Les 340

(6 december)

Vandaag kan ik vrij van lijden zijn.

1. Vader, ik dank U voor vandaag en voor de vrijheid die deze dag zeker brengen zal. Deze dag is heilig, want vandaag zal Uw Zoon worden verlost. Zijn lijden is voorbij. Want hij zal Uw Stem horen die hem wijst hoe hij door vergeving de visie van Christus vinden kan, en voorgoed van alle lijden vrij kan zijn. Dank U voor vandaag, mijn Vader. Ik werd in deze wereld geboren enkel om deze dag te bereiken, en wat die aan vreugde en vrijheid bevat voor Uw heilige Zoon en voor de wereld die hij gemaakt heeft, die vandaag samen met hem wordt verlost.

 

2. Wees blij vandaag! Wees blij! Er is vandaag geen ruimte voor iets anders dan blijdschap en dank. Onze Vader heeft deze dag Zijn Zoon verlost. Er zal niemand van ons zijn die vandaag niet zal worden verlost. Niemand die in angst zal blijven, en niemand die de Vader niet om Zich heen zal scharen, ontwaakt in de Hemel, in het Hart van de Liefde.


Toelichting:

Met ingang van les 221 zijn de werkboeklessen bedoeld als een korte introductie op de heilige ogenblikken van een directe ervaring van de waarheid.

De Inleiding op het tweede deel van het Werkboek zegt:

 

Nu proberen we de oefening eenvoudig een begin te laten zijn. Want in stille afwachting wachten we op onze God en Vader (WdII.In.2:1-2).

 

We zeggen enkele eenvoudige woorden van welkom en verwachten dat onze Vader Zichzelf openbaart, zoals Hij heeft beloofd (WdII.In.3:3).

 

We zeggen de uitnodigende woorden die Zijn Stem ons ingeeft en dan wachten we op Zijn komst (WdII.In.4:6).

 

De “uitnodigende woorden” verwijzen naar het gebed in elke les. De bedoeling is dat we de les lezen en er een minuut of twee over nadenken. Vervolgens herhalen we het gebed, waarin we God uitnodigen om zich bij ons te voegen. En dan wachten we in stilte, totdat we Gods aanwezigheid ervaren. Dat is het doel van deze oefeningen.

Hoe meer ik met deze lessen heb gewerkt, hoe meer baat ik erbij heb gevonden door me op de gebeden te concentreren en ze persoonlijk te maken.

 

Vandaag kan ik vrij van lijden zijn”. Dat wil ik in gedachten houden. Vrij zijn van lijden is een keuze en vandaag kan ik daarvoor kiezen. Als ik luister naar Gods Stem, die me door vergeving naar de visie van Christus leidt, zal ik voorgoed vrij zijn van alle lijden (1:4). Daar wil ik aan denken, terwijl ik het gebed van vandaag bid en dan in stilte wacht, luisterend en met een open denkgeest.

 

Ik leef nog niet zo vaak vanuit de visie van Christus. Ik heb de indruk dat ik nog een hele weg te gaan heb. Ik wacht dus, maak mijn denkgeest leeg en beschikbaar voor Hem, en vraag Hem de leegte te vullen met Zijn visie en deze in mijn denkgeest uit te breiden.

 

Ik werd in deze wereld geboren enkel om deze dag te bereiken, en wat die aan vreugde en vrijheid bevat voor Uw heilige Zoon en voor de wereld die hij gemaakt heeft (1:6).

 

Het bereiken van de visie van Christus is de enige reden waarom ik hier ben, waarom ik in deze wereld geboren werd. Misschien gebeurt het vandaag! Ik open mij ervoor, ik bevrijd mijn denkgeest van alle mindere gedachten en bied hem U aan. In het heilig ogenblik kan ik die bevrijding ervaren. Misschien duurt het slechts enkele minuten, of zelfs maar enkele seconden. Of misschien zet het zich vast in mijn denkgeest en blijft het de hele dag bij me. De verlossing is reeds volbracht en ik kan mij op elk moment op dat bewustzijn afstemmen. Zelfs als ik het vergeet of het bewustzijn ervan kwijtraak, blijft de herinnering toch in me, steunt me, en laat me deze dag anders beleven dan wanneer ik deze momenten niet met U had doorgebracht. Ik geef me dus over aan deze momenten, aan deze herinnering.

 

We zullen het ons allemaal herinneren. God schaart ons allemaal om Zich heen en samen ontwaken we “in de Hemel, in het Hart van de Liefde” (2:6). Schep moed, mijn ziel! De afloop is even onvermijdelijk als God. De weg lijkt soms lang, maar het einde staat vast; ik hoef me geen zorgen te maken. Ik ben er tevreden mee om op dit moment gewoon bij U te zijn. Ik heb verder niets nodig. “Er is vandaag geen ruimte voor iets anders dan blijdschap en dank” (2:3) en ik zal alleen dit verwelkomen in mijn heilige denkgeest.


Oefeninstructies:

DOEL

De Inleiding op Deel II van het Werkboek klinkt alsof we voor de rest van het jaar proberen het eind van onze spirituele reis te bereiken: “Dit jaar heeft ons tot de eeuwigheid gebracht” (10:8). Het Handboek voor leraren beschrijft in hoofdstuk 16 een bescheidener doel: het bereiken van een punt waarop we oefenen vanuit onze eigen motivatie en inspiratie en niet omdat een boek ons aanraadt dat te doen. Dat betekent dat onze beoefening verandert van een opdracht in een levenswijze. Ik denk dat het goed is deze beide doelen te combineren. We moeten streven naar de eeuwigheid, omdat we, door de lat hoog te leggen, verder komen dan wanneer we dat niet doen, zelfs als dat alleen maar betekent dat we het Werkboek niet meer nodig hebben.

Deel II, dat geen instructies voor de dagelijkse beoefening meer bevat, is een belangrijke stap in die richting. Wanneer je beoefening opbloeit in plaats van verdort, ben je dicht bij het doel van het Werkboek: het overbodig worden ervan.

 

Met andere woorden: we moeten ernaar streven los te komen van tijd en ruimte, zodat we dit doel kunnen bereiken.

 

LEZEN VAN DE LESSEN

De lessen van Deel II zijn anders dan die van Deel I. Na het idee van de dag volgen slechts twee alinea’s, beide in de eerste persoon (ik of wij), die het idee van de dag uitbreiden en toelichten. Hierdoor lijken de lessen van Deel II op de meeste herhalingen van Deel I, waar het idee van de dag wordt gevolgd door een “bijbehorende toelichting” (WdI.hI.In.2:3,3:3), die geschreven is in de eerste persoon en een uitbreiding is van het idee. In de Herhalingen zijn deze bijbehorende toelichtingen onderdeel van de oefening. We lezen ze enkele keren, denken erover na, herhalen ze bij onszelf en “proeven” elk woord. De bedoeling is ze ons eigen te maken, daarom zijn ze geformuleerd alsof het onze eigen woorden zijn. We verbinden ons er zodanig mee dat het meer oefenen dan lezen wordt.

Het is goed om de bijbehorende toelichtingen in Deel II op dezelfde manier te gebruiken. De Inleiding verwijst daar ook naar. Ze spreekt over lezen als een oefening (2:1), een inleiding tot “perioden van woordeloze, diepe ervaring die daarop zouden moeten volgen” (11:2). Als praktische oefening kunnen de twee alinea’s van elke les op de volgende manier worden gebruikt:

 

  • De toelichting op het idee:

Lees deze alinea langzaam een aantal keren en stel je voor dat dit werkelijk je eigen gedachten zijn. Benadruk eventueel de woorden “ik”, “mij” en “mijn”.

  • Het gebed:

 

OCHTEND- EN AVOND MEDITATIE

Deze langere oefenperioden zijn bedoeld als Open Mind meditatie, dus neem de tijd die je nodig hebt voor het gewenste resultaat. Begin met het herhalen van het idee van de dag, maar doe dit op een speciale manier: als een uitnodiging aan God om tot je te komen: “We zeggen de uitnodigende woorden die Zijn Stem ons ingeeft en dan wachten we op Zijn komst” (4:6). Nadat je deze woorden hebt herhaald, wacht je in verwachtingsvolle stilte. Wachten betekent gewoonlijk dat je lichamelijk stil zit of staat, in afwachting van de een of andere gebeurtenis. Hier gaat het echter ook om mentale stilte, in afwachting van een wonderbaarlijke gebeurtenis: het ervaren van God in je denkgeest. Wacht daar als het ware met ingehouden adem op. Wacht in het vertrouwen dat “de Godsherinnering schemert aan de wijde horizonten van onze denkgeest” (9:5). Je wacht dus bewegingloos, maar zeer alert. Je wachten moet vervuld zijn van de verwachting “dat onze Vader Zichzelf openbaart, zoals Hij heeft beloofd” (3:3). Met andere woorden: je wachten is gebaseerd op het vertrouwen dat God Zijn beloften na zal komen. Hij heeft je beloofd dat Hij komt als je daar om vraagt. Probeer zonder gebruik van woorden in deze meditatieve staat te blijven. Als je gedachten afdwalen herhaal dan het idee van de dag, om jezelf terug te brengen naar de staat van zwijgend wachten. “We zullen die gedachte gebruiken om onze denkgeest zo nodig te kalmeren” (3:1).

 

Wanneer je de Open Mind meditatie te moeilijk vindt of wanneer deze niet het gewenste resultaat oplevert, gebruik dan eventueel de Naam-van-God meditatie, zoals bijvoorbeeld Les 222 aangeeft: “Vader, we hebben geen andere woorden op onze lippen en in onze denkgeest dan Uw Naam, nu wij in stilte in Uw Tegenwoordigheid komen en vragen om even in vrede te mogen rusten bij U” (WdII.222.2:1). (Zie ook de oefeninstructies bij les 183184 en Naam van God meditatie.

 

UURLIJKSE HERINNERING

Een of twee minuten op het hele uur (of korter wanneer dat vanwege de omstandigheden niet mogelijk is). Doe een korte versie van de ochtendmeditatie: herhaal het idee als een uitnodiging aan God en wacht in woordeloze stilte op Zijn komst.

 

REGELMATIGE HERHALINGEN

Herhaal het idee van de dag zo vaak mogelijk: “Herhaal het, en laat je denkgeest een kort moment in stilte en vrede verpozen” (WdI.hIII.In.10:5).

 

ANTWOORD OP VERLEIDINGEN

Zodra je in de verleiding komt om je doel te vergeten:

Herhaal het idee om God aan te roepen teneinde deze verleiding te laten verdwijnen (2:9, 10:2).

Als je ergens door van streek raakt, stel dan vast welke behoefte achter dat gevoel zit en zeg: “Ik denk dat ik ..... nodig heb, maar ik heb niets nodig dan de waarheid.

 

LEZEN VAN DE “WAT IS HET EGO”-TEKST

Lees vóór de ochtend- of avondoefening de “Wat is het ego”- tekst die aan de orde is. Lees dit niet oppervlakkig, “ze dienen langzaam gelezen en even overdacht te worden” (11:4).

 

•••

 

SAMENVATTING

  • Lees de toelichting langzaam en alsof het je eigen woorden zijn.
  • Bid het gebed, eventueel meerdere keren.
  • ’s Morgens en ’s avonds: Herhaal het idee en mediteer daarna enige tijd.
  • Elk heel uur: Herhaal het idee en breng enkele momenten door in stilte.
  • Regelmatige herhalingen: Herhaal het idee gedurende de dag zo vaak mogelijk.
  • Antwoord op verleidingen: Herhaal het idee om je vrede te herstellen zodra deze verstoord raakt en/of je het doel uit het oog verliest.
  • Lees één keer per dag langzaam en aandachtig de “Wat is het ego”- tekst.

Wat is het ego  10:

Deel 10: WdII.12.5:2

 

1. Het ego is afgoderij, het teken van een beperkt en afgescheiden zelf, geboren in een lichaam, en gedoemd te lijden en zijn leven te eindigen in de dood. Het is de ‘wil’ die de Wil van God als vijand ziet en een vorm aanneemt waarin die wordt ontkend. Het ego is het ‘bewijs’ dat kracht zwak is en liefde angstwekkend, dat leven in werkelijkheid de dood is en dat alleen waar is wat tegengesteld is aan God.

 

2. Het ego is waanzinnig. Vol angst staat het buiten het Alomtegen-woordige, los van het Al, en afgescheiden van het Oneindige. In zijn waanzin denkt het dat het God Zelf overwonnen heeft. En in zijn vreselijke autonomie ‘ziet’ het dat de Wil van God vernietigd is. Het droomt van straf en beeft voor de figuren in zijn dromen, zijn vijanden die eropuit zijn het te vermoorden voordat het zijn veiligheid zeker kan stellen door hen aan te vallen.

 

3. De Zoon van God is egoloos. Kan hij weet hebben van waanzin en de dood van God, wanneer hij in Hem verblijft? Kan hij weet hebben van lijden en verdriet, wanneer hij in eeuwige vreugde leeft? Kan hij weet hebben van angst en straf, zonde en schuld, haat en aanval, wanneer al wat hem omringt eeuwigdurende vrede is, voor altijd vrij van conflict en onverstoord, in de diepste stilte en rust?

 

4. De werkelijkheid kennen betekent het ego en zijn gedachten niet zien, en evenmin zijn werken, zijn daden, zijn wetten en zijn overtuigingen, zijn dromen, zijn hoop, zijn plannen voor zijn verlossing, en de prijs die het geloof daarin met zich meebrengt. In lijden uitgedrukt is de prijs voor het vertrouwen erin zo immens dat de kruisiging van Gods Zoon dagelijks in zijn verduisterd heiligdom wordt opgedragen, en er bloed moet vloeien voor het altaar waar zijn ziekelijke volgelingen zich klaarmaken om te sterven.

 

5. Maar één lelie van vergeving zal de duisternis veranderen in licht, en het altaar gewijd aan illusies veranderen in het heiligdom van het Leven zelf.

 

"En vrede zal voor altijd terugkeren in de heilige denkgeesten die God geschapen heeft als Zijn Zoon, Zijn woonplaats, Zijn vreugde en Zijn liefde, volkomen de Zijne, en volkomen één met Hem."



 

Hoe kunnen we dit bereiken door alleen maar te vergeven? De schuld en angst, die veroorzaakt worden door ons geloof in de werkelijkheid van het ego, zijn de oorzaak van al ons lijden. Het is onze dwaze wens om een afgescheiden zelf te zijn die ons God en het hele universum laat zien als onze vijanden en ons nachtmerries over straf bezorgt. Vergeving laat ons zien dat wat we denken gedaan te hebben niet heeft plaatsgevonden. Er is geen reden voor schuld. Vergeving bevrijdt ons van de dreiging van straf en brengt ons tot het besef dat onze eenheid met God onverstoord is. We zijn nog steeds “Zijn woonplaats, Zijn vreugde en Zijn liefde, volkomen de Zijne, en volkomen één met Hem”. En in die wetenschap zal vrede voor altijd terugkeren.

 

Wanneer vergeving een feit is beseffen we dat we vrij van lijden kunnen zijn (WdII.340.t). De egogedachte in onze denkgeest legt onrust over de eeuwige kalmte van de denkgeest zoals God hem geschapen heeft. Het loslaten van die gedachte, hoe kort ook, geeft onmiddellijk vrede. De oorspronkelijke vergissing was de gedachte van afscheiding, van een onafhankelijke identiteit:

 

Die ene dwaling, die waarheid naar illusie, oneindigheid naar tijd, en leven naar de dood heeft gebracht, was het enige wat jij ooit hebt gemaakt. Heel je wereld rust hierop. Alles wat je ziet is er een weerspiegeling van ..... Je beseft de omvang van die ene dwaling niet. Die was zo enorm en zo volslagen ongelofelijk, dat daaruit wel een wereld van totale onwerkelijkheid moest oprijzen (T18.I.4:4-6,5:2-3).

 

Vergeving toont ons dat wat we menen gedaan te hebben geen werkelijke gevolgen heeft. Ze verwijdert de barrières voor ons bewustzijn van God. Die vreselijke vergissing, waar heel onze wereld op rust, heeft niets veranderd. Onze eenheid met God blijft onaangetast. We rusten, nu en voor altijd, in Zijn vrede.