Les 320
(16 november)
Mijn Vader verleent mij alle macht.
1. De Zoon van God is onbeperkt. Er zijn geen beperkingen aan zijn kracht, zijn vrede, zijn vreugde, of aan welke eigenschap ook die zijn Vader hem bij zijn schepping schonk. Wat hij samen met zijn Schepper en Verlosser wil, moet geschieden. Zijn heilige wil kan nooit verloochend worden, omdat zijn Vader Zijn Licht laat stralen over zijn denkgeest, waarvoor Hij alle macht en liefde op aarde als in de Hemel legt. Ik ben degene aan wie dit alles is gegeven. Ik ben degene in wie de kracht van mijn Vaders Wil verblijft.
2. Uw Wil vermag alles in mij, en breidt zich vervolgens via mij tot heel de wereld uit. Uw Wil kent geen beperking. En aldus is alle macht gegeven aan Uw Zoon.
Toelichting:
Degenen onder ons die de Bijbel hebben gelezen – met name de evangeliën – zullen deze woorden waarschijnlijk herkennen als een variatie op de woorden die Jezus kort na zijn verrijzenis sprak: “Mij is alle macht gegeven in de hemel en op aarde” (Mt.28:18). Ik vind het veel- betekenend dat de Cursus ons deze woorden in de mond legt. Het maakt duidelijk dat de Cursus ons gelijkstelt aan Jezus. Hij was niet iets wat wij niet zijn; ieder van ons is, net als hij, de Zoon van God. Hij is ons alleen een beetje vóór in de tijd – of misschien buiten de tijd – maar van dezelfde makelij. Samen zijn we de Zoon van God, zoals Hij ons geschapen heeft.
Deze les gaat in op de onbegrensdheid van Gods Zoon, waarover gesproken wordt bij het centrale thema van deze week: “Wat is het Laatste Oordeel?” Daar zegt God:
Jij bent nog altijd Mijn heilige Zoon ..... even onbegrensd als jouw Schepper (WdII.10.5:1).
In deze les wordt ons opnieuw verteld:
De Zoon van God is onbeperkt. Er zijn geen beperkingen aan zijn kracht, zijn vrede, zijn vreugde, of aan welke eigenschap ook die zijn Vader hem bij zijn schepping schonk (1:1).
We beschikken over een onbeperkte kracht, vrede en vreugde. Eerlijk gezegd kan ik me niet eens voorstellen wat “onbeperkte vreugde” betekent, maar toch zegt deze les dat ik die bezit. Ik ken vreugde, veel vreugde zelfs. Soms voel ik mij zo vreugdevol dat ik het nauwelijks kan bevatten. Maar vreugde zonder grenzen? Hoe voelt dat?
Ik denk dat we allemaal grenzen stellen aan onze kracht, onze vrede en onze vreugde. En aan ons geluk, niet te vergeten. Heb je nooit het gevoel gehad dat het gevaarlijk is om te gelukkig te zijn? “Pas op!” denken we, “ik moet geen zwever worden”. En toch is onbeperkte vreugde een kenmerk van Gods Zoon. Maar hoe kunnen we dat ooit ervaren als we daar grenzen aan blijven stellen? Het ego handelt als de bestuurder van onze innerlijke motor van geluk en vreugde. Net als we helemaal gelukkig beginnen te worden laat het de motor afslaan.
We moeten die bestuurder kwijt!
Geloof ik werkelijk dat wat ik samen met mijn Schepper wil “moet geschieden”? (1:3). Geloof ik dat mijn heilige wil nooit verloochend kan worden? (1:4). Er zijn mensen die hier een glimp van opvangen. Dat zijn degenen die in hun leven veel tot stand brengen en weigeren te geloven dat wat ze zich voorstellen niet geschiedt. Zij gaan er van uit dat het zal geschieden. Natuurlijk spreken we hier niet alleen in aardse termen. Dit is geen boodschap over de heerschappij van de wil of de beheersing van onze omstandigheden door pure wilskracht. Het gaat hier over onze “heilige” wil, verenigd met die van God, die wordt uitgedrukt in de uitbreiding van Zijn Wezen. In dit opzicht beschikken we over onbeperkte macht:
Uw Wil vermag alles in mij, en breidt zich vervolgens via mij tot heel de wereld uit (2:1).
Wanneer we ons geloof in beperktheid overstijgen, kan ieder van ons in deze wereld een onbeperkte macht zijn voor het goede en voor God. De kracht van de liefde, bijvoorbeeld, is onbeperkt omdat er in werkelijkheid niets bestaat wat aan haar is tegengesteld.
Vader, vandaag wil ik onderzoeken welke gedachten mijn geloof in beperktheid instandhouden en Uw macht belemmeren om in en door mij heen te werken. Ik wil ze erkennen als onjuist en me openstellen voor Uw grote macht, die zich via mij tot heel de wereld uitbreidt.
Oefeninstructies:
DOEL
De Inleiding op Deel II van het Werkboek klinkt alsof we voor de rest van het jaar proberen het eind van onze spirituele reis te bereiken: “Dit jaar heeft ons tot de eeuwigheid gebracht” (10:8). Het Handboek voor leraren beschrijft in hoofdstuk 16 een bescheidener doel: het bereiken van een punt waarop we oefenen vanuit onze eigen motivatie en inspiratie en niet omdat een boek ons aanraadt dat te doen. Dat betekent dat onze beoefening verandert van een opdracht in een levenswijze. Ik denk dat het goed is deze beide doelen te combineren. We moeten streven naar de eeuwigheid, omdat we, door de lat hoog te leggen, verder komen dan wanneer we dat niet doen, zelfs als dat alleen maar betekent dat we het Werkboek niet meer nodig hebben.
Deel II, dat geen instructies voor de dagelijkse beoefening meer bevat, is een belangrijke stap in die richting. Wanneer je beoefening opbloeit in plaats van verdort, ben je dicht bij het doel van het Werkboek: het overbodig worden ervan.
Met andere woorden: we moeten ernaar streven los te komen van tijd en ruimte, zodat we dit doel kunnen bereiken.
LEZEN VAN DE LESSEN
De lessen van Deel II zijn anders dan die van Deel I. Na het idee van de dag volgen slechts twee alinea’s, beide in de eerste persoon (ik of wij), die het idee van de dag uitbreiden en toelichten. Hierdoor lijken de lessen van Deel II op de meeste herhalingen van Deel I, waar het idee van de dag wordt gevolgd door een “bijbehorende toelichting” (WdI.hI.In.2:3,3:3), die geschreven is in de eerste persoon en een uitbreiding is van het idee. In de Herhalingen zijn deze bijbehorende toelichtingen onderdeel van de oefening. We lezen ze enkele keren, denken erover na, herhalen ze bij onszelf en “proeven” elk woord. De bedoeling is ze ons eigen te maken, daarom zijn ze geformuleerd alsof het onze eigen woorden zijn. We verbinden ons er zodanig mee dat het meer oefenen dan lezen wordt.
Het is goed om de bijbehorende toelichtingen in Deel II op dezelfde manier te gebruiken. De Inleiding verwijst daar ook naar. Ze spreekt over lezen als een oefening (2:1), een inleiding tot “perioden van woordeloze, diepe ervaring die daarop zouden moeten volgen” (11:2). Als praktische oefening kunnen de twee alinea’s van elke les op de volgende manier worden gebruikt:
- De toelichting op het idee:
Lees deze alinea langzaam een aantal keren en stel je voor dat dit werkelijk je eigen gedachten zijn. Benadruk eventueel de woorden “ik”, “mij” en “mijn”.
- Het gebed:
OCHTEND- EN AVOND MEDITATIE
Deze langere oefenperioden zijn bedoeld als Open Mind meditatie, dus neem de tijd die je nodig hebt voor het gewenste resultaat. Begin met het herhalen van het idee van de dag, maar doe dit op een speciale manier: als een uitnodiging aan God om tot je te komen: “We zeggen de uitnodigende woorden die Zijn Stem ons ingeeft en dan wachten we op Zijn komst” (4:6). Nadat je deze woorden hebt herhaald, wacht je in verwachtingsvolle stilte. Wachten betekent gewoonlijk dat je lichamelijk stil zit of staat, in afwachting van de een of andere gebeurtenis. Hier gaat het echter ook om mentale stilte, in afwachting van een wonderbaarlijke gebeurtenis: het ervaren van God in je denkgeest. Wacht daar als het ware met ingehouden adem op. Wacht in het vertrouwen dat “de Godsherinnering schemert aan de wijde horizonten van onze denkgeest” (9:5). Je wacht dus bewegingloos, maar zeer alert. Je wachten moet vervuld zijn van de verwachting “dat onze Vader Zichzelf openbaart, zoals Hij heeft beloofd” (3:3). Met andere woorden: je wachten is gebaseerd op het vertrouwen dat God Zijn beloften na zal komen. Hij heeft je beloofd dat Hij komt als je daar om vraagt. Probeer zonder gebruik van woorden in deze meditatieve staat te blijven. Als je gedachten afdwalen herhaal dan het idee van de dag, om jezelf terug te brengen naar de staat van zwijgend wachten. “We zullen die gedachte gebruiken om onze denkgeest zo nodig te kalmeren” (3:1).
Wanneer je de Open Mind meditatie te moeilijk vindt of wanneer deze niet het gewenste resultaat oplevert, gebruik dan eventueel de Naam-van-God meditatie, zoals bijvoorbeeld Les 222 aangeeft: “Vader, we hebben geen andere woorden op onze lippen en in onze denkgeest dan Uw Naam, nu wij in stilte in Uw Tegenwoordigheid komen en vragen om even in vrede te mogen rusten bij U” (WdII.222.2:1). (Zie ook de oefeninstructies bij les 183, 184 en Naam van God meditatie.
UURLIJKSE HERINNERING
Een of twee minuten op het hele uur (of korter wanneer dat vanwege de omstandigheden niet mogelijk is). Doe een korte versie van de ochtendmeditatie: herhaal het idee als een uitnodiging aan God en wacht in woordeloze stilte op Zijn komst.
REGELMATIGE HERHALINGEN
Herhaal het idee van de dag zo vaak mogelijk: “Herhaal het, en laat je denkgeest een kort moment in stilte en vrede verpozen” (WdI.hIII.In.10:5).
ANTWOORD OP VERLEIDINGEN
Zodra je in de verleiding komt om je doel te vergeten:
Herhaal het idee om God aan te roepen teneinde deze verleiding te laten verdwijnen (2:9, 10:2).
Als je ergens door van streek raakt, stel dan vast welke behoefte achter dat gevoel zit en zeg: “Ik denk dat ik ..... nodig heb, maar ik heb niets nodig dan de waarheid.”
LEZEN VAN DE “WAT IS HET LAATSTE OORDEEL”-TEKST
Lees vóór de ochtend- of avondoefening de “Wat is het Laatste Oordeel”- tekst die aan de orde is. Lees dit niet oppervlakkig, “ze dienen langzaam gelezen en even overdacht te worden” (11:4).
OEFENSUGGESTIE
Neem de tijd om na te denken over de volgende drie vragen. Als je wilt kun je noteren wat er bij je opkomt.
Vermag Zijn Wil alles in mij? (2:1).
Als dat niet zo is, dan ben ik niet Zijn schepping.
Maar als ik niet Zijn schepping ben, waar kom ik dan vandaan? Ben ik voortgekomen uit niets?
Breidt Zijn Wil zich via mij uit tot heel de wereld? (2:1).
Als dat niet zo is, dan zijn er plaatsen waar Hij niet kan komen. Is dat logisch?
Kent Zijn Wil beperkingen?
Is het mogelijk Gods Wil te beperken? Of is er een andere wil dan de Zijne?
Nadenken over deze vragen bereidt je voor op het aanvaarden van het idee van vandaag. Zoals Allen in zijn toelichting uitlegt verwijst dit idee naar het laatste deel van het evangelie van Mattheus. Daarin verschijnt Jezus aan zijn apostelen om hen uit te zenden naar alle delen van de wereld. Hij zegt: “Mij is alle macht gegeven in de hemel en op aarde” (Mt.28:18).
Als je dus het idee van vandaag herhaalt, stel je dan voor dat jij de verrezen Christus bent. Voel de verhevenheid van deze positie. Voel de macht die je bezit om de hele wereld te verlichten.
•••
SAMENVATTING
- Lees de toelichting langzaam en alsof het je eigen woorden zijn.
- Bid het gebed, eventueel meerdere keren.
- ’s Morgens en ’s avonds: Herhaal het idee en mediteer daarna enige tijd.
- Elk heel uur: Herhaal het idee en breng enkele momenten door in stilte.
- Regelmatige herhalingen: Herhaal het idee gedurende de dag zo vaak mogelijk.
- Antwoord op verleidingen: Herhaal het idee om je vrede te herstellen zodra deze verstoord raakt en/of je het doel uit het oog verliest.
- Lees één keer per dag langzaam en aandachtig de “Wat is het Laatste Oordeel”- tekst.
Wat is het Laatste Oordeel 10:
Deel 10: WdII.10.5:2-3
1. De Wederkomst van Christus geeft Gods Zoon dit geschenk: de Stem namens God te horen verkondigen dat het onware onwaar is, en het ware nooit is veranderd. En dit is het oordeel waarmee waarneming eindigt. Eerst zie je een wereld die dit als waar heeft aanvaard, geprojecteerd vanuit een nu gecorrigeerde denkgeest. En met dit heilige zicht geeft waarneming een stille zegen en verdwijnt daarna; haar doel is bereikt en haar missie volbracht.
2. Het eindoordeel over de wereld bevat geen veroordeling. Want het ziet de wereld als totaal vergeven, zonder zonde en volslagen nutteloos. Zonder oorzaak en nu zonder functie in de visie van Christus verglijdt ze eenvoudig in het niets. Daar werd ze geboren en daar eindigt ze ook. En alle figuren in de droom waarmee de wereld begon, verdwijnen met haar. Lichamen zijn nu onbruikbaar en zullen dan ook oplossen in het niets, want de Zoon van God is onbegrensd.
3. Jij die geloofde dat het Laatste Oordeel van God de wereld samen met jou zou veroordelen tot de hel, aanvaard deze heilige waarheid: Gods Oordeel is het geschenk van de Correctie die Hij aan al jouw dwalingen heeft verleend, en die jou daarvan en van alle gevolgen die ze ooit maar scheen te hebben, bevrijdt. Bang zijn voor Gods verlossende genade is niets anders dan bang zijn voor totale bevrijding van alle lijden, voor de terugkeer tot vrede, zekerheid en geluk, en voor eenwording met jouw eigen Identiteit.
4. Gods Eindoordeel is even genadig als iedere stap in het door Hemzelf vastgestelde plan om Zijn Zoon te zegenen en hem op te roepen terug te keren tot de eeuwige vrede die Hij met hem deelt. Wees niet bang voor liefde. Want zij alleen kan alle leed genezen, alle tranen wegwissen en de Zoon die God als de Zijne erkent zachtjes doen ontwaken uit zijn droom van pijn. Wees niet bang hiervoor. De verlossing vraagt jou haar welkom te heten. En de wereld wacht op jouw blije aanvaarding die haar bevrijden zal.
5. Dit is Gods Eindoordeel: ‘Jij bent nog altijd Mijn heilige Zoon, voor immer onschuldig, eeuwig liefdevol en eeuwig geliefd, even onbegrensd als jouw Schepper, totaal onveranderlijk en voor altijd zuiver.
"Ontwaak daarom en keer terug tot Mij. Ik ben jouw Vader en jij bent Mijn Zoon."
Het Eindoordeel van God eindigt met deze woorden en vat daarmee de verklaring samen die we gisteren besproken hebben. Wat God hier zegt betreft dingen die we moeilijk over onszelf kunnen aanvaarden. We moeten ontwaken uit de droom waarin het tegenovergestelde waar lijkt te zijn en terugkeren tot de Vader die nooit is opgehouden ons lief te hebben met een eeuwige liefde. “Jij bent Mijn Zoon”. We verlangen er allemaal naar dat te horen. En ieder van ons is bang dat we, net als de verloren zoon in de Bijbel, het recht om deze woorden te horen hebben verspeeld. De verloren zoon was zo vervuld van schuld dat hij bij zijn terugkeer hoopte dat hij op zijn best aangenomen en behandeld zou worden als een knecht. In plaats daarvan snelde zijn vader hem tegemoet en werd hij verwelkomd met een feestmaal.
Zijn we bang om God te naderen? Aarzelen we om naar Hem terug te keren? Schamen we ons over de manier waarop we hebben geleefd en wat we hebben gedaan met de gaven die Hij ons geschonken heeft? Hij is niet boos. Hij schaamt zich niet over ons. Hij weet alleen dat we Zijn geliefde kinderen zijn. En Hij roept ons onafgebroken om naar Hem terug te keren, vanuit de nachtmerrie waarin we onszelf hebben verloren. Hij wacht erop om ons opnieuw te verwelkomen in Zijn liefdevolle Armen.