Les 318
(14 november)
In mij zijn middel en doel van de verlossing één.
1. In mij, Gods heilige Zoon, zijn alle onderdelen van het hemelse plan om de wereld te verlossen in harmonie gebracht. Wat zou er in conflict kunnen zijn, wanneer alle onderdelen slechts één bedoeling hebben en één doel? Hoe zou er één enkel onderdeel kunnen zijn dat op zichzelf staat, of één dat van meer of van minder belang is dan de rest? Ik ben het middel waardoor Gods Zoon wordt verlost, want het doel van de verlossing is de zondeloosheid te vinden die God in mij heeft geplaatst. Ik werd geschapen als hetgeen ik zoek. Ik ben het doel waarnaar de wereld streeft. Ik ben Gods Zoon, Zijn ene, eeuwige Liefde. Ik ben zowel middel als doel van de verlossing.
2. Mijn Vader, laat mij vandaag de rol op me nemen die U mij aanbiedt door Uw verzoek dat ik de Verzoening voor mijzelf aanvaard. Want zo wordt datgene wat daardoor in mij in harmonie wordt gebracht, even zeker met U in harmonie gebracht.
Toelichting:
Met andere woorden: Het doel van verlossing is wat ik al ben (Gods Zoon) en het middel om dat doel te bereiken (vergeving) ben ik eveneens. Verlossing is de herkenning van eenheid:
Hoe zou er één enkel onderdeel kunnen zijn dat op zichzelf staat, of één dat van meer of van minder belang is dan de rest? (1:3).
Het middel tot verlossing is niet te vinden in een ander deel van de schepping waar ik afhankelijk van ben. Het gaat om heelheid. Daarom zijn het middel om “daar” te komen en het “daar” dat we willen bereiken een en hetzelfde en bevinden zich beide in mij.
Ik ben het middel waardoor Gods Zoon wordt verlost, want het doel van de verlossing is de zondeloosheid te vinden die God in mij heeft geplaatst (1:4).
De zondeloosheid is in mij, waar God haar heeft geplaatst. Aangezien het doel van de verlossing het vinden van die zondeloosheid is, moet ik het middel zijn waardoor verlossing plaatsvindt. Ik draag het Antwoord in mezelf.
Ik werd geschapen als hetgeen ik zoek. Ik ben het doel waarnaar de wereld streeft. Ik ben Gods Zoon, Zijn ene, eeuwige Liefde. Ik ben zowel middel als doel van de verlossing (1:5-8).
Ik houd van deze zinnen. Als ik mijn ongeloof even opzij kan zetten, net lang genoeg om de belangrijkheid van deze woorden te voelen, komt binnen wat ze zeggen: Ik ben wat ik zoek, omdat ik dat al ben sedert mijn schepping. Ik zoek alleen mijn Zelf en waar kan mijn Zelf anders zijn dan in mezelf? Dit is een zoektocht die gegarandeerd succes heeft, omdat ik al ben waar ik naar zoek. De enige reden waarom het een zoektocht lijkt te zijn is dat ik vergeten ben wat ik ben. In werkelijkheid hoef ik nergens heen.
Probeer eens enkele keren te herhalen: “Ik ben het doel waar de wereld naar zoekt”. Probeer het gewoon en kijk hoe het voelt. Wees je bewust van de gedachten die bij je opkomen om te ontkennen wat je zegt en kijk daar goed naar. Merk op welk geloof over jezelf jou tegenhoudt om deze woorden uit te spreken en herhaal ze met heel je hart en zonder enig voorbehoud.
Wij denken dat we een zondige ziekte hebben die genezen moet worden, een ziekte van afscheiding en schuld. Maar het zoeken naar genezing is deel van de ziekte! In feite is er geen ziekte, en alleen het zoeken naar genezing doet het lijken alsof het wel zo is. Als we voor een moment de vooronderstelling dat we afgescheiden zijn opzij kunnen zetten, zullen we ons realiseren dat we niet afgescheiden zijn. De waarheid zal uit zichzelf dagen.
Ontspan je, je bent oké. Het enige wat je nodig hebt is het aanvaarden van de Verzoening, het aanvaarden van je eenheid met God, het besef dat verlichting alleen een erkenning is en geen verandering. Je hoeft niet te veranderen, je hoeft alleen maar te aanvaarden wat je altijd bent geweest.
Mijn Vader, laat mij vandaag de rol op me nemen die U mij aanbiedt door Uw verzoek dat ik de Verzoening voor mijzelf aanvaard. Want zo wordt datgene wat daardoor in mij in harmonie wordt gebracht, even zeker met U in harmonie gebracht (2:1-2).
Oefeninstructies:
DOEL
De Inleiding op Deel II van het Werkboek klinkt alsof we voor de rest van het jaar proberen het eind van onze spirituele reis te bereiken: “Dit jaar heeft ons tot de eeuwigheid gebracht” (10:8). Het Handboek voor leraren beschrijft in hoofdstuk 16 een bescheidener doel: het bereiken van een punt waarop we oefenen vanuit onze eigen motivatie en inspiratie en niet omdat een boek ons aanraadt dat te doen. Dat betekent dat onze beoefening verandert van een opdracht in een levenswijze. Ik denk dat het goed is deze beide doelen te combineren. We moeten streven naar de eeuwigheid, omdat we, door de lat hoog te leggen, verder komen dan wanneer we dat niet doen, zelfs als dat alleen maar betekent dat we het Werkboek niet meer nodig hebben.
Deel II, dat geen instructies voor de dagelijkse beoefening meer bevat, is een belangrijke stap in die richting. Wanneer je beoefening opbloeit in plaats van verdort, ben je dicht bij het doel van het Werkboek: het overbodig worden ervan.
Met andere woorden: we moeten ernaar streven los te komen van tijd en ruimte, zodat we dit doel kunnen bereiken.
LEZEN VAN DE LESSEN
De lessen van Deel II zijn anders dan die van Deel I. Na het idee van de dag volgen slechts twee alinea’s, beide in de eerste persoon (ik of wij), die het idee van de dag uitbreiden en toelichten. Hierdoor lijken de lessen van Deel II op de meeste herhalingen van Deel I, waar het idee van de dag wordt gevolgd door een “bijbehorende toelichting” (WdI.hI.In.2:3,3:3), die geschreven is in de eerste persoon en een uitbreiding is van het idee. In de Herhalingen zijn deze bijbehorende toelichtingen onderdeel van de oefening. We lezen ze enkele keren, denken erover na, herhalen ze bij onszelf en “proeven” elk woord. De bedoeling is ze ons eigen te maken, daarom zijn ze geformuleerd alsof het onze eigen woorden zijn. We verbinden ons er zodanig mee dat het meer oefenen dan lezen wordt.
Het is goed om de bijbehorende toelichtingen in Deel II op dezelfde manier te gebruiken. De Inleiding verwijst daar ook naar. Ze spreekt over lezen als een oefening (2:1), een inleiding tot “perioden van woordeloze, diepe ervaring die daarop zouden moeten volgen” (11:2). Als praktische oefening kunnen de twee alinea’s van elke les op de volgende manier worden gebruikt:
- De toelichting op het idee:
Lees deze alinea langzaam een aantal keren en stel je voor dat dit werkelijk je eigen gedachten zijn. Benadruk eventueel de woorden “ik”, “mij” en “mijn”.
- Het gebed:
OCHTEND- EN AVOND MEDITATIE
Deze langere oefenperioden zijn bedoeld als Open Mind meditatie, dus neem de tijd die je nodig hebt voor het gewenste resultaat. Begin met het herhalen van het idee van de dag, maar doe dit op een speciale manier: als een uitnodiging aan God om tot je te komen: “We zeggen de uitnodigende woorden die Zijn Stem ons ingeeft en dan wachten we op Zijn komst” (4:6). Nadat je deze woorden hebt herhaald, wacht je in verwachtingsvolle stilte. Wachten betekent gewoonlijk dat je lichamelijk stil zit of staat, in afwachting van de een of andere gebeurtenis. Hier gaat het echter ook om mentale stilte, in afwachting van een wonderbaarlijke gebeurtenis: het ervaren van God in je denkgeest. Wacht daar als het ware met ingehouden adem op. Wacht in het vertrouwen dat “de Godsherinnering schemert aan de wijde horizonten van onze denkgeest” (9:5). Je wacht dus bewegingloos, maar zeer alert. Je wachten moet vervuld zijn van de verwachting “dat onze Vader Zichzelf openbaart, zoals Hij heeft beloofd” (3:3). Met andere woorden: je wachten is gebaseerd op het vertrouwen dat God Zijn beloften na zal komen. Hij heeft je beloofd dat Hij komt als je daar om vraagt. Probeer zonder gebruik van woorden in deze meditatieve staat te blijven. Als je gedachten afdwalen herhaal dan het idee van de dag, om jezelf terug te brengen naar de staat van zwijgend wachten. “We zullen die gedachte gebruiken om onze denkgeest zo nodig te kalmeren” (3:1).
Wanneer je de Open Mind meditatie te moeilijk vindt of wanneer deze niet het gewenste resultaat oplevert, gebruik dan eventueel de Naam-van-God meditatie, zoals bijvoorbeeld Les 222 aangeeft: “Vader, we hebben geen andere woorden op onze lippen en in onze denkgeest dan Uw Naam, nu wij in stilte in Uw Tegenwoordigheid komen en vragen om even in vrede te mogen rusten bij U” (WdII.222.2:1). (Zie ook de oefeninstructies bij les 183, 184 en Naam van God meditatie.
UURLIJKSE HERINNERING
Een of twee minuten op het hele uur (of korter wanneer dat vanwege de omstandigheden niet mogelijk is). Doe een korte versie van de ochtendmeditatie: herhaal het idee als een uitnodiging aan God en wacht in woordeloze stilte op Zijn komst.
REGELMATIGE HERHALINGEN
Herhaal het idee van de dag zo vaak mogelijk: “Herhaal het, en laat je denkgeest een kort moment in stilte en vrede verpozen” (WdI.hIII.In.10:5).
ANTWOORD OP VERLEIDINGEN
Zodra je in de verleiding komt om je doel te vergeten:
Herhaal het idee om God aan te roepen teneinde deze verleiding te laten verdwijnen (2:9, 10:2).
Als je ergens door van streek raakt, stel dan vast welke behoefte achter dat gevoel zit en zeg: “Ik denk dat ik ..... nodig heb, maar ik heb niets nodig dan de waarheid.”
LEZEN VAN DE “WAT IS HET LAATSTE OORDEEL”-TEKST
Lees vóór de ochtend- of avondoefening de “Wat is het Laatste Oordeel”- tekst die aan de orde is. Lees dit niet oppervlakkig, “ze dienen langzaam gelezen en even overdacht te worden” (11:4).
OEFENSUGGESTIE
Bij het herhalen van het idee van vandaag vind ik het behulpzaam om het als volgt te formuleren: “Ik ben het middel tot verlossing en tevens het doel ervan”.
•••
SAMENVATTING
- Lees de toelichting langzaam en alsof het je eigen woorden zijn.
- Bid het gebed, eventueel meerdere keren.
- ’s Morgens en ’s avonds: Herhaal het idee en mediteer daarna enige tijd.
- Elk heel uur: Herhaal het idee en breng enkele momenten door in stilte.
- Regelmatige herhalingen: Herhaal het idee gedurende de dag zo vaak mogelijk.
- Antwoord op verleidingen: Herhaal het idee om je vrede te herstellen zodra deze verstoord raakt en/of je het doel uit het oog verliest.
- Lees één keer per dag langzaam en aandachtig de “Wat is het Laatste Oordeel”- tekst.
Wat is het Laatste Oordeel 8:
Deel 8: WdII.10.4:2-6
1. De Wederkomst van Christus geeft Gods Zoon dit geschenk: de Stem namens God te horen verkondigen dat het onware onwaar is, en het ware nooit is veranderd. En dit is het oordeel waarmee waarneming eindigt. Eerst zie je een wereld die dit als waar heeft aanvaard, geprojecteerd vanuit een nu gecorrigeerde denkgeest. En met dit heilige zicht geeft waarneming een stille zegen en verdwijnt daarna; haar doel is bereikt en haar missie volbracht.
2. Het eindoordeel over de wereld bevat geen veroordeling. Want het ziet de wereld als totaal vergeven, zonder zonde en volslagen nutteloos. Zonder oorzaak en nu zonder functie in de visie van Christus verglijdt ze eenvoudig in het niets. Daar werd ze geboren en daar eindigt ze ook. En alle figuren in de droom waarmee de wereld begon, verdwijnen met haar. Lichamen zijn nu onbruikbaar en zullen dan ook oplossen in het niets, want de Zoon van God is onbegrensd.
3. Jij die geloofde dat het Laatste Oordeel van God de wereld samen met jou zou veroordelen tot de hel, aanvaard deze heilige waarheid: Gods Oordeel is het geschenk van de Correctie die Hij aan al jouw dwalingen heeft verleend, en die jou daarvan en van alle gevolgen die ze ooit maar scheen te hebben, bevrijdt. Bang zijn voor Gods verlossende genade is niets anders dan bang zijn voor totale bevrijding van alle lijden, voor de terugkeer tot vrede, zekerheid en geluk, en voor eenwording met jouw eigen Identiteit.
4. Gods Eindoordeel is even genadig als iedere stap in het door Hemzelf vastgestelde plan om Zijn Zoon te zegenen en hem op te roepen terug te keren tot de eeuwige vrede die Hij met hem deelt.
"Wees niet bang voor liefde. Want zij alleen kan alle leed genezen, alle tranen wegwissen en de Zoon die God als de Zijne erkent zachtjes doen ontwaken uit zijn droom van pijn. Wees niet bang hiervoor. De verlossing vraagt jou haar welkom te heten. En de wereld wacht op jouw blije aanvaarding die haar bevrijden zal."
5. Dit is Gods Eindoordeel: ‘Jij bent nog altijd Mijn heilige Zoon, voor immer onschuldig, eeuwig liefdevol en eeuwig geliefd, even onbegrensd als jouw Schepper, totaal onveranderlijk en voor altijd zuiver. Ontwaak daarom en keer terug tot Mij. Ik ben jouw Vader en jij bent Mijn Zoon.’
Het Laatste Oordeel is niets anders dan liefde, waarin God Zijn Zoon als de Zijne erkent (4:3). Gods Liefde voor ons zal alle leed genezen, alle tranen wegwissen en ons zachtjes doen ontwaken uit onze droom van pijn (4:3). Misschien denken we – of beter: dat ís wat we denken – dat iets anders dan Gods Liefde in staat is om dat te doen. Dat moeten we wel denken, want waarom zouden we anders er zoveel tijd aan besteden om ernaar te zoeken? Maar liefde wacht volhardend om door ons ontvangen te worden. We blijven er alleen elders naar zoeken omdat we, in onze waanzin, bang zijn voor de liefde die ons aangeboden wordt.
Het ego heeft ons geleerd bang te zijn voor God en voor Zijn liefde. We zijn bang dat ze ons op de een of andere manier opslokt en laat verdwijnen. Maar zou liefde liefde zijn als ze dat zou doen? Tot tweemaal toe wordt ons in deze alinea verteld dat we niet bang voor liefde hoeven te zijn. Dat is een van de manieren om te kijken naar wat we aan het leren zijn: niet bang zijn voor liefde en haar in plaats daarvan welkom heten (4:4-5). Het is jouw en mijn aanvaarding van liefde die de wereld zal verlossen en bevrijden.
We zijn bang dat we gekwetst zullen worden, wanneer we ons werkelijk openen voor liefde. Het pad van de liefde kiezen lijkt vaak het pad van zwakheid kiezen. In deze wereld ligt veel nadruk op het stellen van grenzen, op afstand houden en ervoor zorgen dat we niet tot slachtoffer worden gemaakt. Dat is soms zeker nodig, maar ik denk dat het vaak ook excuses zijn om geïsoleerd te blijven en de afscheiding in stand te houden. Het geven van liefde lijkt moeilijk te zijn en het ontvangen ervan nog moeilijker. Maar uiteindelijk hoeven we ons alleen maar te openen voor zowel het geven als ontvangen van liefde, wat in feite hetzelfde is. We zijn liefde en door ons daar volledig voor open te stellen zullen we die waarheid over onszelf ontdekken.