Les 344

(10 december)

Vandaag leer ik de wet van de liefde: wat ik mijn broeder geef is mijn gave aan mij.

1. Dit is Uw wet, Vader, niet die van mij. Ik heb niet begrepen wat geven betekent en dacht te moeten bewaren wat ik voor mijzelf alleen verlangde. En toen ik naar de schat keek die ik meende te bezitten, vond ik een lege plek waar nooit iets was, of is, of zijn zal. Wie kan een droom delen? En wat kan een illusie mij bieden? Maar hij die ik vergeef, zal mij geschenken geven die de waarde van alles op aarde te boven gaan. Laat mijn vergeven broeders mijn schatkamer vullen met hemelse rijkdommen, de enige die werkelijk zijn. Zo wordt de wet van de liefde vervuld. En zo staat Uw Zoon op en keert hij naar U terug.

 

2. Hoe nabij zijn wij elkaar, nu we gaan naar God. Hoe nabij is Hij ons. Hoe dichtbij is het eind van de droom van zonde, en de verlossing van de Zoon van God.


Toelichting:

Hoe zou ons leven eruit zien als we werkelijk zouden beseffen dat we alleen behouden wat we aan anderen geven, en verliezen wat we voor onszelf proberen te houden?

Deze les zegt dat onze geschenken van liefde en vergeving het fysieke ver te boven gaan, hoewel het fysieke vaak die liefde en vergeving symboliseert.

 

Maar hij die ik vergeef, zal mij geschenken geven die de waarde van alles op aarde te boven gaan (1:6).

 

De Cursus onderwijst dat alles een idee is, en ideeën die worden gedeeld nemen alleen maar toe. Door te geven verliezen we niets, maar als we alles voor onszelf proberen te houden eindigen we met lege handen:

 

En toen ik naar de schat keek die ik meende te bezitten, vond ik een lege plek waar nooit iets was, of is, of zijn zal (1:3).

 

Alleen wat gedeeld wordt is werkelijk, omdat alleen eenheid werkelijk is en afgescheidenheid een illusie. We kunnen niets alleen voor onszelf hebben, omdat we niet alléén zijn.

 

Hoe staan we op om naar God terug te keren (1:9)? Door onze broeders te vergeven. Elke broeder die ik vergeef vult mijn schatkamer “met hemelse rijkdommen, de enige die werkelijk zijn” (1:7). Alleen de liefde is werkelijk en eeuwig.

 

Hoe nabij zijn wij elkaar, nu we gaan naar God. Hoe nabij is Hij ons. Hoe dichtbij is het eind van de droom van zonde, en de verlossing van de Zoon van God (2:1-3).

 

Volgens mij hebben we er nog geen idee van hoe onlosmakelijk we met elkaar verbonden zijn, of hoe nabij we elkaar werkelijk zijn. Elke keer wanneer jij, hoe kort ook, luistert naar de Stem namens God in plaats van naar die van het ego, help je mij mijn weg naar God te vinden. Elke keer wanneer ik mijn ogen open voor de visie van Christus, zie jij weer iets beter. Jij en ik en ieder van ons zijn werkelijk één. “Ik ben niet de enige die de gevolgen ervaart van mijn gedachten” zegt les 19. Wanneer ik anderen help hun weg naar God te vinden, door mijn bereidheid hen als heel en compleet te zien en hen eraan te herinneren wie ze werkelijk zijn, help ik ook mijzelf, omdat onze denkgeesten verenigd zijn. Wat wachten er vandaag veel mogelijkheden op ieder van ons! Laten we vol ijver vergeving over de wereld verspreiden!


Oefeninstructies:

DOEL

De Inleiding op Deel II van het Werkboek klinkt alsof we voor de rest van het jaar proberen het eind van onze spirituele reis te bereiken: “Dit jaar heeft ons tot de eeuwigheid gebracht” (10:8). Het Handboek voor leraren beschrijft in hoofdstuk 16 een bescheidener doel: het bereiken van een punt waarop we oefenen vanuit onze eigen motivatie en inspiratie en niet omdat een boek ons aanraadt dat te doen. Dat betekent dat onze beoefening verandert van een opdracht in een levenswijze. Ik denk dat het goed is deze beide doelen te combineren. We moeten streven naar de eeuwigheid, omdat we, door de lat hoog te leggen, verder komen dan wanneer we dat niet doen, zelfs als dat alleen maar betekent dat we het Werkboek niet meer nodig hebben.

Deel II, dat geen instructies voor de dagelijkse beoefening meer bevat, is een belangrijke stap in die richting. Wanneer je beoefening opbloeit in plaats van verdort, ben je dicht bij het doel van het Werkboek: het overbodig worden ervan.

 

Met andere woorden: we moeten ernaar streven los te komen van tijd en ruimte, zodat we dit doel kunnen bereiken.

 

LEZEN VAN DE LESSEN

De lessen van Deel II zijn anders dan die van Deel I. Na het idee van de dag volgen slechts twee alinea’s, beide in de eerste persoon (ik of wij), die het idee van de dag uitbreiden en toelichten. Hierdoor lijken de lessen van Deel II op de meeste herhalingen van Deel I, waar het idee van de dag wordt gevolgd door een “bijbehorende toelichting” (WdI.hI.In.2:3,3:3), die geschreven is in de eerste persoon en een uitbreiding is van het idee. In de Herhalingen zijn deze bijbehorende toelichtingen onderdeel van de oefening. We lezen ze enkele keren, denken erover na, herhalen ze bij onszelf en “proeven” elk woord. De bedoeling is ze ons eigen te maken, daarom zijn ze geformuleerd alsof het onze eigen woorden zijn. We verbinden ons er zodanig mee dat het meer oefenen dan lezen wordt.

Het is goed om de bijbehorende toelichtingen in Deel II op dezelfde manier te gebruiken. De Inleiding verwijst daar ook naar. Ze spreekt over lezen als een oefening (2:1), een inleiding tot “perioden van woordeloze, diepe ervaring die daarop zouden moeten volgen” (11:2). Als praktische oefening kunnen de twee alinea’s van elke les op de volgende manier worden gebruikt:

 

  • De toelichting op het idee:

Lees deze alinea langzaam een aantal keren en stel je voor dat dit werkelijk je eigen gedachten zijn. Benadruk eventueel de woorden “ik”, “mij” en “mijn”.

  • Het gebed:

 

OCHTEND- EN AVOND MEDITATIE

Deze langere oefenperioden zijn bedoeld als Open Mind meditatie, dus neem de tijd die je nodig hebt voor het gewenste resultaat. Begin met het herhalen van het idee van de dag, maar doe dit op een speciale manier: als een uitnodiging aan God om tot je te komen: “We zeggen de uitnodigende woorden die Zijn Stem ons ingeeft en dan wachten we op Zijn komst” (4:6). Nadat je deze woorden hebt herhaald, wacht je in verwachtingsvolle stilte. Wachten betekent gewoonlijk dat je lichamelijk stil zit of staat, in afwachting van de een of andere gebeurtenis. Hier gaat het echter ook om mentale stilte, in afwachting van een wonderbaarlijke gebeurtenis: het ervaren van God in je denkgeest. Wacht daar als het ware met ingehouden adem op. Wacht in het vertrouwen dat “de Godsherinnering schemert aan de wijde horizonten van onze denkgeest” (9:5). Je wacht dus bewegingloos, maar zeer alert. Je wachten moet vervuld zijn van de verwachting “dat onze Vader Zichzelf openbaart, zoals Hij heeft beloofd” (3:3). Met andere woorden: je wachten is gebaseerd op het vertrouwen dat God Zijn beloften na zal komen. Hij heeft je beloofd dat Hij komt als je daar om vraagt. Probeer zonder gebruik van woorden in deze meditatieve staat te blijven. Als je gedachten afdwalen herhaal dan het idee van de dag, om jezelf terug te brengen naar de staat van zwijgend wachten. “We zullen die gedachte gebruiken om onze denkgeest zo nodig te kalmeren” (3:1).

 

Wanneer je de Open Mind meditatie te moeilijk vindt of wanneer deze niet het gewenste resultaat oplevert, gebruik dan eventueel de Naam-van-God meditatie, zoals bijvoorbeeld Les 222 aangeeft: “Vader, we hebben geen andere woorden op onze lippen en in onze denkgeest dan Uw Naam, nu wij in stilte in Uw Tegenwoordigheid komen en vragen om even in vrede te mogen rusten bij U” (WdII.222.2:1). (Zie ook de oefeninstructies bij les 183184 en Naam van God meditatie.

 

UURLIJKSE HERINNERING

Een of twee minuten op het hele uur (of korter wanneer dat vanwege de omstandigheden niet mogelijk is). Doe een korte versie van de ochtendmeditatie: herhaal het idee als een uitnodiging aan God en wacht in woordeloze stilte op Zijn komst.

 

REGELMATIGE HERHALINGEN

Herhaal het idee van de dag zo vaak mogelijk: “Herhaal het, en laat je denkgeest een kort moment in stilte en vrede verpozen” (WdI.hIII.In.10:5).

 

ANTWOORD OP VERLEIDINGEN

Zodra je in de verleiding komt om je doel te vergeten:

Herhaal het idee om God aan te roepen teneinde deze verleiding te laten verdwijnen (2:9, 10:2).

Als je ergens door van streek raakt, stel dan vast welke behoefte achter dat gevoel zit en zeg: “Ik denk dat ik ..... nodig heb, maar ik heb niets nodig dan de waarheid.

 

LEZEN VAN DE “WAT IS EEN WONDER”-TEKST

Lees vóór de ochtend- of avondoefening de “Wat is een wonder”- tekst die aan de orde is. Lees dit niet oppervlakkig, “ze dienen langzaam gelezen en even overdacht te worden” (11:4).

 

•••

 

SAMENVATTING

  • Lees de toelichting langzaam en alsof het je eigen woorden zijn.
  • Bid het gebed, eventueel meerdere keren.
  • ’s Morgens en ’s avonds: Herhaal het idee en mediteer daarna enige tijd.
  • Elk heel uur: Herhaal het idee en breng enkele momenten door in stilte.
  • Regelmatige herhalingen: Herhaal het idee gedurende de dag zo vaak mogelijk.
  • Antwoord op verleidingen: Herhaal het idee om je vrede te herstellen zodra deze verstoord raakt en/of je het doel uit het oog verliest.
  • Lees één keer per dag langzaam en aandachtig de “Wat is een wonder”- tekst.

Wat is een wonder  4:

Deel 4: WdII.13.2:3-5

 

1. Een wonder is een correctie. Het schept niet, en het brengt in werkelijkheid allerminst verandering. Het slaat slechts verwoesting gade, en herinnert de denkgeest eraan dat wat die ziet onwaar is. Het maakt vergissingen ongedaan, maar het doet geen poging om aan waarneming voorbij te gaan, noch om de functie van vergeving te overschrijden. Zo blijft het binnen de grenzen van de tijd. Niettemin baant het de weg voor de terugkeer van tijdloosheid en het ontwaken van de liefde, want angst moet wel verdwijnen onder invloed van de milde remedie die het brengt.

 

2. Een wonder bevat de gave van genade, want het wordt gegeven en ontvangen als één. En zo illustreert het de wet van de waarheid waaraan de wereld niet gehoorzaamt, omdat die er volstrekt niet in slaagt te begrijpen hoe zij werkt.

 

"Een wonder keert de waarneming om die voorheen op-z’n-kop stond, en maakt aldus een eind aan de vreemde vervormingen die zich manifesteerden. Nu staat de waarneming open voor de waarheid. Nu wordt vergeving als gerechtvaardigd beschouwd."

 

3. Vergeving is de bakermat van wonderen. De ogen van Christus verlenen ze aan alles waar zij in genade en liefde naar kijken. In Zijn zicht is waarneming rechtgezet, en wat bedoeld was om te vervloeken is nu gekomen om te zegenen. Elke lelie van vergeving biedt heel de wereld het stille wonder van de liefde aan. En elk wordt neergelegd voor het Woord van God, op het universele altaar voor de Schepper en de schepping, in het licht van volmaakte zuiverheid en oneindige vreugde.

 

4. Eerst wordt het wonder in vertrouwen aanvaard, omdat erom vragen veronderstelt dat de denkgeest is klaargemaakt om zich een idee te vormen van wat hij niet kan zien en niet begrijpt. Maar dat vertrouwen zal zijn getuigen aanvoeren om te laten zien dat datgene waarop het berust er werkelijk is. En zo zal het wonder jouw vertrouwen erin rechtvaardigen en laten zien dat het berustte op een wereld die werkelijker is dan wat je vroeger zag, een wereld verlost van wat jij dacht dat er was.

 

5. Wonderen vallen als helende druppels regen uit de Hemel op een droge en stoffige wereld, waar hongerende en dorstende schepsels komen sterven. Nu hebben ze water. Nu is de wereld groen. En overal schieten er tekenen van leven op, die laten zien dat wat geboren is nooit dood kan gaan, want wat leven bezit, bezit onsterfelijkheid.



 

De waarnemingen die we van het ego hebben geleerd staan op hun kop; een wonder keert deze waarnemingen om en zet ze weer recht. Dit lijkt op de manier waarop ons fysieke zien werkt: het beeld dat door de ooglens wordt geprojecteerd op het netvlies staat in feite op zijn kop. Ons brein leert echter om dit op zijn kop staande beeld andersom te zien. Toen bij een experiment mensen een bril kregen die het beeld omkeerde, zodat dit juist werd geprojecteerd op het netvlies, zagen ze alles ondersteboven. Maar na enkele dagen had het brein zich aangepast en zagen ze alles weer “normaal”. Toen de bril daarna werd afgezet zagen ze alles weer ondersteboven!

 

De waarneming dat we kwijt zijn wat we weggeven, is zo’n op zijn kop staand beeld. Ware waarneming leert ons dat we juist houden wat we weggeven. Wat we waarnemen is onjuist, maar onze denkgeest heeft geleerd dit te interpreteren als juist. We zien illusies en denken dat ze werkelijk zijn, terwijl we geloven dat de werkelijkheid een illusie is. We zijn bang voor liefde en koesteren angst. We denken dat schuld goed is en onschuld verkeerd.

 

Een wonder keert dit alles om; het corrigeert onze waarneming en ons begrip. De verandering in waarneming maakt een eind aan de vervormingen die zich in de vorm manifesteerden (2:3). “Nu staat de waarneming open voor de waarheid” (2:4). Wanneer het wonder onze waarneming omkeert en een eind maakt aan de vervormingen zijn we weer in staat om de waarheid, of de weerspiegeling daarvan, waar te nemen. Voordat de waarneming is gecorrigeerd kan de waarheid niet binnenkomen.

 

Nu wordt vergeving als gerechtvaardigd beschouwd” (2:5). Dit is misschien de meest indrukwekkende omkering van allemaal en een van de radicaalste ideeën in de Cursus. Vanuit het perspectief van het ego betekent vergeven iemand zonder reden, “vanuit de goedheid van ons hart”, iets kwijtschelden. De Cursus zegt dat we juist alle redenen hebben om te vergeven. “Vergiffenis is altijd gerechtvaardigd” (T30.VI.2:1). Wat nooit gerechtvaardigd is, is oordeel, veroordeling en woede (T30. VI.1:1). Dit is niet iets wat door logica geleerd of bereikt kan worden. Wanneer we onze veroordeling van iemand als juist zien, dan helpt het niet om te proberen onszelf te overtuigen of te dwingen om het anders te zien. Wanneer we onszelf dwingen om te “vergeven” terwijl we nog steeds schuld zien, hebben we het gevoel dat we onszelf ontrouw zijn.

 

Wanneer je je waarneming aan de Heilige Geest geeft en Hem vraagt te zien zoals Hij ziet, geeft Hij jou Zijn waarneming. Ze stroomt eenvoudig je denkgeest binnen. Plotseling zie je geen enkele reden meer om iemand te veroordelen, en alle redenen om liefde te geven. Je woede, die zojuist nog volkomen gerechtvaardigd leek, is verdwenen. Het lijkt op de verschuiving die plaatsvindt als je naar een Magic Eye-illustratie kijkt, waarin een 3D-beeld is verborgen in een tweedimensionaal plaatje; of naar een optische illusie waarin je bijvoorbeeld ofwel een vaas ziet, ofwel twee gezichten die naar elkaar kijken. Je ziet het een en plotseling zie je het ander. Maar als je het een ziet, kun je het ander niet zien.

 

Zo werkt het wonder. Het veroorzaakt een verschuiving in je waarneming. Je zag het op de ene manier, nu zie je het op de andere. Je kunt het niet “laten gebeuren”, maar áls het gebeurt weet je het.