Les 196
(15 juli)
Ik kan alleen mijzelf maar kruisigen.
1. Wanneer dit terdege wordt begrepen en in het volle bewustzijn gehouden, zul je niet proberen jezelf schade te berokkenen, of je lichaam tot slaaf van wraak te maken. Je zult jezelf niet aanvallen, en je zult beseffen dat door een ander aan te vallen jij alleen jezelf aanvalt. Je zult vrij zijn van het waanzinnige geloof dat je door een broeder aan te vallen zelf wordt verlost. En je zult begrijpen dat zijn veiligheid de jouwe is, en dat jij door zijn genezing zelf wordt genezen.
2. Misschien zul je eerst niet begrijpen hoe in het idee dat we vandaag oefenen een genade kan worden gevonden die grenzeloos is en alles in haar veilige bescherming houdt. Het lijkt in feite misschien een teken dat aan straf nooit te ontkomen valt, want het ego, onder druk van wat het als bedreiging ziet, is vlot met het citeren van de waarheid om zijn eigen leugens te redden. Toch kan het er niet in slagen de waarheid die het zo gebruikt te begrijpen. Maar jij kunt deze dwaze toepassingen leren zien en de betekenis die ze lijken te hebben verwerpen.
3. Zo leer je ook je denkgeest dat jij geen ego bent. Want de wijzen waarop het ego de waarheid pleegt te verdraaien zullen jou niet meer misleiden. Je zult niet geloven dat jij een lichaam bent dat moet worden gekruisigd. En je zult in het idee van vandaag het licht van de opstanding aanschouwen en achter alle gedachten aan kruisiging en dood gedachten van bevrijding en leven zien.
4. Het idee van vandaag is één stap die we zetten om ons van slavernij naar een staat van volmaakte vrijheid te laten leiden. Laten we deze stap vandaag zetten, opdat we snel de weg gaan die de verlossing ons wijst, waarbij we elke stap in de vastgestelde volgorde doen, terwijl de denkgeest zijn lasten één voor één afwerpt. Hiervoor hebben we geen tijd nodig. Alleen bereidwilligheid. Want wat wel duizend jaar lijkt te vergen, kan makkelijk in maar één ogenblik worden gedaan door de genade van God.
5. De mistroostige, hopeloze gedachte dat jij anderen kunt aanvallen en zelf kunt ontsnappen, nagelde jou aan het kruis. Misschien leek het verlossing. Maar het stond slechts voor het geloof dat de angst voor God werkelijk is. En wat is dat anders dan de hel? Wie kan geloven dat zijn Vader zijn doodsvijand is, gescheiden van hem, eropuit zijn leven te vernietigen en hem uit het universum weg te vagen, zonder dat de angst voor de hel hem om het hart slaat?
6. Dit is de vorm van waanzin die jij gelooft als je de angstwekkende gedachte aanvaardt dat je een ander kunt aanvallen en zelf vrij kunt zijn. Zolang deze vorm niet is veranderd, is er geen hoop. Hoe zou er ontsnapping kunnen zijn, voor jij ziet dat dit in elk geval volslagen onmogelijk moet zijn? De angst voor God is iets werkelijks voor ieder die denkt dat deze gedachte waar is. En hij zal er de dwaasheid niet van zien, of zelfs maar zien dat die gedachte er is, zodat het mogelijk zou worden die in twijfel te trekken.
7. Om die überhaupt in twijfel te trekken moet eerst de vorm van die gedachte tenminste zoveel worden veranderd dat de angst voor vergelding kan afnemen, en moet de verantwoordelijkheid weer in bepaalde mate worden teruggegeven aan jou. Van daaruit kun je tenminste overwegen of je langs dit pijnlijke pad voort wilt gaan. Totdat deze omslag is volbracht, kun jij niet zien dat het slechts je eigen gedachten zijn die jou angst bezorgen, en dat jouw bevrijding afhangt van jou.
8. Onze volgende stappen zullen makkelijk zijn, als jij deze stap vandaag zet. Van daaraf gaan we heel snel vooruit. Want wanneer jij eenmaal begrijpt dat het onmogelijk is om te worden gekwetst behalve door jouw eigen gedachten, moet de angst voor God wel verdwijnen. Je kunt dan niet meer geloven dat angst van buitenaf veroorzaakt wordt. En God, die jij meende te hebben verbannen, kan weer worden verwelkomd in de heilige denkgeest die Hij nooit verlaten heeft.
9. Het lied van de verlossing kan zeker worden gehoord in het idee dat we vandaag oefenen. Als je alleen maar jezelf kunt kruisigen, heb je de wereld geen leed berokkend, en hoef je niet bang te zijn voor haar vervolging en wraak. Evenmin hoef je je in paniek te verbergen voor de dodelijke angst voor God waarachter projectie schuilgaat. Wat jij het meest vreest is je verlossing. Jij bent sterk, en kracht is wat je verlangt. En jij bent vrij, en om je vrijheid blij. Je hebt geprobeerd zowel zwak als gevangen te zijn, want je was voor je kracht en vrijheid bang. Toch ligt daarin de verlossing.
10. Er is een ogenblik waarop panische angst je denkgeest zo volkomen in zijn greep schijnt te houden dat ontsnappen volslagen hopeloos lijkt. Wanneer jij eens en voor altijd beseft dat jij bang bent voor jezelf, dan neemt de denkgeest zichzelf als gespleten waar. En dit was verborgen zolang jij geloofde dat een aanval naar buiten kon worden gericht en van buiten naar binnen kon worden geretourneerd. Het leek een vijand buiten jou voor wie jij bang moest zijn. En dus werd een god buiten jou je doodsvijand, de bron van angst.
11. Nu wordt er een ogenblik lang een moordenaar binnenin jou waargenomen, op jouw dood belust en vastbesloten straf voor jou te beramen, tot het moment dat hij eindelijk doden kan. Maar in dat ogenblik ligt tevens het moment waarop verlossing komt. Want de angst voor God is verdwenen. En je kunt Hem vragen om jou door Zijn Liefde van illusies te verlossen, terwijl je Hem Vader noemt en jouzelf Zijn Zoon. Bid dat het ogenblik er snel mag zijn, — vandaag. Stap weg van de angst en kom nader tot de liefde.
12. Er is geen Gedachte van God die jou niet vergezelt om je te helpen dat moment te bereiken en er snel, veilig en voor altijd doorheen te gaan. Wanneer de angst voor God verdwenen is resten er geen belemmeringen meer tussen jou en de heilige vrede van God. Hoe mild en genadig is het idee dat we oefenen! Heet het naar behoren welkom, want het is je bevrijding. Jouw denkgeest kan inderdaad niemand anders proberen te kruisigen dan jou. Maar ook je verlossing zal afkomstig zijn van jou.
Toelichting:
Dit is een herformulering van een van de fundamentele lessen van de Cursus, de eerste stap van vergeving in een andere vorm: het terugnemen van de projectie van een probleem op de buitenwereld en zien “dat ik het mezelf aandoe”.
Het ego misbruikt dit idee graag om ons te straffen, of om ons te laten denken dat deze zelfbestraffing onvermijdelijk is. Het laat ons denken dat we zelfvernietigend zijn. De waarheid is echter dat we zelfvernietigende dingen doen, maar dat we daar een keuze in hebben. We hoeven het niet te doen en in de kern willen we dat ook niet. We zijn geen duivels, we zijn de heilige Zoon van God.
De bewustzijnsblokkade waar deze les naar verwijst is ons geloof dat we de wereld leed berokkend en gekruisigd hebben; het geloof dat we monsters van onszelf hebben gemaakt die niet te vertrouwen zijn en klaarstaan om zonder aanleiding uit te halen, met het doel te kwetsen en te doden.
De Cursus noemt de aanvaarding van het idee van vandaag – dat elke manier waarop we een ander kruisigen in feite een kruisiging is van onszelf – “één stap die we zetten om ons van slavernij naar een staat van volmaakte vrijheid te laten leiden” (4:1). Hij dringt er op aan elke stap in de vastgestelde volgorde te doen (4:2), met andere woorden: geen stappen over te slaan. Het idee van vandaag is een stap die het Zelf onderscheidt van het lichaam en het ego:
Zo leer je ook je denkgeest dat jij geen ego bent ..... Je zult niet geloven dat jij een lichaam bent dat moet worden gekruisigd (3:1,3).
Omdat we geloven dat we van onszelf een ego hebben gemaakt, denken we dat we schuldig zijn. En omdat we in schuld geloven, hebben we het lichaam gemaakt om straf te ondergaan. De erkenning dat we zelf degenen zijn die vinden dat we straf verdienen, is de eerste stap om onszelf van deze ellende te bevrijden. Om te kunnen zien dat wij onszelf straf opleggen, moeten we afstand nemen van het ego en het lichaam en ons bewust worden van een grootser deel van onszelf. We moeten ons realiseren dat het Zelf iets anders is dan het ego of het lichaam, iets dat beide overstijgt en ook onze broeders en zusters insluit. Wij zijn allemaal deel van dat Zelf. De “anderen”, die we meenden gekwetst te hebben, zijn in werkelijkheid deel van ons Zelf.
Als ik denk dat ik een ander aan kan vallen en zelf vrij kan zijn (6:1), reageer ik vanuit een verborgen angst voor God, vanuit het geloof dat God een vijand is die er op wacht om mij te vernietigen. Mijn relatie met de mensen om me heen weerspiegelt altijd mijn onbewuste geloof over mijn relatie met God, met de ultieme Eenheid en Heelheid. “De angst voor God is iets werkelijks voor ieder die denkt dat deze gedachte [dat ik een ander aan kan vallen en zelf vrij kan zijn] waar is” (6:4). Want als ik een ander aan kan vallen en zelf vrij kan blijven, dan kan God dat ook. En dan moet God gevreesd worden.
Alinea 7 is cruciaal. Ze zegt dat de gedachte dat ik anderen aan kan vallen en zelf toch vrij kan zijn eerst qua vorm veranderd moet worden voordat ik haar zelfs maar in twijfel kan trekken, in elk geval tot het punt waar ik ophoud bang te zijn voor vergelding, zelf de verantwoordelijkheid neem, mij realiseer dat alleen mijn eigen gedachten mij angst bezorgen en dat mijn bevrijding dus afhangt van mijzelf (7:3). Als ik begin te beseffen dat ik niet anderen aanval maar mezelf, kan ik ophouden met bang te zijn voor de wraak van deze “anderen”, die ik meende aangevallen te hebben. Voordat deze gedachte verandert ben ik bang voor anderen; nadat ik haar veranderd heb realiseer ik mij dat mijn angst uitsluitend afkomstig is van mijn eigen gedachten en dat ik deze gedachten kan veranderen.
Als je alleen maar jezelf kunt kruisigen, heb je de wereld geen leed berokkend, en hoef je niet bang te zijn voor haar vervolging en wraak (9:2).
Vrij zijn van angst voor de wraak van de wereld is het begin van vrij zijn van angst voor God. “En God ..... kan weer worden verwelkomd in de heilige denkgeest die Hij nooit verlaten heeft” (8:5). Ik vreesde mijn eigen kracht en vrijheid omdat ik dacht dat ik gevaarlijk was! Ik dacht dat ik een bedreiging vormde voor de wereld. Ik dacht dat ik haar leed berokkende. Geen wonder dat ik niet sterk en vrij wilde zijn. Want als ik dat zou zijn, zou ik het universum kunnen vernietigen. Ik dacht dat ik alles aan kon vallen en beschadigen, totdat het universum boos zou worden en me van de aarde zou wegvagen. Onbewust geloofde ik dat dit de werkelijkheid was, en daarom was ik bang voor de wereld en voor God.
De Cursus zegt dat we ons bewust moeten worden van deze onbewuste angst voor onszelf, die verborgen ligt onder de projectie van de oorzaak op uiterlijke factoren, al is het maar voor een kort en afschrikwekkend moment.
Wanneer jij eens en voor altijd beseft dat jij bang bent voor jezelf, dan neemt de denkgeest zichzelf als gespleten waar (10:2).
Nu wordt er een ogenblik lang een moordenaar binnenin jou waargenomen, op jouw dood belust en vastbesloten straf voor jou te beramen, tot het moment dat hij eindelijk doden kan (11:1).
Dit lijkt een afschrikwekkend ogenblik te zijn, waarom zouden we dat vrijwillig opzoeken?
Maar in dat ogenblik ligt tevens het moment waarop verlossing komt (11:2).
Door de vijand in onszelf te zien in plaats van buiten ons, hebben we geen reden meer om bang te zijn voor God. De erkenning van onze eigen verantwoordelijkheid laat ons beseffen dat het niet God is die ons straft, maar dat we het zelf zijn. We houden op met het projecteren van onze eigen wraakdromen op God.
En je kunt Hem vragen om jou door Zijn Liefde van illusies te verlossen, terwijl je Hem Vader noemt en jouzelf Zijn Zoon (11:4).
Oefeninstructies:
DOEL
Beseffen van de waarheid van het idee van vandaag en daarmee een belangrijke stap voorwaarts zetten, zodat je vanaf hier snel vooruit gaat en elke toekomstige stap zet zoals hij zich aandient.
OEFENING
’s Morgens en ’s avonds, minimaal vijf minuten en in het ideale geval dertig minuten of meer.
Zoals gebruikelijk in deze laatste lessen van Deel I, worden ook nu geen specifieke oefeninstructies gegeven. Ons wordt alleen verteld dat we, door het idee van vandaag te oefenen, een grote stap voorwaarts zetten in de richting van ons ontwaken. Het idee van vandaag moet niet worden opgevat als een verklaring dat we gedoemd zijn onszelf voortdurend te kruisigen, maar als een bevrijdingsverklaring die het licht van de opstanding (3:4) en het lied van de verlossing (9:1) bevat. Ons geloof in het tegenovergestelde – dat we anderen kunnen kruisigen en zelf vrij kunnen blijven – staat voor onze overtuiging dat God onze doodsvijand is (5:5) en het onrecht van de wereld gebruikt om ons te straffen. Het idee van vandaag is daar de remedie voor. Daarom moeten we onze uiterste best doen om de waarheid van dit idee tot ons door te laten dringen, door het toe te passen op concrete situaties in ons leven, of door, net als in les 42, gerelateerde gedachten te laten opkomen. Het idee bevat het geweldige nieuws dat we anderen nooit werkelijk kruisigen en dat God er niet op uit is om ons te straffen. In plaats daarvan hebben we een innerlijke moordenaar die ons verleidt anderen aan te vallen, zodat hij ons kan kruisigen. We moeten er vandaag naar streven ons dit te realiseren. We moeten bidden om hulp om een diepgaand innerlijk onderzoek aan te gaan, waarbij we naar de moordenaar in onszelf kijken en ons realiseren dat deze, en niet God, de bron is van al onze pijn. Alleen dan kunnen we God als onze Vriend zien en Hem vragen ons te bevrijden van de innerlijke moordenaar.
HERHALINGEN
Een of twee minuten op elk heel uur, of korter wanneer de omstandigheden dat niet toelaten.
Onderzoek je denkgeest op momenten in het afgelopen uur, waarop je het gevoel had dat je door de wereld werd gekruisigd, of waarop je zelf in de verleiding was een ander te kruisigen. Herhaal bij elk ervan het idee van vandaag.