Les 295
(22 oktober)
De Heilige Geest kijkt vandaag met mijn ogen.
1. Christus vraagt of Hij vandaag mijn ogen mag gebruiken om zo de wereld te verlossen. Hij vraagt dit geschenk, opdat Hij mij innerlijke vrede kan schenken, en alle panische angst en alle pijn wegnemen kan. En wanneer die van mij zijn weggenomen, zijn alle dromen verdwenen die op de wereld leken neergedaald. Verlossing moet één zijn. Word ik verlost, dan wordt de wereld met mij verlost. Want wij worden beslist allemaal tezamen verlost. Angst verschijnt in veel verschillende vormen, maar liefde is één.
2. Mijn Vader, Christus heeft mij een geschenk gevraagd, een dat ik geef opdat het mij wordt gegeven. Help me vandaag de ogen van Christus aan te wenden en zo de Liefde van de Heilige Geest toe te staan alles waarnaar ik kijk te zegenen, opdat Zijn vergevende Liefde op mij rusten mag.
Toelichting:
Mijn ogen zijn de ogen van Christus: “Christus vraagt of Hij vandaag mijn ogen mag gebruiken” (1:1) en de ogen van Christus zijn de mijne: “Help me vandaag de ogen van Christus aan te wenden” (2:2). Dit zijn twee manieren waarop hetzelfde wordt gezegd: de vraag of Christus mijn ogen mag gebruiken en of ik Zijn ogen mag gebruiken is de vraag om vervanging van mijn beperkte zicht door Zijn visie.
Christus vraagt mijn ogen te mogen gebruiken om mij innerlijke vrede te schenken en alle panische angst en pijn weg te nemen (1:2). Hij vraagt me niet om iets op te offeren, Hij vraagt om me iets te kunnen geven. Hij biedt mij aan mijn waarneming van me weg te nemen, omdat mijn waarneming mij angst en pijn laat zien. Hij biedt mij aan dit te vervangen door Zijn visie, die me vrede, vreugde en liefde laat zien.
Wanneer we ons leven aan God geven beginnen we te ervaren dat we, in plaats van te leven, “geleefd worden”: de Heilige Geest kijkt door onze ogen, spreekt via onze lippen en denkt met onze denkgeest. We worden opgetild en door het leven gedragen door een onbegrensde liefdesenergie, die veel groter is dan we kunnen bevatten omdat hij iedereen insluit.
Soms lijk ik daar ver van verwijderd te zijn, maar ik weet dat het even dichtbij is als ademen. Dichterbij zelfs. Daarom vraag ik deze morgen om de genade van de overgave aan die stroom van liefde, aan de Heilige Geest, nu, op dit moment en op elk moment van deze dag. Ik vraag of ik Zijn visie van de wereld mag delen.
In zekere zin bevat deze les de hele Cursus: de Heilige Geest met mijn ogen laten kijken, de wereld zegenen met ogen van liefde, de dag doorbrengen met geen enkel werelds doel, en in plaats daarvan leven met een verborgen agenda, een geheime missie: “In deze situatie zal ik liefde zijn”.
Dat is het enige wat er toe doet, de rest is onbelangrijk en niet werkelijk. Ik ben het licht van de wereld. Ik ben hier om “de Liefde van de Heilige Geest toe te staan alles waarnaar ik kijk te zegenen, opdat Zijn vergevende Liefde op mij rusten mag” (2:2). Dat is de bedoeling van mijn leven, dat is het enige waar het om draait. Ik ben hier alleen om te zijn wat ik ben: mijn Zelf, dat Liefde is.
Oefeninstructies:
DOEL
De Inleiding op Deel II van het Werkboek klinkt alsof we voor de rest van het jaar proberen het eind van onze spirituele reis te bereiken: “Dit jaar heeft ons tot de eeuwigheid gebracht” (10:8). Het Handboek voor leraren beschrijft in hoofdstuk 16 een bescheidener doel: het bereiken van een punt waarop we oefenen vanuit onze eigen motivatie en inspiratie en niet omdat een boek ons aanraadt dat te doen. Dat betekent dat onze beoefening verandert van een opdracht in een levenswijze. Ik denk dat het goed is deze beide doelen te combineren. We moeten streven naar de eeuwigheid, omdat we, door de lat hoog te leggen, verder komen dan wanneer we dat niet doen, zelfs als dat alleen maar betekent dat we het Werkboek niet meer nodig hebben.
Deel II, dat geen instructies voor de dagelijkse beoefening meer bevat, is een belangrijke stap in die richting. Wanneer je beoefening opbloeit in plaats van verdort, ben je dicht bij het doel van het Werkboek: het overbodig worden ervan.
Met andere woorden: we moeten ernaar streven los te komen van tijd en ruimte, zodat we dit doel kunnen bereiken.
LEZEN VAN DE LESSEN
De lessen van Deel II zijn anders dan die van Deel I. Na het idee van de dag volgen slechts twee alinea’s, beide in de eerste persoon (ik of wij), die het idee van de dag uitbreiden en toelichten. Hierdoor lijken de lessen van Deel II op de meeste herhalingen van Deel I, waar het idee van de dag wordt gevolgd door een “bijbehorende toelichting” (WdI.hI.In.2:3,3:3), die geschreven is in de eerste persoon en een uitbreiding is van het idee. In de Herhalingen zijn deze bijbehorende toelichtingen onderdeel van de oefening. We lezen ze enkele keren, denken erover na, herhalen ze bij onszelf en “proeven” elk woord. De bedoeling is ze ons eigen te maken, daarom zijn ze geformuleerd alsof het onze eigen woorden zijn. We verbinden ons er zodanig mee dat het meer oefenen dan lezen wordt.
Het is goed om de bijbehorende toelichtingen in Deel II op dezelfde manier te gebruiken. De Inleiding verwijst daar ook naar. Ze spreekt over lezen als een oefening (2:1), een inleiding tot “perioden van woordeloze, diepe ervaring die daarop zouden moeten volgen” (11:2). Als praktische oefening kunnen de twee alinea’s van elke les op de volgende manier worden gebruikt:
- De toelichting op het idee:
Lees deze alinea langzaam een aantal keren en stel je voor dat dit werkelijk je eigen gedachten zijn. Benadruk eventueel de woorden “ik”, “mij” en “mijn”.
- Het gebed:
OCHTEND- EN AVOND MEDITATIE
Deze langere oefenperioden zijn bedoeld als Open Mind meditatie, dus neem de tijd die je nodig hebt voor het gewenste resultaat. Begin met het herhalen van het idee van de dag, maar doe dit op een speciale manier: als een uitnodiging aan God om tot je te komen: “We zeggen de uitnodigende woorden die Zijn Stem ons ingeeft en dan wachten we op Zijn komst” (4:6). Nadat je deze woorden hebt herhaald, wacht je in verwachtingsvolle stilte. Wachten betekent gewoonlijk dat je lichamelijk stil zit of staat, in afwachting van de een of andere gebeurtenis. Hier gaat het echter ook om mentale stilte, in afwachting van een wonderbaarlijke gebeurtenis: het ervaren van God in je denkgeest. Wacht daar als het ware met ingehouden adem op. Wacht in het vertrouwen dat “de Godsherinnering schemert aan de wijde horizonten van onze denkgeest” (9:5). Je wacht dus bewegingloos, maar zeer alert. Je wachten moet vervuld zijn van de verwachting “dat onze Vader Zichzelf openbaart, zoals Hij heeft beloofd” (3:3). Met andere woorden: je wachten is gebaseerd op het vertrouwen dat God Zijn beloften na zal komen. Hij heeft je beloofd dat Hij komt als je daar om vraagt. Probeer zonder gebruik van woorden in deze meditatieve staat te blijven. Als je gedachten afdwalen herhaal dan het idee van de dag, om jezelf terug te brengen naar de staat van zwijgend wachten. “We zullen die gedachte gebruiken om onze denkgeest zo nodig te kalmeren” (3:1).
Wanneer je de Open Mind meditatie te moeilijk vindt of wanneer deze niet het gewenste resultaat oplevert, gebruik dan eventueel de Naam-van-God meditatie, zoals bijvoorbeeld Les 222 aangeeft: “Vader, we hebben geen andere woorden op onze lippen en in onze denkgeest dan Uw Naam, nu wij in stilte in Uw Tegenwoordigheid komen en vragen om even in vrede te mogen rusten bij U” (WdII.222.2:1). (Zie ook de oefeninstructies bij les 183, 184 en Naam van God meditatie.
UURLIJKSE HERINNERING
Een of twee minuten op het hele uur (of korter wanneer dat vanwege de omstandigheden niet mogelijk is). Doe een korte versie van de ochtendmeditatie: herhaal het idee als een uitnodiging aan God en wacht in woordeloze stilte op Zijn komst.
REGELMATIGE HERHALINGEN
Herhaal het idee van de dag zo vaak mogelijk: “Herhaal het, en laat je denkgeest een kort moment in stilte en vrede verpozen” (WdI.hIII.In.10:5).
ANTWOORD OP VERLEIDINGEN
Zodra je in de verleiding komt om je doel te vergeten:
Herhaal het idee om God aan te roepen teneinde deze verleiding te laten verdwijnen (2:9, 10:2).
Als je ergens door van streek raakt, stel dan vast welke behoefte achter dat gevoel zit en zeg: “Ik denk dat ik ..... nodig heb, maar ik heb niets nodig dan de waarheid.”
LEZEN VAN DE “WAT IS DE WERKELIJKE WERELD”-TEKST
Lees vóór de ochtend- of avondoefening de “Wat is de werkelijke wereld”- tekst die aan de orde is. Lees dit niet oppervlakkig, “ze dienen langzaam gelezen en even overdacht te worden” (11:4).
•••
SAMENVATTING
- Lees de toelichting langzaam en alsof het je eigen woorden zijn.
- Bid het gebed, eventueel meerdere keren.
- ’s Morgens en ’s avonds: Herhaal het idee en mediteer daarna enige tijd.
- Elk heel uur: Herhaal het idee en breng enkele momenten door in stilte.
- Regelmatige herhalingen: Herhaal het idee gedurende de dag zo vaak mogelijk.
- Antwoord op verleidingen: Herhaal het idee om je vrede te herstellen zodra deze verstoord raakt en/of je het doel uit het oog verliest.
- Lees één keer per dag langzaam en aandachtig de “Wat is de werkelijke wereld”- tekst.
Wat is de werkelijke wereld 5:
Deel 5: WdII.8.3:1-3
1. De werkelijke wereld is een symbool, zoals al het overige wat waarneming te bieden heeft. Toch staat ze voor iets wat tegengesteld is aan wat jij hebt gemaakt. Jouw wereld wordt gezien door ogen vol angst en levert je denkgeest de bewijzen van verschrikking. De werkelijke wereld kan alleen waargenomen worden met ogen die door vergeving zijn gezegend, zodat ze een wereld zien waarin verschrikking onmogelijk is en bewijzen voor angst niet kunnen worden gevonden.
2. De werkelijke wereld bevat een tegenhanger voor elke ongelukkige gedachte die zich in jouw wereld weerspiegelt, een feilloze correctie voor de beelden van angst en de geluiden van strijd waar jouw wereld vol van is. De werkelijke wereld toont een wereld die anders wordt gezien, door kalme ogen en met een vredige denkgeest. Daar heerst niets dan rust. Kreten van pijn en verdriet zijn daar niet te horen, want daar rest niets behalve vergeving. En de beelden zijn er vriendelijk. Alleen blije beelden en geluiden kunnen doordringen tot de denkgeest die zichzelf vergeven heeft.
"Wat voor behoefte heeft zo’n denkgeest aan doodsgedachten, aanval- en moordgedachten? Wat kan hij anders om zich heen zien dan geborgenheid, liefde en vreugde? Wat is er dat hij zou verkiezen te verwerpen en wat is er waartegen hij oordelen wil?"
De wereld die hij ziet komt voort uit een denkgeest die met zichzelf in vrede is. In niets wat hij ziet loert enig gevaar, want hij is zachtaardig, en zachtaardigheid is het enige wat hij ziet.
4. De werkelijke wereld is het symbool dat de droom van zonde en schuld voorbij is en Gods Zoon niet langer slaapt. Zijn wakkere ogen zien de ontwijfelbare weerspiegeling van de Liefde van zijn Vader, de stellige belofte dat hij is verlost. De werkelijke wereld markeert het einde van de tijd, want haar aanblik maakt tijd zinloos.
5. De Heilige Geest heeft de tijd niet nodig als die Zijn doel heeft gediend. Nu wacht Hij slechts dat ene ogenblik nog tot God Zijn laatste stap zet, dan is de tijd verdwenen en heeft in zijn heengaan waarneming met zich meegenomen en enkel de waarheid achtergelaten om zichzelf te zijn. Dat ogenblik is ons doel, want het bevat de Godsherinnering. En terwijl we een vergeven wereld aanschouwen is Hij het die ons roept en mee naar huis komt nemen, en ons herinnert aan onze Identiteit, die onze vergeving aan ons teruggegeven heeft.
Wat voor behoefte heeft zo’n denkgeest aan doodsgedachten, aanval- en moordgedachten? (3:1).
Wat is “zo’n denkgeest”? “Een vredige denkgeest” (2:2), een “denkgeest die zichzelf vergeven heeft” (2:6), “een denkgeest die met zichzelf in vrede is” (3:4).
Hoe zou het voor mijn denkgeest zijn om met zichzelf in vrede te zijn? Hoe zou het voelen om mezelf volledig vergeven te hebben, om geen kwellende spijt te hebben over het verleden, geen angst voor de toekomst, geen onderdrukte schuld en geen enkel gevoel van mislukking? Volledig in vrede zijn is hetzelfde als mezelf volledig vergeven hebben. Dat kan niet anders. Want hoe kan ik in vrede zijn als er nog iets is dat ik mezelf nog niet heb vergeven? En hoe kan ik mezelf iets vergeven waarover ik nog niet in vrede ben?
Laat me naar mezelf kijken en bereid zijn de zelfveroordeling onder ogen te zien die zich verborgen houdt in de duistere hoeken van mijn denkgeest. Ik weet dat het er is. Het is de bron van de aanhoudende vage onrust die me achtervolgt, de neiging om steeds over mijn schouder te kijken, de lichte angst die een onverwachte brief of telefoontje bij me oproept. Iets in mij is bang om “ontdekt” te worden. Maar deze zelfveroordeling is de bron van meer dan alleen mijn gevoelens van onbehagen. Het is ook de bron van mijn “doodsgedachten, aanval- en moordgedachten” (3:1). Mijn angst voor de dood komt voort uit mijn verdrongen schuld. Mijn instinctieve aanvallen op degenen om me heen komen voort uit een verdedigingsmechanisme dat ik heb ontwikkeld om een oordeel over mijn ”zonden” af te weren. Mijn verlangen om anderen het leven te ontnemen – met in het extreme geval moord – komt voort uit de overtuiging dat mij iets ontbreekt.
Dit alles draagt bij aan mijn waarneming van de wereld. Het zijn de redenen waarom ik overal “beelden van angst en geluiden van strijd”(2:1) waarneem. Als mijn denkgeest in vrede zou zijn, als ik mezelf vergeven zou hebben, zou ik de wereld anders zien. Ik zou haar zien zonder deze filters die mijn zicht vertroebelen. Dan zou ik de werkelijke wereld zien. Alles wat “zo’n denkgeest” zou zien is “geborgenheid, liefde en vreugde” (3:2).
Zonder schuld in mijn denkgeest is er niets “dat hij zou verkiezen te verwerpen en ..... waartegen hij oordelen wil” (3:3). De schuld in mijn denkgeest heeft me tot waanzin gedreven en de krankzinnige wereld die ik zie is daar het resultaat van. De Heilige Geest weet “dat alle verlossing een uitweg is uit schuld” (T14.III.13:4). Als er geen schuld zou zijn in mijn denkgeest, zou ik geen schuld zien in de wereld, omdat alle schuld die ik zie niets anders is dan de projectie van mijn eigen schuld. En daarom: als ik vandaag iemand als schuldig zie en de neiging heb hem te veroordelen, laat ik mezelf er dan aan herinneren:
Je haat je broeder nooit om zijn zonden, maar alleen om die van jou (T31. III.1:5).
Het probleem dat ik zie is niet buiten mij, maar in mijn eigen denkgeest. Laat ik me dus tot de heilige Geest wenden en Zijn hulp vragen om alle schuld uit mijn denkgeest te verwijderen, zodat mijn waarneming van de werkelijke wereld niet langer wordt geblokkeerd. Laat mijn doel, vandaag en elke dag, een denkgeest zijn “die met zichzelf in vrede is” (3:4). Voor zo’n denkgeest, vrij van schuld, zal het zien van de werkelijke wereld op een natuurlijke wijze plaatsvinden, zonder enige inspanning, omdat hij voor het eerst volkomen helder ziet.