Les 44

(13 februari)

God is het licht waarin ik zie.

1. Vandaag vervolgen we het idee van gisteren, en voegen er een nieuwe dimensie aan toe. In het duister kun jij niet zien, en licht kun jij niet maken. Je kunt duisternis maken en dan denken dat je daarin ziet, maar licht weerspiegelt leven en is daarom een aspect van de schepping. Schepping en duisternis kunnen niet tegelijk bestaan, maar licht en leven moeten wel samengaan, omdat ze slechts verschillende aspecten van de schepping zijn.

 

2. Om te kunnen zien moet je beseffen dat licht zich in jou en niet buiten je bevindt. Je ziet niet buiten jezelf, en evenmin bevindt de toerusting om te zien zich buiten jou. Een essentieel onderdeel van deze toerusting is het licht dat zien mogelijk maakt. Het is altijd bij je en maakt onder alle omstandigheden visie mogelijk.

 

3. Vandaag gaan we proberen dat licht te bereiken. Voor dit doel zullen we een vorm van oefening gebruiken die al eerder is aangeraden en die we steeds vaker zullen aanwenden. Deze vorm is voor de ongedisciplineerde denkgeest bijzonder moeilijk; ze belichaamt een hoofddoel van de training van de denkgeest. Ze vereist precies datgene wat de ongeoefende denkgeest mist. Toch moet deze training worden volbracht als je wilt zien.

 

4. Houd vandaag minstens drie oefenperioden, die elk drie tot vijf minuten duren. Een langere tijdsduur valt zeer aan te bevelen, maar alleen als je voelt dat de tijd met weinig of geen spanning voorbijglijdt. De oefenvorm die we vandaag zullen hanteren is voor de getrainde denkgeest de natuurlijkste en makkelijkste ter wereld, terwijl die voor de ongetrainde denkgeest juist de onnatuurlijkste en moeilijkste lijkt.

 

5. Jouw denkgeest is niet langer geheel ongetraind. Je bent zeker klaar om de oefenvorm te leren die we vandaag gaan gebruiken, maar je zult misschien merken dat je op hevige weerstand stuit. De reden daarvan is heel eenvoudig. Wanneer je op deze manier oefent, laat je alles wat jij nu gelooft plus alle gedachten die jij bedacht hebt achter je. In eigenlijke zin is dit de bevrijding uit de hel. Toch is het, gezien door de ogen van het ego, een verlies van identiteit en een afdaling in de hel.

 

6. Als jij ook maar een beetje afstand kunt nemen van het ego, zal het jou geen moeite kosten in te zien dat zijn tegenstand en angsten zonder betekenis zijn. Misschien kan het jou helpen jezelf van tijd tot tijd eraan te herinneren dat het licht bereiken betekent ontsnappen aan de duisternis, wát je ook in tegenstelling daarmee geloven mag. God is het licht waarin jij ziet. Je probeert Hem te bereiken.

 

7. Begin de oefenperiode door het idee van vandaag met open ogen te herhalen, en sluit ze dan langzaam terwijl je het idee nog verscheidene keren herhaalt. Probeer dan in je denkgeest te verzinken, waarbij je alle mogelijke afleiding en storing loslaat door daar voorbij rustig dieper te verzinken. Jouw denkgeest kan hierin niet worden tegengehouden, tenzij jij dat verkiest. Hij volgt slechts zijn natuurlijke koers. Probeer de gedachten die langstrekken zonder betrokkenheid gade te slaan en glij er rustig aan voorbij.

 

8. Hoewel voor deze vorm van oefening geen bijzondere aanpak wordt bepleit, is het nodig dat je gevoel krijgt voor het belang van wat je doet, voor de onschatbare waarde hiervan voor jou, en beseft dat je iets heel heiligs beproeft. Verlossing is het gelukkigste dat jij kunt volbrengen. Ze is bovendien het enige dat betekenis heeft, omdat ze het enige is dat van enig werkelijk nut is voor jou.

 

9. Mocht er soms een vorm van weerstand de kop opsteken, pauzeer dan lang genoeg om het idee van vandaag te herhalen, waarbij jij je ogen gesloten houdt, tenzij je angst bespeurt. In dat geval zul je het waarschijnlijk als geruststellender ervaren wanneer jij je ogen even opent. Probeer echter zo vlug mogelijk de oefening weer met gesloten ogen te hervatten.

 

10. Als je de oefeningen op de juiste manier doet, zou je een gevoel van ontspanning moeten ervaren, en zelfs een gevoel dat je het licht nadert, zo niet werkelijk binnengaat. Tracht aan licht te denken, vormloos en grenzeloos, terwijl je voorbij de gedachten van deze wereld gaat. En vergeet niet dat ze jou niet aan deze wereld kunnen binden, tenzij jij ze de macht daartoe geeft.

 

11. Herhaal het idee de hele dag door veelvuldig, met open of gesloten ogen al naargelang het jou op dat moment het beste toeschijnt. Maar vergeet het niet. Wees bovenal vastbesloten het vandaag niet te vergeten.


Toelichting:

De eerste alinea schetst een treffend beeld van de wereld die wij zien. Wij hebben duisternis gemaakt en vervolgens gedacht dat we daarin kunnen zien. Maar wat we “zien” noemen is niets anders dan de verbeelding dat we in het donker kunnen zien.

 

Om te kunnen zien moet je beseffen dat licht zich in jou en niet buiten je bevindt. Je ziet niet buiten jezelf, en evenmin bevindt de toerusting om te zien zich buiten jou (2:1-2).

 

Wat wij licht noemen is geen echt licht. Licht is niet fysiek, het is spiritueel. En we zien niet werkelijk met uitwendige ogen, maar met innerlijke visie. Het doel van deze les is dat licht te bereiken.

 

Het Werkboek neemt ons weer mee in een ervaringsgerichte meditatieoefening. Deze meditatievorm en de ervaring die daarmee bereikt kan worden is een belangrijk onderdeel van de praktische beoefening. De nadruk die daar op wordt gelegd is bijzonder groot. Het is een oefenvorm “die we steeds vaker zullen aanwenden” (3:2), “ze belichaamt een hoofddoel van de training van de denkgeest” (3:3). “Een langere tijdsduur valt zeer aan te bevelen” (4:2). We worden aangespoord om vol te houden, ondanks “hevige weerstand” (5:2). Het gaat om “de bevrijding uit de hel”(5:5). We worden herinnerd aan “het belang van wat je doet”, van de “onschatbare waarde hiervan voor jou” (8:1) en aan het feit “dat je iets heel heiligs beproeft” (8:1).

 

De les besluit met deze woorden: “Maar vergeet het niet. Wees bovenal vastbesloten het vandaag niet te vergeten” (11:2-3). Het is duidelijk dat Jezus, de auteur van de Cursus, deze vorm van meditatieve beoefening buitengewoon belangrijk vindt. In de derde alinea wordt beschreven waarom dat zo is: “Deze vorm [stil zitten, naar binnen keren en onze gedachten laten komen en gaan zonder tussenbeide te komen] is voor de ongedisciplineerde denkgeest bijzonder moeilijk” (3:3) omdat het precies datgene vereist “wat de ongeoefende denkgeest mist” (3:4). Dat we het moeilijk vinden bewijst alleen maar dat we het nodig hebben, net zoals buiten adem raken na 100 meter hardlopen bewijst dat we meer lichaamsbeweging nodig hebben. Dus: “deze training [moet] worden volbracht als je wilt zien” (3:5). Met andere woorden: het beoefenen van meditatie is vereist om visie te verwerven. Want hoe kunnen we met innerlijke visie zien als we niet bereid zijn op zoek te gaan naar het innerlijk licht?

 

Dit zijn traingingsoefeningen. In het begin zullen we ze moeilijk vinden en op weerstand stuiten. In de eerste zin van alinea 3 staat ook dat we gaan “proberen” het licht te bereiken, wat wijst op begrip als dat niet meteen lukt, net zoals we nog geen marathon kunnen lopen, als we net beginnen met een looptraining. Het trainen van de denkgeest om het licht te bereiken is een doel, en hoewel deze les zegt: “De oefenvorm die we vandaag zullen hanteren is voor de getrainde denkgeest de natuurlijkste en makkelijkste ter wereld” ( 4:3), zullen we dit doel waarschijnlijk niet meteen bereiken. Het is een proces waarin we het bereiken van het licht inderdaad natuurlijk en gemakkelijk zullen gaan vinden, maar dat is nu nog niet zo omdat de denkgeest nog ongedisciplineerd is.

 

Toch zijn we niet meer “geheel ongetraind” (5:1). Wanneer we de oefeninstructies hebben opgevolgd, hebben drieënveertig lessen ons naar deze dag geleid. We kunnen nog steeds “hevige weerstand” ervaren, omdat het ego dit proces beschouwt als “een verlies van identiteit en een afdaling in de hel” (5:6). Maar we proberen God te bereiken, Die het licht is waarin we kunnen zien. Dat is geen verlies, het is de ontsnapping uit de duisternis.

Wanneer we steeds meer ervaringen met het licht beginnen te krijgen, voelen dat we het beginnen te naderen, en soms zelfs het gevoel hebben het binnen te gaan, zullen we weten waar de Cursus het over heeft. En dan zullen we méér willen. Er gaat niets boven deze ervaring. Deze heilige ogenblikken zijn voorproefjes van de Hemel, flitsen van de werkelijkheid. Ze zullen ons meer dan wat ook motiveren om onze reis voort te zetten. Het ervaren van de werkelijkheid is zo wezenlijk, dat in vergelijking daarmee alles wat eerder werkelijk leek te zijn verbleekt. Wanneer we het licht zijn binnengegaan zullen we beseffen dat we in duisternis verbleven, in de veronderstelling dat dit het licht was.

 

Dat geeft deze ervaringen hun onschatbare waarde.


Oefeninstructies:

DOEL

In contact komen met het licht in jezelf, dat je in staat stelt te zien vanuit ware visie.

 

OEFENING

Minstens drie keer, gedurende drie tot vijf minuten (langer is zeer aan te bevelen, zolang dit geen spanning geeft).

 

  • Herhaal het idee. Sluit dan langzaam je ogen, terwijl je het idee enkele keren herhaalt.
  • De rest van de oefening bestaat uit het verzinken in je denkgeest. Het kan behulpzaam zijn om dit op de volgende manier te doen:

 

  1. Keer je naar binnen, voorbij de gedachten aan de oppervlakte, naar het licht van God, diep binnenin je denkgeest. “Tracht aan licht te denken, vormloos en grenzeloos” (10:2). Als dit lukt zul je het gevoel hebben dat je het licht nadert en misschien zelfs binnengaat.
  2. Sta jezelf niet toe om af te dwalen. Dit is cruciaal. Observeer je gedachten kalm “en glij er rustig aan voorbij” (7:5). Ze hebben niet de macht je tegen te houden. Als weerstand de kop opsteekt, herhaal dan het idee. Als er angst opkomt, open dan even je ogen, herhaal het idee en hervat dan weer de oefening.
  3. Houd voor ogen dat je iets zeer belangrijks aan het doen bent, iets van onschatbare waarde, iets dat heel heilig is.

 

HERHALINGEN

Zo vaak mogelijk. Wees vastbesloten het niet te vergeten. Herhaal het idee met geopende of gesloten ogen, net zoals het voor jou het beste aanvoelt.

 

OPMERKING

Dit is de tweede meditatieoefening van het Werkboek (de eerste was in Les 41), waar in deze les bijzonder veel nadruk op wordt gelegd, met name in alinea 3-5. Misschien verzetten we ons tegen deze oefenvorm, omdat ze een discipline vereist die onze denkgeest nog niet bezit en we onze egogedachten- en overtuigingen los moeten laten. Maar dat is juist de reden waarom deze oefenvorm zo belangrijk is.