Les 29
(29 januari)
God is in alles wat ik zie.
1. Het idee voor vandaag verklaart waarom je in elk ding de totale bedoeling kunt zien. Het verklaart waarom niets afgezonderd is, op zichzelf of in zichzelf. En het verklaart waarom niets wat jij ziet iets betekent. In feite verklaart het elk idee dat we tot nu toe gehanteerd hebben en ook alle volgende. Het idee van vandaag vormt de algehele basis voor visie.
2. Je zult dit idee waarschijnlijk op dit moment erg moeilijk te vatten vinden. Misschien vind je het gek, oneerbiedig, onzinnig, grappig of zelfs aanstootgevend. Inderdaad, God is niet in bijvoorbeeld een tafel zoals jij die ziet. Toch beklemtoonden we gisteren dat een tafel in de bedoeling van het universum deelt. En wat in de bedoeling van het universum deelt, deelt in de bedoeling van de Schepper daarvan.
3. Probeer er dan vandaag een begin mee te maken te leren hoe jij met liefde, waardering en een open denkgeest naar alle dingen kunt kijken. Je ziet ze nu niet. Weet je wel wat ze bevatten? Niets is zoals het zich aan jou voordoet. De heilige bedoeling ervan ligt achter jouw beperkte horizon. Zodra visie jou de heiligheid getoond heeft die de wereld verlicht, zul je het idee van vandaag volmaakt begrijpen. En je zult niet begrijpen hoe je het ooit moeilijk hebt kunnen vinden.
4. Onze oefenperioden, zes maal twee minuten vandaag, dienen een inmiddels bekend patroon te volgen: begin met het idee voor jezelf te herhalen en pas het dan toe op willekeurig gekozen voorwerpen om je heen, die je elk specifiek bij name noemt. Probeer de neiging te onderdrukken de keuze zelf te sturen, wat in verband met het idee van vandaag bijzonder aanlokkelijk kan zijn, omdat het je zo volkomen vreemd is. Vergeet niet dat elke rangorde die jij oplegt, even vreemd is aan de werkelijkheid.
5. Je lijst van voorwerpen moet daarom zoveel mogelijk vrij zijn van zelfgemaakte keuzes. Een geschikte lijst kan bijvoorbeeld bevatten:
God is in deze kleerhanger.
God is in dit tijdschrift.
God is in deze vinger.
God is in deze lamp.
God is in dat lichaam.
God is in die deur.
God is in die prullenmand.
Herhaal het idee voor vandaag, naast de aangegeven oefenperioden, minstens eenmaal per uur, terwijl je langzaam om je heen kijkt en de woorden zonder haast voor jezelf uitspreekt. Je zou, terwijl je dit doet, minstens een of twee keer een vredig gevoel moeten ondervinden.
Toelichting:
Het idee voor vandaag verklaart waarom je in elk ding de totale bedoeling kunt zien. Het verklaart waarom niets afgezonderd is, op zichzelf of in zichzelf. En het verklaart waarom niets wat jij ziet iets betekent. In feite verklaart het elk idee dat we tot nu toe gehanteerd hebben en ook alle volgende. Het idee van vandaag vormt de algehele basis voor visie (1:1-5).
Het idee voor vandaag is een centraal thema in de Cursus, en het is niet gewoon een aardig, sentimenteel idee. Het is evenmin een pantheïsme, dat leert dat alles in diepste wezen goddelijk is en dat God en natuur hetzelfde zijn. De Cursus zegt: “Er is geen wereld!” (WdI.132.6:2), dus er wordt hier niet gezegd dat God en natuur hetzelfde zijn. “Inderdaad, God is niet in bijvoorbeeld een tafel zoals jij die ziet” (2:3). Zoals wij de dingen zien hebben ze geen betekenis. Een tafel is een tafel, een plat vlak om van te eten of om poker op te spelen. Hij heeft geen eeuwige bedoeling, zijn doelen zijn allemaal kortstondig. Op deze wijze gezien openbaart hij God niet, maar helpt hij Hem juist te verbergen.
God is niet in de fysieke tafel, maar Hij kan gezien worden door of in de betekenis van de tafel. Als de tafel het doel van het universum deelt, moet hij ook het doel van de Schepper van het universum delen. Dat doel is ons geluk, onze vreugde en onze voltooiing, die nodig zijn voor de Zijne.
Alles is in jouw hoogste belang. Dat is waartoe het dient; dat is de bedoeling ervan; dat is wat het betekent (WdI.25.1:5-6).
“Bedoeling” is het sleutelwoord in deze les. God is in alles wat ik zie, omdat alles Gods bedoeling deelt. Mijn zien is een sluier over de waarheid die in alles schijnt, maar als ik het toesta kan visie door die sluier heen schijnen. Zoals ik de dingen waarneem is God in niets. Als fysiek zien voldoende zou zijn, zouden we God allang gezien hebben. Maar we hebben ons fysieke zien juist gemaakt om Hem te verbergen. Met de visie van Christus kan alles Hem openbaren.
Niets is zoals het zich aan jou voordoet. De heilige bedoeling ervan ligt achter jouw beperkte horizon (3:4-5).
Toen ik deze les voor het eerst las, raakte ik in verwarring over de bewering dat het idee van vandaag verklaart waarom niets wat ik zie iets betekent (1:3). Als God in alles is wat ik zie, zou dit de dingen juist een diepgaande betekenis moeten geven. Alles zou delen in de bedoeling van het universum, in de bedoeling van de Schepper. Hoe kan ik dus logischerwijs “God is in alles wat ik zie” combineren met “Niets wat ik zie betekent iets”?
Uiteindelijk begreep ik dat er verschil is tussen “zien” en “visie”. De Cursus benadrukt dit verschil voortdurend, maar omdat ik nog steeds geneigd was om “zien” en “visie” als een en hetzelfde te beschouwen, was dit nog niet tot me doorgedrongen.
“Zien” gaat over onze fysieke manier van zien, het geloof dat wat we met de ogen van ons lichaam waarnemen werkelijk is, in plaats van het resultaat van een innerlijke wens en de projectie van de betekenis die de denkgeest geeft aan wat wordt gezien.
“Visie” is een volkomen andere manier van zien, die niets te maken heeft met de ogen van het lichaam. Deze les zegt:
Zodra visie jou de heiligheid getoond heeft die de wereld verlicht, zul je het idee van vandaag volmaakt begrijpen (3:6).
Het is visie die God in alles openbaart, zien openbaart Hem niet. God is in alles wat ik zie, maar met mijn fysieke ogen kan ik Hem niet zien. Dat is de reden waarom niets wat ik zie iets betekent. God is er, maar de ogen van mijn lichaam zien Hem niet. Mijn fysieke ogen zien de werkelijke betekenis die alles heeft over het hoofd. We kunnen deze verklaring dus aanvullen met: “Niets wat ik zie betekent iets – zoals ik het zie”. Alles heeft een betekenis, maar ik ben er blind voor.
De wereld die je ziet moet worden ontkend, want het zien daarvan gaat ten koste van een ander soort visie. Je kunt niet beide werelden zien, want elk ervan behelst een ander soort zien, en hangt af van wat jij koestert (T13. VII.2:1-2).
Het idee dat God in alles is, vormt “de algehele basis voor visie” (1:5). Het is de basis voor “een ander soort zien” (T13.VII.2:2). Om visie te verwerven moet ik bereid zijn mijn huidige manier van zien te ontkennen of te negeren, omdat deze beperkt blijft tot het fysieke niveau en me alleen toont wat het ego wil zien. Als ik erken dat God in alles is, maar dat ik Hem niet kan zien met mijn fysieke ogen, moet er een andere manier van zien zijn. Het is mijn wens die te verwerven. Ik vraag om visie.
Deze les spreekt over de “beperkte horizon” (3:5) van onze manier van zien. Stel je voor dat God zichtbaar zou zijn in het infrarode deel van het lichtspectrum (als analogie, want Hij is uiteraard op geen enkele fysieke manier zichtbaar). Onze ogen nemen geen infrarode straling waar, dus zelfs als deze aanwezig is zien we niets.
Het bereik van ons lichamelijke zien is zeer beperkt; er zijn allerlei soorten licht die we niet kunnen zien: infrarood, ultraviolet, hitte, straling, radiogolven, microwaves, enzovoort. God is in alles, maar Hij bevindt zich buiten het bereik van ons fysieke zien. We hebben “een ander soort zien” oftewel visie nodig.
Deze les probeert een zekere ontevredenheid in ons op te roepen. Ze lokt de verontrustende vraag uit: “Als God in alles is wat ik zie, waarom zie ik Hem dan niet?” Ze maakt ons bewust van de grenzen van wat we geloven dat “zien” is en wekt in ons het verlangen naar een ander soort zien, dat voorbij deze “beperkte horizon” in alles de bedoeling van het universum ziet. De les van morgen vervolgt het onderwijs over het verwerven van visie.
Oefeninstructies:
DOEL
Een begin maken met “leren hoe jij met liefde, waardering en een open denkgeest naar alle dingen kunt kijken” (3:1). Het heilig doel zien dat in alles aanwezig is.
OEFENING
Zes keer, gedurende twee minuten.
- Herhaal het idee.
- Pas het vervolgens toe op willekeurig gekozen voorwerpen om je heen, terwijl je deze voorwerpen benoemt. Zeg: “God is in dit tijdschrift, in deze vinger, in dat lichaam, in die deur...” enzovoort. Realiseer je dat je niet beweert dat God fysiek aanwezig is in deze objecten, maar dat Hij Zijn bedoeling daaraan heeft toegekend, een bedoeling die deel is van Hem. Begin dicht bij jezelf en kijk dan naar voorwerpen die verder van je verwijderd zijn. Blijf naar elk object kijken totdat je de zin hebt uitgesproken. Vermijd om je keuze te sturen en iets te kiezen waar het idee van vandaag beter bij lijkt te passen.
HERHALINGEN
Tenminste eenmaal per uur.
Herhaal het idee terwijl je langzaam om je heen kijkt.