Les 244

(1 september)

Nergens ter wereld ben ik in gevaar.

1. Uw Zoon is veilig waar hij ook mag zijn, want U bent daar bij hem. Hij hoeft Uw Naam slechts aan te roepen en hij zal zich zijn veiligheid en Uw Liefde herinneren, want die zijn één. Hoe kan hij bang zijn of twijfelen of vergeten dat hij niet kan lijden, in gevaar kan worden gebracht of zich ongelukkig voelen, wanneer hij U toebehoort, geliefd en liefdevol, in de veiligheid van Uw Vaderlijke omarming?

 

2. En daar bevinden we ons in waarheid. Geen stormen kunnen in de gewijde haven van ons thuis doordringen. In God zijn we veilig. Want wat kan God Zelf komen bedreigen, of bang maken wat voor eeuwig een deel van Hem zal zijn?


Toelichting:

Degene die we denken te zijn is overal ter wereld in gevaar. Daar worden we voortdurend op gewezen: roken, zelfs meeroken, kan ons doden; ons water is onveilig, het moet gezuiverd worden; conserveringsmiddelen en kleurstoffen in voedsel veroorzaken kanker; blijf uit de buurt van je magnetron als hij in bedrijf is; ga niet te dicht bij het scherm van je TV of computer zitten en kijk uit voor RSI; pas op voor computervirussen en vooral voor het HIV virus; enzovoort, enzovoort.

 

Om een begin te maken met het accepteren van het idee van vandaag, moeten we ons eerst realiseren dat we niet zijn wie we denken te zijn: deze kleine identiteit, verpakt in een kwetsbaar lichaam. We zijn Gods Zoon en “Uw Zoon is veilig waar hij ook mag zijn” (1:1). De Zoon is veilig, de Zoon waar God van houdt bevindt zich “in de veiligheid van Uw Vaderlijke omarming” (1:3).

 

Vandaag wil ik mij in mijn stille tijd herinneren dat dit is Wie ik werkelijk ben, en – in elk geval gedurende deze minuten – mijn angst voor gevaar loslaten, mijn verdediging opgeven en mij verheugen in het bewustzijn van mijn Vaders veiligheid en Liefde. Ik wil mij realiseren dat Wie ik werkelijk ben “niet kan lijden, in gevaar kan worden gebracht of zich ongelukkig voelen” (1:3).

 

Vandaag wil ik mij veilig voelen. Hoe zou het zijn als ik werkelijk, met heel mijn wezen, zou weten dat ik nooit kan lijden, nooit in gevaar kan zijn, en me nooit ongelukkig kan voelen? Welke uitwerking zou dat hebben op de spanning in mijn schouders, de knoop in mijn maag, of het veel te snelle kloppen van mijn hart?

 

Ik wil me de vrede voorstellen die daarvan het gevolg zou zijn. Ik wil de ontspanning voelen in elk deel van mijn lichaam en, wat nog belangrijker is, het smelten van de hardheid van mijn denkgeest. Ik denk dat ik mij zou voelen als een klein kind dat mamma en pappa volledig gelooft als deze zeggen: “Alles is goed”. Het rillen houdt op, het kleine lichaam ontspant zich en het kind valt vredig in mamma’s armen in slaap.

 

En daar bevinden we ons in waarheid ..... in de veiligheid van Uw Vaderlijke omarming (2:1,1:3).

 

In God zijn we veilig (2:3).

 

En zo is het.


Oefeninstructies:

DOEL

De Inleiding op Deel II van het Werkboek klinkt alsof we voor de rest van het jaar proberen het eind van onze spirituele reis te bereiken: “Dit jaar heeft ons tot de eeuwigheid gebracht” (10:8). Het Handboek voor leraren beschrijft in hoofdstuk 16 een bescheidener doel: het bereiken van een punt waarop we oefenen vanuit onze eigen motivatie en inspiratie en niet omdat een boek ons aanraadt dat te doen. Dat betekent dat onze beoefening verandert van een opdracht in een levenswijze. Ik denk dat het goed is deze beide doelen te combineren. We moeten streven naar de eeuwigheid, omdat we, door de lat hoog te leggen, verder komen dan wanneer we dat niet doen, zelfs als dat alleen maar betekent dat we het Werkboek niet meer nodig hebben.

Deel II, dat geen instructies voor de dagelijkse beoefening meer bevat, is een belangrijke stap in die richting. Wanneer je beoefening opbloeit in plaats van verdort, ben je dicht bij het doel van het Werkboek: het overbodig worden ervan.

 

Met andere woorden: we moeten ernaar streven los te komen van tijd en ruimte, zodat we dit doel kunnen bereiken.

 

LEZEN VAN DE LESSEN

De lessen van Deel II zijn anders dan die van Deel I. Na het idee van de dag volgen slechts twee alinea’s, beide in de eerste persoon (ik of wij), die het idee van de dag uitbreiden en toelichten. Hierdoor lijken de lessen van Deel II op de meeste herhalingen van Deel I, waar het idee van de dag wordt gevolgd door een “bijbehorende toelichting” (WdI.hI.In.2:3,3:3), die geschreven is in de eerste persoon en een uitbreiding is van het idee. In de Herhalingen zijn deze bijbehorende toelichtingen onderdeel van de oefening. We lezen ze enkele keren, denken erover na, herhalen ze bij onszelf en “proeven” elk woord. De bedoeling is ze ons eigen te maken, daarom zijn ze geformuleerd alsof het onze eigen woorden zijn. We verbinden ons er zodanig mee dat het meer oefenen dan lezen wordt.

Het is goed om de bijbehorende toelichtingen in Deel II op dezelfde manier te gebruiken. De Inleiding verwijst daar ook naar. Ze spreekt over lezen als een oefening (2:1), een inleiding tot “perioden van woordeloze, diepe ervaring die daarop zouden moeten volgen” (11:2). Als praktische oefening kunnen de twee alinea’s van elke les op de volgende manier worden gebruikt:

 

  • De toelichting op het idee:

Lees deze alinea langzaam een aantal keren en stel je voor dat dit werkelijk je eigen gedachten zijn. Benadruk eventueel de woorden “ik”, “mij” en “mijn”.

  • Het gebed:

 

OCHTEND- EN AVOND MEDITATIE

Deze langere oefenperioden zijn bedoeld als Open Mind meditatie, dus neem de tijd die je nodig hebt voor het gewenste resultaat. Begin met het herhalen van het idee van de dag, maar doe dit op een speciale manier: als een uitnodiging aan God om tot je te komen: “We zeggen de uitnodigende woorden die Zijn Stem ons ingeeft en dan wachten we op Zijn komst” (4:6). Nadat je deze woorden hebt herhaald, wacht je in verwachtingsvolle stilte. Wachten betekent gewoonlijk dat je lichamelijk stil zit of staat, in afwachting van de een of andere gebeurtenis. Hier gaat het echter ook om mentale stilte, in afwachting van een wonderbaarlijke gebeurtenis: het ervaren van God in je denkgeest. Wacht daar als het ware met ingehouden adem op. Wacht in het vertrouwen dat “de Godsherinnering schemert aan de wijde horizonten van onze denkgeest” (9:5). Je wacht dus bewegingloos, maar zeer alert. Je wachten moet vervuld zijn van de verwachting “dat onze Vader Zichzelf openbaart, zoals Hij heeft beloofd” (3:3). Met andere woorden: je wachten is gebaseerd op het vertrouwen dat God Zijn beloften na zal komen. Hij heeft je beloofd dat Hij komt als je daar om vraagt. Probeer zonder gebruik van woorden in deze meditatieve staat te blijven. Als je gedachten afdwalen herhaal dan het idee van de dag, om jezelf terug te brengen naar de staat van zwijgend wachten. “We zullen die gedachte gebruiken om onze denkgeest zo nodig te kalmeren” (3:1).

 

Wanneer je de Open Mind meditatie te moeilijk vindt of wanneer deze niet het gewenste resultaat oplevert, gebruik dan eventueel de Naam-van-God meditatie, zoals bijvoorbeeld Les 222 aangeeft: “Vader, we hebben geen andere woorden op onze lippen en in onze denkgeest dan Uw Naam, nu wij in stilte in Uw Tegenwoordigheid komen en vragen om even in vrede te mogen rusten bij U” (WdII.222.2:1). (Zie ook de oefeninstructies bij les 183184 en Naam van God meditatie.

 

UURLIJKSE HERINNERING

Een of twee minuten op het hele uur (of korter wanneer dat vanwege de omstandigheden niet mogelijk is). Doe een korte versie van de ochtendmeditatie: herhaal het idee als een uitnodiging aan God en wacht in woordeloze stilte op Zijn komst.

 

REGELMATIGE HERHALINGEN

Herhaal het idee van de dag zo vaak mogelijk: “Herhaal het, en laat je denkgeest een kort moment in stilte en vrede verpozen” (WdI.hIII.In.10:5).

 

ANTWOORD OP VERLEIDINGEN

Zodra je in de verleiding komt om je doel te vergeten:

Herhaal het idee om God aan te roepen teneinde deze verleiding te laten verdwijnen (2:9, 10:2).

 

LEZEN VAN DE “WAT IS DE WERELD”-TEKST

Lees vóór de ochtend- of avondoefening de “Wat is de wereld”- tekst die aan de orde is. Lees dit niet oppervlakkig, “ze dienen langzaam gelezen en even overdacht te worden” (11:4).

 

OEFENSUGGESTIE

Wanneer je angst voelt herhaal de les dan op deze specifieke manier: “Nergens ter wereld ben ik in gevaar, ook niet in deze situatie.”

 

•••

 

SAMENVATTING

  • Lees de toelichting langzaam en alsof het je eigen woorden zijn.
  • Bid het gebed, eventueel meerdere keren.
  • ’s Morgens en ’s avonds: Herhaal het idee en mediteer daarna enige tijd.
  • Elk heel uur: Herhaal het idee en breng enkele momenten door in stilte.
  • Regelmatige herhalingen: Herhaal het idee gedurende de dag zo vaak mogelijk.
  • Antwoord op verleidingen: Herhaal het idee om je vrede te herstellen zodra deze verstoord raakt en/of je het doel uit het oog verliest.
  • Lees één keer per dag langzaam en aandachtig de “Wat is de wereld”- tekst.

Wat is de wereld 4:

Deel 4: WdII.3.2:5-7

 

1. De wereld is onjuiste waarneming. Ze is uit dwaling voortgekomen en heeft haar bron niet verlaten. Ze zal niet langer blijven bestaan dan de gedachte die haar heeft voortgebracht wordt gekoesterd. Wanneer de gedachte van afgescheidenheid gewijzigd is in een van ware vergeving, zal de wereld in een heel ander licht worden gezien, een dat tot de waarheid leidt, waarin heel de wereld met al haar dwalingen zal verdwijnen. Nu is haar bron verdwenen en zijn haar gevolgen dat eveneens.

 

2. De wereld werd gemaakt als een aanval op God. Ze symboliseert angst. En wat is angst anders dan de afwezigheid van liefde? De wereld was aldus bedoeld als een plaats waar God niet binnen kon gaan en waar Zijn Zoon van Hem gescheiden kon zijn.

 

"Hier werd waarneming geboren, want kennis zou dergelijke waanzinnige gedachten niet kunnen voortbrengen. Maar ogen bedriegen en oren horen onjuist. Nu worden vergissingen alleszins mogelijk, omdat er geen zekerheid meer is."

 

3. In plaats daarvan zijn de mechanismen van illusie ontstaan. En die gaan nu vinden wat hun gegeven werd te zoeken. Hun oogmerk is te beantwoorden aan het doel waartoe de wereld werd gemaakt om daarvan te getuigen en dat tot werkelijkheid te maken. Zij zien in haar illusies niets dan een solide basis waarin waarheid bestaat, instandgehouden los van leugens. Maar alles waarvan ze melding maken is slechts een illusie die gescheiden wordt gehouden van de waarheid.

 

4. Waar het zien werd gemaakt om van de waarheid weg te leiden, kan het ook opnieuw worden gericht. Geluiden worden de roep om God, en aan alle waarneming kan een nieuw doel worden gegeven door Degene die God als Verlosser van de wereld heeft aangesteld. Volg Zijn licht en zie de wereld zoals Hij die beziet. Hoor alleen Zijn Stem in alles wat tot jou spreekt. En laat Hij jou de vrede en zekerheid schenken die jij hebt weggegooid, maar die de Hemel voor jou in Hem heeft bewaard.

 

5. Laten we niet voldaan rusten voordat de wereld zich bij onze veranderde waarneming aangesloten heeft. Laten we niet tevreden zijn voordat vergeving totaal is gemaakt. En laten we niet proberen onze functie te wijzigen. Wij moeten de wereld verlossen. Want wij die haar gemaakt hebben, moeten haar door de ogen van Christus zien, opdat wat gemaakt was om te sterven tot eeuwig leven kan worden hersteld.

 

 

Waarneming werd geboren in de wereld, omdat uit kennis geen angstgedachten geboren kunnen worden (2:5). Kennis kent alleen de gedachten van God. Kennis is de Hemel en zijn eenzijn; waarneming is de “wetenschap” van deze wereld. Deze twee begrippen worden in de Cursus vaak tegenover elkaar gezet. Waarneming is van nature onbetrouwbaar: “ogen bedriegen en oren horen onjuist” (2:6). We weten dat dit waar is. We hoeven alleen maar te denken aan een meningsverschil tussen twee personen van een paar dagen geleden. De een zal zich heel andere dingen herinneren dan de ander (en natuurlijk is het altijd de ander die het verkeerd begrepen heeft...).

 

Heb je je ooit gerealiseerd dat onze zintuigen juist gemaakt zijn om ons te misleiden?

 

Ze werden gemaakt om een wereld te zien die er niet is, en om de stemmen te horen die geen geluid kunnen maken (T28.V.5:4).

 

De ogen van het lichaam zien alleen vorm. Ze kunnen niet verder zien dan datgene waarvoor ze werden gemaakt. En ze werden gemaakt om vergissingen te zien, en niet om daarachter te kijken (T22.III.5:3-5).

 

Met onze afhankelijkheid van onze ogen en oren hebben we onszelf zeer ontvankelijk gemaakt voor vergissingen: “Nu worden vergissingen alleszins mogelijk, omdat er geen zekerheid meer is” (2:7).

Onbetrouwbare en misleidende waarneming stellen het ego in staat om deze wereld werkelijk te doen lijken. Waarneming toont ons een wereld vol gevaar, met als gevolg voortdurende defensiviteit en onafgebroken waakzaamheid tegen aanvallen. Alleen de visie van Christus, die het licht van God ziet, kan ons alles anders laten zien.

 

Het doel van de wereld die jij ziet is je vergevingsfunctie te verdoezelen en jou de rechtvaardiging te verschaffen die te vergeten. Het is de verzoeking om God en Zijn Zoon af te vallen door een fysieke verschijning aan te nemen. Dit is waarnaar de ogen van het lichaam kijken.

Niets wat de ogen van het lichaam schijnen te zien, kan iets anders zijn dan een vorm van verzoeking, aangezien dit nu juist het doel van het lichaam was. Toch hebben we geleerd dat de Heilige Geest voor alle illusies die jij gemaakt hebt een andere toepassing heeft, en daarom ziet Hij er een ander doel in. Voor de Heilige Geest is de wereld een plaats waar jij leert jezelf te vergeven wat jij als je zonden beschouwt. Zo bezien wordt de fysieke verschijningsvorm van verzoeking de geestelijke erkenning van verlossing (WdI.64.1:2-2:4).