Les 267

(24 september)

Mijn hart klopt mee in de vrede van God.

1. Om mij heen is al het leven dat God in Zijn Liefde schiep. Het roept mij toe in elke hartenklop en in elke ademtocht, in elke handeling en in elke gedachte. Vrede vervult mijn hart en overstroomt mijn lichaam met het doel van vergeving. Nu is mijn denkgeest genezen, en al wat ik nodig heb om de wereld te verlossen is mij gegeven. Elke hartslag brengt me vrede, elke ademtocht vervult me met kracht. Ik ben een boodschapper van God, geleid door Zijn Stem, door Hem in liefde gedragen, en voor eeuwig kalm en vredig in Zijn liefdevolle Armen gehouden. Elke hartslag roept Zijn Naam en krijgt telkens antwoord van Zijn Stem die me verzekert dat ik thuis ben in Hem.

 

2. Laat ik aan Uw Antwoord, niet aan het mijne gehoor geven. Vader, mijn hart klopt mee in de vrede die het Hart van Liefde heeft geschapen. Het is daar en daar alleen dat ik thuis kan zijn.


Toelichting:

Dit is een zeer krachtige les die prachtige dingen over ons zegt. Als we een les zoals deze lezen vindt er meestal meteen een mentale filtering plaats. Wanneer de les zegt: “Nu is mijn denkgeest genezen” (1:4) beginnen we dat onmiddellijk te bagatelliseren: “Nou... gedeeltelijk...”. “Op een dag zal mijn denkgeest wel genezen zijn...”. “Mijn denkgeest is nog bezig met het genezingsproces...”.

 

Wanneer de les zegt: “Vrede vervult mijn hart en overstroomt mijn lichaam met het doel van vergeving” (1:3), ontkennen we dit: “Nou... nee hoor, mijn hart is echt niet vervuld van vrede!”. Met andere woorden: we ontkrachten de betekenis van wat de Cursus zegt, omdat het ego constant bezig is de waarheid over onszelf te ontkennen.

 

Wat de Cursus over ons zegt past vaak niet in het beeld dat wij van onszelf hebben. Onze negatieve mening over onszelf, die we hardnekkig in stand houden, is een van onze grootste problemen. De werkboekmeditaties geven ons de gelegenheid dat lage zelfbeeld gedurende een bepaalde periode los te laten. De Cursus zegt voortdurend dat we ons bewustzijn van wie en wat we werkelijk zijn actief blokkeren. De meditaties zijn een onderdeel van de training om onze zelfgemaakte beelden los te laten en in plaats daarvan het beeld te aanvaarden dat God van ons heeft.

 

In ieder van ons schemert een vonkje van herkenning, dat weet dat dit over mij gaat en niet over de een of andere hoog verheven heilige. De Heilige Geest wil die “kleine glimp”, zoals de Cursus het noemt, aanwakkeren tot een vlam. We onderschatten en onderwaarderen onszelf maar “Ik ben een boodschapper van God” (1:6). Dat zijn we werkelijk. Ook al voelen we ons veel minder dan dat, we zijn die boodschapper. We bezitten alles wat we nodig hebben om de wereld te verlossen.

 

Als je vandaag deze les leest, probeer haar dan niet aan te passen aan je negatieve zelfbeeld. Als gezegd wordt: “Nu is mijn denkgeest genezen”, laat dat dan op dat moment waar zijn voor je. Maak je geen zorgen over hoe het gisteren met je gesteld was, of hoe het met je zal zijn als de meditatie voorbij is. Laat het voor dat moment gewoon zo zijn. Stem in met de manier waarop de visie van Christus jou ziet en reageer daarop door te zeggen: “ja, nu is mijn denkgeest genezen”.

 

Lees de tekst langzaam, zodat je elke zin in je op kunt nemen. Neem de tijd om je bewust te worden van de negatieve reacties die het ego op zal werpen, en negeer ze dan gewoon. Vecht niet tegen het ego en discussieer er niet mee. Besluit alleen maar om er een paar minuten niet naar te luisteren. Besluit om een paar minuten alleen maar te luisteren naar de Stem namens God.


Oefeninstructies:

DOEL

De Inleiding op Deel II van het Werkboek klinkt alsof we voor de rest van het jaar proberen het eind van onze spirituele reis te bereiken: “Dit jaar heeft ons tot de eeuwigheid gebracht” (10:8). Het Handboek voor leraren beschrijft in hoofdstuk 16 een bescheidener doel: het bereiken van een punt waarop we oefenen vanuit onze eigen motivatie en inspiratie en niet omdat een boek ons aanraadt dat te doen. Dat betekent dat onze beoefening verandert van een opdracht in een levenswijze. Ik denk dat het goed is deze beide doelen te combineren. We moeten streven naar de eeuwigheid, omdat we, door de lat hoog te leggen, verder komen dan wanneer we dat niet doen, zelfs als dat alleen maar betekent dat we het Werkboek niet meer nodig hebben.

Deel II, dat geen instructies voor de dagelijkse beoefening meer bevat, is een belangrijke stap in die richting. Wanneer je beoefening opbloeit in plaats van verdort, ben je dicht bij het doel van het Werkboek: het overbodig worden ervan.

 

Met andere woorden: we moeten ernaar streven los te komen van tijd en ruimte, zodat we dit doel kunnen bereiken.

 

LEZEN VAN DE LESSEN

De lessen van Deel II zijn anders dan die van Deel I. Na het idee van de dag volgen slechts twee alinea’s, beide in de eerste persoon (ik of wij), die het idee van de dag uitbreiden en toelichten. Hierdoor lijken de lessen van Deel II op de meeste herhalingen van Deel I, waar het idee van de dag wordt gevolgd door een “bijbehorende toelichting” (WdI.hI.In.2:3,3:3), die geschreven is in de eerste persoon en een uitbreiding is van het idee. In de Herhalingen zijn deze bijbehorende toelichtingen onderdeel van de oefening. We lezen ze enkele keren, denken erover na, herhalen ze bij onszelf en “proeven” elk woord. De bedoeling is ze ons eigen te maken, daarom zijn ze geformuleerd alsof het onze eigen woorden zijn. We verbinden ons er zodanig mee dat het meer oefenen dan lezen wordt.

Het is goed om de bijbehorende toelichtingen in Deel II op dezelfde manier te gebruiken. De Inleiding verwijst daar ook naar. Ze spreekt over lezen als een oefening (2:1), een inleiding tot “perioden van woordeloze, diepe ervaring die daarop zouden moeten volgen” (11:2). Als praktische oefening kunnen de twee alinea’s van elke les op de volgende manier worden gebruikt:

 

  • De toelichting op het idee:

Lees deze alinea langzaam een aantal keren en stel je voor dat dit werkelijk je eigen gedachten zijn. Benadruk eventueel de woorden “ik”, “mij” en “mijn”.

  • Het gebed:

 

OCHTEND- EN AVOND MEDITATIE

Deze langere oefenperioden zijn bedoeld als Open Mind meditatie, dus neem de tijd die je nodig hebt voor het gewenste resultaat. Begin met het herhalen van het idee van de dag, maar doe dit op een speciale manier: als een uitnodiging aan God om tot je te komen: “We zeggen de uitnodigende woorden die Zijn Stem ons ingeeft en dan wachten we op Zijn komst” (4:6). Nadat je deze woorden hebt herhaald, wacht je in verwachtingsvolle stilte. Wachten betekent gewoonlijk dat je lichamelijk stil zit of staat, in afwachting van de een of andere gebeurtenis. Hier gaat het echter ook om mentale stilte, in afwachting van een wonderbaarlijke gebeurtenis: het ervaren van God in je denkgeest. Wacht daar als het ware met ingehouden adem op. Wacht in het vertrouwen dat “de Godsherinnering schemert aan de wijde horizonten van onze denkgeest” (9:5). Je wacht dus bewegingloos, maar zeer alert. Je wachten moet vervuld zijn van de verwachting “dat onze Vader Zichzelf openbaart, zoals Hij heeft beloofd” (3:3). Met andere woorden: je wachten is gebaseerd op het vertrouwen dat God Zijn beloften na zal komen. Hij heeft je beloofd dat Hij komt als je daar om vraagt. Probeer zonder gebruik van woorden in deze meditatieve staat te blijven. Als je gedachten afdwalen herhaal dan het idee van de dag, om jezelf terug te brengen naar de staat van zwijgend wachten. “We zullen die gedachte gebruiken om onze denkgeest zo nodig te kalmeren” (3:1).

 

Wanneer je de Open Mind meditatie te moeilijk vindt of wanneer deze niet het gewenste resultaat oplevert, gebruik dan eventueel de Naam-van-God meditatie, zoals bijvoorbeeld Les 222 aangeeft: “Vader, we hebben geen andere woorden op onze lippen en in onze denkgeest dan Uw Naam, nu wij in stilte in Uw Tegenwoordigheid komen en vragen om even in vrede te mogen rusten bij U” (WdII.222.2:1). (Zie ook de oefeninstructies bij les 183184 en Naam van God meditatie.

 

UURLIJKSE HERINNERING

Een of twee minuten op het hele uur (of korter wanneer dat vanwege de omstandigheden niet mogelijk is). Doe een korte versie van de ochtendmeditatie: herhaal het idee als een uitnodiging aan God en wacht in woordeloze stilte op Zijn komst.

 

REGELMATIGE HERHALINGEN

Herhaal het idee van de dag zo vaak mogelijk: “Herhaal het, en laat je denkgeest een kort moment in stilte en vrede verpozen” (WdI.hIII.In.10:5).

 

ANTWOORD OP VERLEIDINGEN

Zodra je in de verleiding komt om je doel te vergeten:

Herhaal het idee om God aan te roepen teneinde deze verleiding te laten verdwijnen (2:9, 10:2).

Als je ergens door van streek raakt, stel dan vast welke behoefte achter dat gevoel zit en zeg: “Ik denk dat ik ..... nodig heb, maar ik heb niets nodig dan de waarheid.

 

LEZEN VAN DE “WAT IS HET LICHAAM”-TEKST

Lees vóór de ochtend- of avondoefening de “Wat is het lichaam”- tekst die aan de orde is. Lees dit niet oppervlakkig, “ze dienen langzaam gelezen en even overdacht te worden” (11:4).

 

•••

 

SAMENVATTING

  • Lees de toelichting langzaam en alsof het je eigen woorden zijn.
  • Bid het gebed, eventueel meerdere keren.
  • ’s Morgens en ’s avonds: Herhaal het idee en mediteer daarna enige tijd.
  • Elk heel uur: Herhaal het idee en breng enkele momenten door in stilte.
  • Regelmatige herhalingen: Herhaal het idee gedurende de dag zo vaak mogelijk.
  • Antwoord op verleidingen: Herhaal het idee om je vrede te herstellen zodra deze verstoord raakt en/of je het doel uit het oog verliest.
  • Lees één keer per dag langzaam en aandachtig de “Wat is het lichaam”- tekst.

Wat is het lichaam 7 :

Deel 7: WdII.5.4:1-2

 

1. Het lichaam is een hek dat de Zoon van God zich verbeeldt te hebben neergezet om delen van zijn Zelf af te scheiden van andere delen. Binnen dit hekwerk denkt hij te leven, om te sterven als dat afbrokkelt en uiteenvalt. Want binnen dit hek denkt hij dat hij voor de liefde veilig is. Omdat hij zich vereenzelvigt met zijn veiligheid, beschouwt hij zichzelf als datgene wat zijn veiligheid uitmaakt. Hoe zou hij er anders zeker van kunnen zijn dat hij binnen het lichaam blijft en de liefde buiten houdt?

 

2. Het lichaam is niet blijvend. Maar dit ziet hij als dubbele veiligheid. De voorbijgaande aard van Gods Zoon is immers het ‘bewijs’ dat zijn omheiningen werken en de taak uitvoeren die zijn denkgeest ze toebedeelt. Want als zijn éénzijn nog steeds onaangetast was, wie zou dan kunnen aanvallen en wie zou aangevallen kunnen worden? Wie zou overwinnaar kunnen zijn? En wie diens prooi? Wie zou slachtoffer kunnen zijn? En wie de moordenaar? En als hij niet doodging, welk ‘bewijs’ is er dan dat Gods eeuwige Zoon kan worden vernietigd?

 

3. Het lichaam is een droom. Zoals andere dromen schijnt het soms een beeld van geluk te schilderen, maar kan het heel plotseling omslaan in angst, waaruit iedere droom ontstaat. Want alleen liefde schept in waarheid, en de waarheid kan nooit bang zijn. Gemaakt om beangstigend te zijn, moet het lichaam wel het doel dienen dat eraan gegeven is. Maar wij kunnen het doel veranderen waaraan het lichaam zal gehoorzamen, door anders te gaan denken over waartoe het dient.

 

"Het lichaam is het middel waardoor Gods Zoon zijn innerlijke gezondheid hervindt. Hoewel het gemaakt werd om hem zonder ontsnappingsmogelijkheid in te sluiten in de hel, is nu het hemelse doel in de plaats gekomen van het najagen van de hel."

 

De Zoon van God reikt zijn broeder de hand om hem te helpen samen met hem de weg te gaan. Nu is het lichaam heilig. Nu dient het om de denkgeest te genezen, terwijl het gemaakt was om die te doden.

 

5. Je zult je vereenzelvigen met dat waarvan jij denkt dat het jou veiligheid biedt. Wat het ook mag zijn, je zult geloven dat het één is met jou. Jouw veiligheid ligt in de waarheid en niet in leugens. Liefde is jouw veiligheid. Angst bestaat niet. Vereenzelvig je met liefde en je bent veilig. Vereenzelvig je met liefde en je bent thuis. Vereenzelvig je met liefde en vind jouw Zelf.

 

 

Wat een verandering vindt er plaats in alinea 4! Ons is verteld dat het lichaam een hek is, dat delen van ons Zelf scheidt van andere delen (1:1); dat het lichaam niet blijvend is (2:1,3); dat zijn dood bewijst dat Gods eeuwige Zoon kan worden vernietigd (2:9) en dat het een droom is, gemaakt uit angst om beangstigend te zijn (3:1,4). En nu, met de verandering van zijn doel, verandert plotseling alles: “Het lichaam is het middel waardoor Gods Zoon zijn innerlijke gezondheid hervindt” (4:1).

 

Het is de moeite waard om even te stoppen met lezen en dat bij jezelf te herhalen: “Het lichaam is het middel waardoor Gods Zoon zijn innerlijke gezondheid hervindt”. Naast alle negatieve dingen die de Cursus over het lichaam lijkt te zeggen, is dit een verrassende verklaring. De meesten van ons, waaronder ikzelf, kunnen een positieve injectie zoals deze goed gebruiken. Ik vind het behulpzaam om het persoonlijk te maken:“Mijn lichaam is het middel waardoor Gods Zoon zijn innerlijke gezondheid hervindt”.

 

In plaats van de negatieve, bijna haatdragende houding van sommige religies ten opzichte van het lichaam, waardoor mensen bijna niet kunnen wachten om eruit te ontsnappen en het achter te laten, geeft de Cursus ons door deze verklaring een bevestigende houding tegenover het lichaam: Mijn lichaam is mijn weg naar huis!

 

Hoe kan het lichaam onze weg terug naar innerlijke gezondheid zijn?

 

Dat wordt het als we zijn doel veranderen. We vervangen het “najagen van de hel” door “het hemelse doel” (4:2). We beginnen het lichaam te gebruiken om de liefde, die het eerst buitensloot, uit te drukken en uit te breiden. Dit houdt fysieke activiteit in de wereld in, omdat alles waarbij het lichaam betrokken is per definitie fysiek is. Denk maar aan wat Jezus zei In Herhaling V:

 

Want dit alleen heb ik nodig: dat jij de woorden zult horen die ik spreek en ze aan de wereld geeft. Jij bent mijn stem, mijn ogen, mijn voeten, mijn handen, waarmee ik de wereld verlos (WdI.hV.In.9:2-3).

 

Op die manier wordt het lichaam “het middel waardoor Gods Zoon zijn innerlijke gezondheid hervindt”. Als we ons lichaam in dienst stellen van Gods doel in deze wereld en onze stem, onze ogen, onze voeten en onze handen gebruiken om Jezus’ woorden aan de wereld te geven – verbaal, of bijvoorbeeld door fysieke of psychische ondersteuning, hulp en genezing – wordt onze denkgeest genezen, samen met de denkgeest van iedereen om ons heen. In deze fysieke droom heeft God fysieke boodschappers nodig. En jij en ik zijn die boodschappers.