Les 205
(24 juli)
Ik ben niet een lichaam. Ik ben vrij.
Want ik blijf wat ik ben, zo schiep God mij.
1. (185) Ik verlang de vrede van God.
De vrede van God is al wat ik verlang. De vrede van God is mijn enig doel, het streven van heel mijn leven hier, de bestemming die ik zoek, mijn doelstelling, mijn functie en mijn leven, zolang ik verblijf waar ik niet thuis hoor.
Ik ben niet een lichaam. Ik ben vrij. Want ik blijf wat ik ben, zo schiep God mij.
Toelichting:
De Inleiding op deze Herhaling zegt:
Elk van deze ideeën, mits werkelijk geleerd, zou op zich voor verlossing voldoende zijn (WdI.hVI.In.1:3).
Elk omvat het hele leerplan, mits dat idee begrepen, geoefend, aanvaard en toegepast wordt op alles wat heel de dag door lijkt te gebeuren (WdI. hVI.In.2:2).
De vier werkwoorden, die worden genoemd als voorwaarde om elk van deze herhalingslessen voldoende te laten zijn voor het hele leerplan, zijn het waard om nader bekeken te worden:
Begrijpen:
Hoezeer de Cursus ervaring ook benadrukt, we kunnen niet om het feit heen dat het begrijpen van de Cursus eveneens belangrijk is. Want hoe kunnen we een idee ervaren als we het niet begrijpen? Wat betreft het idee van vandaag: onze denkgeest koestert de hardnekkige gedachte dat we de vrede van God niet willen, en dat dit blijkt uit het feit dat we haar niet ervaren. Deze onjuiste gedachte kan echter opzij worden gezet zodra we ons er bewust van worden, en vervangen door de waarheid: Ik verlang werkelijk de vrede van God!
Oefenen:
Dat doen we met deze Werkboeklessen: oefenen, vaak herhalen. De tijd nemen om de ideeën te laten bezinken en door te laten dringen tot in de diepten van onze denkgeest.
Aanvaarden:
Aanvaarden komt na het oefenen. Onze denkgeest aanvaardt de ideeën aanvankelijk niet, zelfs niet als we ze begrijpen. Wanneer we beginnen met oefenen geloven we bijvoorbeeld nog niet echt dat we alleen de vrede van God willen. We denken iets anders te willen, iets meer, iets naast vrede. Het vereist veel oefening om onze denkgeest om te scholen voordat we gaan beseffen: “De vrede van God is al wat ik verlang” (1:2).
Toepassen:
Nadat we het idee aanvaard hebben, kunnen we beginnen met het toe te passen “op alles wat heel de dag door lijkt te gebeuren.” Wanneer een automobilist ons snijdt in het verkeer: “Ik verlang de vrede van God.” Wanneer we hunkeren naar een meer vervullende relatie: “De vrede van God is al wat ik verlang.” Wanneer we koste wat kost een aards doel willen bereiken: “De vrede van God is mijn enig doel.”
Wanneer we niet meer weten wat we moeten doen of waar we heen moeten gaan: “De vrede van God is de enige richtingwijzer in mijn leven.” En wanneer we de drang voelen om bepaalde lichamelijke behoeften te vervullen: “Ik ben niet een lichaam. De vrede van God is al wat ik verlang. Ik ben vrij.”
Oefeninstructies:
OEFENING
Zorgvuldig herhalen van de laatste twintig lessen, zodat je in een versneld tempo de weg naar God kunt gaan. Met deze laatste herhaling wordt Deel I van het Werkboek afgesloten.
OEFENING
’s Morgens en ’s avonds minimaal vijftien minuten. Gedurende deze oefenperioden kun je een Open Mind meditatie doen. De uitgebreide instructies hiervoor vind je na de Inleiding herhaling VI.
- Begin met het herhalen van het centrale thema: “Ik ben niet een lichaam. Ik ben vrij. Want ik blijf wat ik ben, zo schiep God mij”.
- Herhaal vervolgens het idee van de dag en eventueel de cursief gedrukte zinnen daaronder, die bedoeld zijn als hulp bij het oefenen (WdI.hVI.In.6:5).
- Sluit dan je ogen en laat alle mentale rommel en overtuigingen over jezelf en de wereld los. Breng en houd je denkgeest in stille gereedheid om de ervaring van God te ontvangen. Gebruik geen woorden. Wacht alleen maar stil en verwachtingsvol op die ervaring. Vertrouw op de Heilige Geest, in plaats van op woorden. Geef je oefentijd aan Hem en stel je open voor Zijn leiding, waardoor je meditatie misschien in een onverwachte richting wordt geleid.
- Wanneer een afleidende gedachte opkomt – wat ongetwijfeld regelmatig zal gebeuren – zeg dan onmiddellijk: “Deze gedachte wil ik niet. In plaats daarvan kies ik”..... (WdI.hVI.In.6:2) herhaal het idee van de dag : "Ik verlang de vrede van God". Dit is waarschijnlijk de meest effectieve manier die het Werkboek aanreikt om afdwalende gedachten te verdrijven.
- Besluit je oefening door nogmaals te herhalen: “Ik ben niet een lichaam. Ik ben vrij. Want ik blijf wat ik ben, zo schiep God mij”.
HERHALINGEN
Een of twee minuten op elk heel uur, of korter wanneer de omstandigheden dat niet toelaten.
Herhaal het idee van de dag en het centrale thema. Maak je denkgeest dan voor een moment leeg en wacht in stilte op de vrede van God.
Herhaal ook tussendoor zo vaak mogelijk het idee van de dag en het centrale thema.
ANTWOORD OP VERLEIDINGEN
Zodra je in onvrede dreigt te raken, bevestig dan onmiddellijk je vrijheid door te zeggen: “Deze gedachte wil ik niet. In plaats daarvan kies ik”..... herhaal het idee van de dag : "Ik verlang de vrede van God".
OPMERKING
De voorafgaande achtenveertig lessen hebben ons getraind in een basis-oefenvorm, die bestaat uit een langere oefenperiode ’s morgens en ’s avonds en een herhaling op elk heel uur. Wat daarbij ontbrak waren de regelmatige herhalingen tussendoor, waaraan daarvóór zoveel belang werd gehecht. Nu worden deze frequente herhalingen weer aan de instructies toegevoegd, zodat we, ter voorbereiding op Deel II, beschikken over de complete viervoudige oefenstructuur: ‘s morgens en ’s avonds stille tijd, op elk heel uur een herhaling, frequente herhalingen tussendoor en antwoord op verleidingen.
In deze laatste herhaling worden tijdens de oefensessies geen woorden meer gebruikt. We herhalen het idee van de dag en het centrale thema en worden dan stil, zonder woorden en gedachten. Dit helpt ons om “in een hoger tempo en langs een korter pad te komen tot de vrede en sereniteit van God” (WdI.hVI.In.4:2). Het helpt ons ook om ons voor te bereiden op de vormloosheid van Deel II.
Het is mogelijk dat God tot ons komt in de gedaante van de Heilige Geest, die ons inspireert om op een speciale manier te oefenen. Hij kan ons ook, zoals de laatste lessen zeggen, een woord of een gedachte geven om ons te helpen, of alleen maar stilheid en een rustige, open denkgeest (WdII.361-365.1:3). Als Hij ons naar een bepaalde oefenvorm leidt is dat prima. Anders wachten we in stilte. In overeenstemming met dit vertrouwen in de Heilige Geest vraagt Jezus ons elke oefenperiode in Zijn Handen te leggen en deze volledige herhaling aan Hem te wijden.