bereidheid om te oefenen.
Oefeninstructies:
DOEL
Voorbijgaan aan je focus op de vergissingen van anderen, zodat je je eigen zondeloosheid kunt ervaren. Dit zal je motivatie en toewijding versterken.
OEFENING
’s Morgens en ’s avonds, minimaal vijf minuten en in het ideale geval dertig minuten of meer.
De meditatie van vandaag is bedoeld om de zondeloosheid in jezelf te ervaren.
Sluit je ogen en denk aan niets anders dan aan je verlangen om je eigen zondeloosheid te zien, om de pure goedheid te ervaren die jouw werkelijkheid is.
Maak dit tot je enige intentie.
Om dit te kunnen doen zul je je focus op de vergissingen van anderen opzij moeten zetten. Dat heeft rampzalige gevolgen gehad. Het heeft veroorzaakt dat je een zondige wereld ziet en deze zondige wereld is vervolgens een getuige geworden van je eigen zondigheid. Om de zondeloosheid in jezelf te kunnen zien, zul je dus elke gedachte aan de vergissingen van anderen uit je hoofd moeten zetten.
Wanneer tijdens de meditatie je gedachten afdwalen naar iets wat iemand in jouw ogen verkeerd heeft gedaan, zeg dan snel: “Dit is niet wat ik wil zien. Ik vertrouw mijn broeders, zij zijn één met mij” (6:4-5).
Verder zul je ook alle zorgen over verleden en toekomst los moeten laten. Laat het ego je niet vertellen dat het doel om je zondeloosheid te zien teveel afwijkt van je reeds gestelde doelen en dat dit nieuwe doel daarom je geluk bedreigt. Laat het je niet vertellen dat, zelfs als je maar een glimp opvangt van je heiligheid, “je onvermijdelijk de weg weer kwijt zult raken” (4:3). Dergelijke zorgen over verleden en toekomst zijn subtiele verdedigingen “tegen een verandering nú” (5:3). Weiger om je mee te laten zuigen in deze verdedigingen.
Blijf gericht op dat ene verlangen: “We beginnen de oefentijd met maar één intentie: kijken naar de zondeloosheid vanbinnen” (5:7).
HERHALINGEN
Een of twee minuten op elk heel uur, of korter wanneer de omstandigheden dat niet toelaten.
Doe een korte versie van de ochtend- en avondoefening en probeer de zondeloosheid in jezelf te ervaren. Dank God dan voor zijn gaven in het afgelopen uur en vraag Hem om Zijn leiding in het komende uur.
ANTWOORD OP VERLEIDINGEN
Zeg, zodra je merkt dat je je aandacht richt op de vergissingen van een ander: “Dit is niet wat ik wil zien. Ik vertrouw mijn broeder, hij is één met mij”. Realiseer je dat je focus op zijn of haar vergissing het zien van je eigen zondeloosheid blokkeert. Je verwijdert deze blokkade niet om het een of andere ver verwijderde doel te bereiken, maar eenvoudig om de ellende te voorkomen die de gerichtheid op zonde veroorzaakt.