Les 358

(24 december)

Geen enkel beroep op God kan onverhoord en zonder antwoord blijven. En hiervan kan ik zeker zijn: Zijn antwoord is het antwoord dat ik werkelijk wens.

1. Alleen U, die Zich herinnert wat ik werkelijk ben, herinnert Zich wat ik werkelijk wens. U spreekt namens God en dus spreekt U namens mij. En wat U me geeft komt van God Zelf. Uw Stem, Vader, is dan ook de mijne, en al wat ik wens is wat U me biedt, in precies de vorm waarin U verkiest dat het het mijne is. Laat me alles herinneren wat ik niet weet, en laat mijn stem verstommen wanneer ik me dat herinner. Maar laat me Uw Liefde en zorg niet vergeten, en me altijd bewust zijn van Uw belofte aan Uw Zoon. Laat me niet vergeten dat mijn zelf niets is, maar dat mijn Zelf alles is.


Toelichting:

Het ego is onafgebroken aan het werk om ons ervan te overtuigen dat we een heleboel verschillende dingen willen, dingen die vaak met elkaar in strijd zijn. We hebben zo lang naar het ego geluisterd, dat we verward zijn over wat we werkelijk willen. Een eerdere werkboekles vertelde ons: “Ik zie niet wat mijn hoogste belang is” (WdI.24.t).

Aangezien ik zo verward ben over wat ik werkelijk wil, is het veel beter om die keuze in de handen van de Heilige Geest te leggen:

 

Alleen U, die Zich herinnert wat ik werkelijk ben, herinnert Zich wat ik werkelijk wens (1:1).

 

Ik moet mezelf hier vaak aan herinneren – eigenlijk elke keer als ik mezelf vastzet in de gedachte dat ik iets heel erg graag wil hebben. “Ik wil een nieuwe computer”. “Ik wil een liefdevolle, intieme relatie”. “Ik wil een betere baan”. Dan moet ik tegen mezelf zeggen: “Wacht even... Je weet niet meer wie je werkelijk bent, dus hoe kun je dan weten wat je werkelijk wilt?

 

Een groot deel van het onderwijs van de Cursus bestaat uit leren luisteren naar de Heilige Geest. En een deel van die les is het besef dat Hij voor ons spreekt, niet alleen voor God. Misschien is wat ik wil strijdig met wat Hij voor mij wil, dus ik moet mij realiseren dat wat Hij voor mij wil, datgene is wat ik werkelijk wil, ook als mijn ego me iets anders vertelt.

 

Uw Stem, Vader, is dan ook de mijne, en al wat ik wens is wat U me biedt, in precies de vorm waarin U verkiest dat het het mijne is (1:4).

 

Ik denk vaak dat ik echt wil wat God me wil geven, maar vervolgens bepaal ik zelf weer de vorm waarin ik het wil hebben. Gods Wil voor mij is volmaakt geluk, en ik beslis welke vorm dat geluk aan moet nemen. Ik moet dus een volgende stap zetten: Ik wil wat God wil en, of ik het op dit moment nu wel of niet kan zien, ik wil het in de vorm die Hij verkiest, niet in de vorm die ik bepaal.

Ik moet nu denken aan de vele keren dat ik probeerde een van mijn zonen ervan te overtuigen dat hij niet echt wilde wat hij dacht te willen. Hij zei bijvoorbeeld: “Ik wil dat rode snoepje!” En ik antwoordde: “Nee, Ben, dat rode snoepje is niet zoet, het heeft een kaneelsmaak en dat vind je niet lekker.” En hij weer: “Maar ik wil die rode!

Wij doen zo ongeveer hetzelfde met God, veel vaker dan we willen toegeven.

 

Laat me alles herinneren wat ik niet weet, en laat mijn stem verstommen wanneer ik me dat herinner (1:5).

 

Laat ik me realiseren dat ik, wanneer ik denk te weten wat ik wil, dat niet werkelijk weet. En laat ik gewoon mijn mond houden en ophouden met zeuren. Laat ik stil zijn en naar mijn Vaders Stem luisteren. Hij spreekt evenzeer voor mij als voor God. Hij weet wat ik werkelijk wil en het is wijs om zijn advies aan te nemen. Hij houdt van mij, Hij zorgt voor mij, Hij heeft beloofd altijd bij me te zijn. Laat ik Hem vertrouwen, zelfs wanneer ik het niet begrijp, wetend dat mijn Vader het ’t beste weet.

(O, wat is het moeilijk om deze woorden uit te spreken, het klinkt zo kleinerend...!).

 

Laat me niet vergeten dat mijn zelf niets is, maar dat mijn Zelf alles is (1:7).

 

Het kleine, individuele ego-ik is niets, Wie ik werkelijk ben is alles. De Heilige Geest spreekt altijd vanuit het perspectief van dat hogere Zelf. Soms gaat wat Hij geeft in tegen de wensen van het “kleine ik”, om ons zo tot het volle bewustzijn en de volledige realisatie van dat Zelf te brengen. Vaak lijkt wat Hij voor ons wil juist wat wij niet willen. We zijn verward over wie we zijn, Hij niet. Laten we dus vertrouwen op Zijn wijsheid, stil zijn, en weten dat Hij God is.


Oefeninstructies:

DOEL

De Inleiding op Deel II van het Werkboek klinkt alsof we voor de rest van het jaar proberen het eind van onze spirituele reis te bereiken: “Dit jaar heeft ons tot de eeuwigheid gebracht” (10:8). Het Handboek voor leraren beschrijft in hoofdstuk 16 een bescheidener doel: het bereiken van een punt waarop we oefenen vanuit onze eigen motivatie en inspiratie en niet omdat een boek ons aanraadt dat te doen. Dat betekent dat onze beoefening verandert van een opdracht in een levenswijze. Ik denk dat het goed is deze beide doelen te combineren. We moeten streven naar de eeuwigheid, omdat we, door de lat hoog te leggen, verder komen dan wanneer we dat niet doen, zelfs als dat alleen maar betekent dat we het Werkboek niet meer nodig hebben.

Deel II, dat geen instructies voor de dagelijkse beoefening meer bevat, is een belangrijke stap in die richting. Wanneer je beoefening opbloeit in plaats van verdort, ben je dicht bij het doel van het Werkboek: het overbodig worden ervan.

 

Met andere woorden: we moeten ernaar streven los te komen van tijd en ruimte, zodat we dit doel kunnen bereiken.

 

LEZEN VAN DE LESSEN

De lessen van Deel II zijn anders dan die van Deel I. Na het idee van de dag volgen slechts twee alinea’s, beide in de eerste persoon (ik of wij), die het idee van de dag uitbreiden en toelichten. Hierdoor lijken de lessen van Deel II op de meeste herhalingen van Deel I, waar het idee van de dag wordt gevolgd door een “bijbehorende toelichting” (WdI.hI.In.2:3,3:3), die geschreven is in de eerste persoon en een uitbreiding is van het idee. In de Herhalingen zijn deze bijbehorende toelichtingen onderdeel van de oefening. We lezen ze enkele keren, denken erover na, herhalen ze bij onszelf en “proeven” elk woord. De bedoeling is ze ons eigen te maken, daarom zijn ze geformuleerd alsof het onze eigen woorden zijn. We verbinden ons er zodanig mee dat het meer oefenen dan lezen wordt.

Het is goed om de bijbehorende toelichtingen in Deel II op dezelfde manier te gebruiken. De Inleiding verwijst daar ook naar. Ze spreekt over lezen als een oefening (2:1), een inleiding tot “perioden van woordeloze, diepe ervaring die daarop zouden moeten volgen” (11:2). Als praktische oefening kunnen de twee alinea’s van elke les op de volgende manier worden gebruikt:

 

  • De toelichting op het idee:

Lees deze alinea langzaam een aantal keren en stel je voor dat dit werkelijk je eigen gedachten zijn. Benadruk eventueel de woorden “ik”, “mij” en “mijn”.

  • Het gebed:

 

OCHTEND- EN AVOND MEDITATIE

Deze langere oefenperioden zijn bedoeld als Open Mind meditatie, dus neem de tijd die je nodig hebt voor het gewenste resultaat. Begin met het herhalen van het idee van de dag, maar doe dit op een speciale manier: als een uitnodiging aan God om tot je te komen: “We zeggen de uitnodigende woorden die Zijn Stem ons ingeeft en dan wachten we op Zijn komst” (4:6). Nadat je deze woorden hebt herhaald, wacht je in verwachtingsvolle stilte. Wachten betekent gewoonlijk dat je lichamelijk stil zit of staat, in afwachting van de een of andere gebeurtenis. Hier gaat het echter ook om mentale stilte, in afwachting van een wonderbaarlijke gebeurtenis: het ervaren van God in je denkgeest. Wacht daar als het ware met ingehouden adem op. Wacht in het vertrouwen dat “de Godsherinnering schemert aan de wijde horizonten van onze denkgeest” (9:5). Je wacht dus bewegingloos, maar zeer alert. Je wachten moet vervuld zijn van de verwachting “dat onze Vader Zichzelf openbaart, zoals Hij heeft beloofd” (3:3). Met andere woorden: je wachten is gebaseerd op het vertrouwen dat God Zijn beloften na zal komen. Hij heeft je beloofd dat Hij komt als je daar om vraagt. Probeer zonder gebruik van woorden in deze meditatieve staat te blijven. Als je gedachten afdwalen herhaal dan het idee van de dag, om jezelf terug te brengen naar de staat van zwijgend wachten. “We zullen die gedachte gebruiken om onze denkgeest zo nodig te kalmeren” (3:1).

 

Wanneer je de Open Mind meditatie te moeilijk vindt of wanneer deze niet het gewenste resultaat oplevert, gebruik dan eventueel de Naam-van-God meditatie, zoals bijvoorbeeld Les 222 aangeeft: “Vader, we hebben geen andere woorden op onze lippen en in onze denkgeest dan Uw Naam, nu wij in stilte in Uw Tegenwoordigheid komen en vragen om even in vrede te mogen rusten bij U” (WdII.222.2:1). (Zie ook de oefeninstructies bij les 183184 en Naam van God meditatie.

 

UURLIJKSE HERINNERING

Een of twee minuten op het hele uur (of korter wanneer dat vanwege de omstandigheden niet mogelijk is). Doe een korte versie van de ochtendmeditatie: herhaal het idee als een uitnodiging aan God en wacht in woordeloze stilte op Zijn komst.

 

REGELMATIGE HERHALINGEN

Herhaal het idee van de dag zo vaak mogelijk: “Herhaal het, en laat je denkgeest een kort moment in stilte en vrede verpozen” (WdI.hIII.In.10:5).

 

ANTWOORD OP VERLEIDINGEN

Zodra je in de verleiding komt om je doel te vergeten:

Herhaal het idee om God aan te roepen teneinde deze verleiding te laten verdwijnen (2:9, 10:2).

Als je ergens door van streek raakt, stel dan vast welke behoefte achter dat gevoel zit en zeg: “Ik denk dat ik ..... nodig heb, maar ik heb niets nodig dan de waarheid.

 

LEZEN VAN DE “WAT BEN IK”-TEKST

Lees vóór de ochtend- of avondoefening de “Wat ben ik”- tekst die aan de orde is. Lees dit niet oppervlakkig, “ze dienen langzaam gelezen en even overdacht te worden” (11:4).

 

OEFENSUGGESTIE

Ik heb deze les persoonlijker gemaakt door haar als volgt te formuleren:

“God houdt zoveel van me dat Hij altijd naar me luistert en altijd antwoord geeft. En Hij geeft me het antwoord dat ik werkelijk wens.“

 

•••

 

SAMENVATTING

  • Lees de toelichting langzaam en alsof het je eigen woorden zijn.
  • Bid het gebed, eventueel meerdere keren.
  • ’s Morgens en ’s avonds: Herhaal het idee en mediteer daarna enige tijd.
  • Elk heel uur: Herhaal het idee en breng enkele momenten door in stilte.
  • Regelmatige herhalingen: Herhaal het idee gedurende de dag zo vaak mogelijk.
  • Antwoord op verleidingen: Herhaal het idee om je vrede te herstellen zodra deze verstoord raakt en/of je het doel uit het oog verliest.
  • Lees één keer per dag langzaam en aandachtig de “Wat ben ik”- tekst.

Wat ben ik  8:

Deel 8: WdII.14.4:4

 

1. Ik ben Gods Zoon, compleet, genezen en heel, stralend in de weerspiegeling van Zijn Liefde. In mij is Zijn schepping geheiligd en van eeuwig leven verzekerd. In mij is de liefde vervolmaakt, angst onmogelijk en vreugde gegrondvest zonder tegendeel. Ik ben de heilige woning van God Zelf. Ik ben de Hemel waar Zijn Liefde huist. Ik ben Zijn heilige Zondeloosheid zelf, want in mijn zuiverheid woont de Zijne.

 

2. Nu hebben we bijna geen woorden meer nodig. Maar in de laatste dagen van dit ene jaar dat wij samen, jij en ik, aan God geschonken hebben, vonden we één doel dat we deelden. En zo heb jij je met mij verenigd, dus wat ik ben, ben jij eveneens. De waarheid omtrent wat wij zijn is niet in woorden uit te drukken of te beschrijven. Maar onze functie hier kan ons duidelijk worden, en woorden kunnen hiervan spreken en die ook onderwijzen, als we zelf een toonbeeld van die woorden zijn.

 

3. Wij zijn de brengers van verlossing. We aanvaarden onze rol als verlossers van de wereld, die door onze gezamenlijke vergeving wordt verlost. En dit geschenk van ons wordt daarom aan ons gegeven. We zien ieder als broeder en beschouwen alles als vriendelijk en goed. We zijn niet uit op een functie die voorbij de Hemelpoort ligt. Kennis zal terugkeren, wanneer we ons aandeel hebben vervuld. Wij bekommeren ons enkel om het verwelkomen van de waarheid.

 

4. Onze ogen zijn het waardoor de visie van Christus een wereld ziet die verlost is van elke gedachte aan zonde. Onze oren zijn het die de Stem namens God horen verkondigen dat de wereld zonder zonde is. Onze denkgeesten zijn het die zich met elkaar verenigen wanneer wij de wereld zegenen.

 

"En vanuit de eenheid die we hebben bereikt, roepen we al onze broeders op en vragen hen onze vrede te delen en onze vreugde compleet te maken."

 

5. Wij zijn de heilige boodschappers van God die namens Hem spreken, en omdat we Zijn Woord uitdragen aan ieder die Hij tot ons gezonden heeft, ontdekken we dat het in ons hart geschreven staat. En zo zijn we van gedachten veranderd over het doel waarvoor we kwamen en dat we proberen te dienen. We brengen een blijde boodschap naar de Zoon van God, die dacht dat hij leed. Nu is hij verlost. En nu hij de Hemelpoort voor hem ziet openstaan, zal hij binnengaan en verdwijnen in het Hart van God.



In werkelijkheid hoeven we de eenheid niet te bereiken, we hoeven ons haar alleen maar te herinneren. In de tijd lijkt het echter alsof we haar stap voor stap bereiken, terwijl we ons bewust worden van wat er altijd is geweest. We beginnen met korte heilige ogenblikken, flarden van herinneringen, als een vergeten droom die we terug proberen te halen. Die momenten van herinnering doen zich steeds vaker en steeds duidelijker voor en duren steeds langer, totdat op een dag de herinnering volledig en voorgoed terugkeert.

 

Elke keer wanneer we eenheid ervaren, beseffen we dat we niet alleen zijn en niet alleen kúnnen zijn. We ervaren vrede en vreugde, maar toch is onze vreugde niet compleet voordat iedereen deze met ons deelt en ontwaakt tot de werkelijkheid van wie en wat we zijn. Daarom roepen we hen op en reiken we naar hen uit.

 

De staat van zijn die we zoeken – die we de verlichte staat van onze denkgeest kunnen noemen – weet zich verbonden met al Gods scheppingen en wordt er onweerstaanbaar toe gedreven om de volledige communicatie van die volmaakte eenheid in alle delen te herstellen. Zoals de bodhisattva in de boeddhistische traditie afziet van het Nirvana om anderen te redden, en weigert om die staat van volmaakte gelukzaligheid te betreden voordat “elk grassprietje verlicht is”, zo roept de juist gerichte denkgeest voortdurend alle broeders op en vraagt hen zijn vrede te delen. Jezus legt deze attitude uit in de paragraaf “De cirkel van Verzoening” van hoofdstuk 14 van het Tekstboek:

 

Ik sta binnenin de cirkel, en roep jou op tot vrede. Onderwijs vrede met mij, en sta samen met mij op heilige grond. Herinner je ten behoeve van iedereen de macht van jouw Vader die Hij aan ieder gegeven heeft. Geloof niet dat jij Zijn volmaakte vrede niet kunt onderwijzen. Blijf er niet buiten staan, maar sluit je erbinnen bij mij aan. Mis niet het enige doel waartoe mijn onderricht jou oproept. Geef God Zijn Zoon terug zoals Hij hem geschapen heeft, door hem zijn onschuld te onderwijzen (T14.V.9.4-10).

 

Sta in stilte in deze cirkel en haal alle gekwelde denkgeesten ertoe over zich met jou te verbinden in de veiligheid van zijn vrede en heiligheid (T14.V.8:6).