Les 281

(8 oktober)

Niets kan mij pijn doen behalve mijn gedachten.

1. Vader, Uw Zoon is volmaakt. Wanneer ik denk dat ik op enigerlei wijze ben gekwetst, komt dat doordat ik ben vergeten wie ik ben en dat ik ben zoals U mij hebt geschapen. Uw Gedachten kunnen mij alleen geluk brengen. Als ik ooit bedroefd, gekwetst of ziek ben, ben ik vergeten wat U denkt en heb ik mijn nietige, nietsbeduidende ideeën op de plaats gezet waar Uw Gedachten thuishoren en waar ze zijn. Niets kan mij pijn doen behalve mijn gedachten. De Gedachten die ik samen met U denk kunnen alleen maar zegenen. Alleen de Gedachten die ik samen met U denk zijn waar.

 

2. Ik zal mezelf vandaag geen pijn doen. Want ik ben ver voorbij alle pijn. Mijn Vader heeft me veilig in de Hemel geplaatst en waakt over mij. En ik wil de Zoon die Hij liefheeft niet aanvallen, want wat Hij liefheeft zal ook ik liefhebben.


Toelichting:

Het ego vertelt ons dat ons leven volmaakt zou zijn als het vrij zou zijn van pijn. Maar we zijn niet vrij van pijn, dus moeten we wel onvolmaakt zijn.

De Cursus zegt het tegenovergestelde: we zijn volmaakt, pijn zou onvolmaaktheid betekenen en dus is pijn een illusie.

 

Wanneer ik denk dat ik op enigerlei wijze ben gekwetst, komt dat doordat ik ben vergeten wie ik ben en dat ik ben zoals U mij hebt geschapen (1:2).

 

Met andere woorden: we denken alleen dat we gekwetst zijn. Als we ons zouden herinneren wie we werkelijk zijn, zouden we weten dat we niet gekwetst kunnen worden. Alleen ons illusoire zelf kan gekwetst worden – en alleen door onze eigen gedachten. Toegegeven, we maken soms verdraaid goede illusies! Maar dat is alles wat ze zijn: illusies.

We lijden wanneer we onze eigen ideeën op de plaats zetten waar de Gedachten van God thuishoren (1:4). De oorzaak van alle pijn bevindt zich altijd in ons denken en nergens anders. Niets buiten onze denkgeest kan ons kwetsen. Als we ons aangevallen voelen, vallen we onszelf aan. Wanneer onze denkgeest Gods Gedachten deelt kunnen zelfs de liefdeloze gedachten van onze broeders ons niet kwetsen.

 

In het begin van het Tekstboek wordt ons verteld:

 

In werkelijkheid word je door geen enkele uiting van een gebrek aan liefde ook maar enigszins aangetast. Die kan uit jou en uit anderen komen, van jou naar anderen of van anderen naar jou uitgaan. Vrede is een eigenschap in jou. Je kunt die niet buiten je vinden (T2.I.5:6-9).

 

Wat wij in werkelijkheid zijn is “ver voorbij alle pijn” (2:2). Als onze Leraar helpt de Heilige Geest ons dit te herinneren. Les 248 zegt:

 

Wat lijdt is geen deel van mij. Wat verdriet heeft ben ik niet zelf. Wat pijn heeft is niets dan een illusie in mijn denkgeest (WdII.248.1:3-5).

 

Het is niet alleen zo dat pijn een illusie is, de illusie van pijn wordt bovendien ervaren door een illusie van onszelf. Het zijn onze gedachten, vooral de gedachten over onszelf, die deze illusie veroorzaken. We denken iets te zijn wat God niet geschapen heeft en daarom ervaren we pijn. Vader, laat vandaag de woorden “Ik zal mezelf geen pijn doen” vaak in mijn gedachten zijn.


Oefeninstructies:

DOEL

De Inleiding op Deel II van het Werkboek klinkt alsof we voor de rest van het jaar proberen het eind van onze spirituele reis te bereiken: “Dit jaar heeft ons tot de eeuwigheid gebracht” (10:8). Het Handboek voor leraren beschrijft in hoofdstuk 16 een bescheidener doel: het bereiken van een punt waarop we oefenen vanuit onze eigen motivatie en inspiratie en niet omdat een boek ons aanraadt dat te doen. Dat betekent dat onze beoefening verandert van een opdracht in een levenswijze. Ik denk dat het goed is deze beide doelen te combineren. We moeten streven naar de eeuwigheid, omdat we, door de lat hoog te leggen, verder komen dan wanneer we dat niet doen, zelfs als dat alleen maar betekent dat we het Werkboek niet meer nodig hebben.

Deel II, dat geen instructies voor de dagelijkse beoefening meer bevat, is een belangrijke stap in die richting. Wanneer je beoefening opbloeit in plaats van verdort, ben je dicht bij het doel van het Werkboek: het overbodig worden ervan.

 

Met andere woorden: we moeten ernaar streven los te komen van tijd en ruimte, zodat we dit doel kunnen bereiken.

 

LEZEN VAN DE LESSEN

De lessen van Deel II zijn anders dan die van Deel I. Na het idee van de dag volgen slechts twee alinea’s, beide in de eerste persoon (ik of wij), die het idee van de dag uitbreiden en toelichten. Hierdoor lijken de lessen van Deel II op de meeste herhalingen van Deel I, waar het idee van de dag wordt gevolgd door een “bijbehorende toelichting” (WdI.hI.In.2:3,3:3), die geschreven is in de eerste persoon en een uitbreiding is van het idee. In de Herhalingen zijn deze bijbehorende toelichtingen onderdeel van de oefening. We lezen ze enkele keren, denken erover na, herhalen ze bij onszelf en “proeven” elk woord. De bedoeling is ze ons eigen te maken, daarom zijn ze geformuleerd alsof het onze eigen woorden zijn. We verbinden ons er zodanig mee dat het meer oefenen dan lezen wordt.

Het is goed om de bijbehorende toelichtingen in Deel II op dezelfde manier te gebruiken. De Inleiding verwijst daar ook naar. Ze spreekt over lezen als een oefening (2:1), een inleiding tot “perioden van woordeloze, diepe ervaring die daarop zouden moeten volgen” (11:2). Als praktische oefening kunnen de twee alinea’s van elke les op de volgende manier worden gebruikt:

 

  • De toelichting op het idee:

Lees deze alinea langzaam een aantal keren en stel je voor dat dit werkelijk je eigen gedachten zijn. Benadruk eventueel de woorden “ik”, “mij” en “mijn”.

  • Het gebed:

 

OCHTEND- EN AVOND MEDITATIE

Deze langere oefenperioden zijn bedoeld als Open Mind meditatie, dus neem de tijd die je nodig hebt voor het gewenste resultaat. Begin met het herhalen van het idee van de dag, maar doe dit op een speciale manier: als een uitnodiging aan God om tot je te komen: “We zeggen de uitnodigende woorden die Zijn Stem ons ingeeft en dan wachten we op Zijn komst” (4:6). Nadat je deze woorden hebt herhaald, wacht je in verwachtingsvolle stilte. Wachten betekent gewoonlijk dat je lichamelijk stil zit of staat, in afwachting van de een of andere gebeurtenis. Hier gaat het echter ook om mentale stilte, in afwachting van een wonderbaarlijke gebeurtenis: het ervaren van God in je denkgeest. Wacht daar als het ware met ingehouden adem op. Wacht in het vertrouwen dat “de Godsherinnering schemert aan de wijde horizonten van onze denkgeest” (9:5). Je wacht dus bewegingloos, maar zeer alert. Je wachten moet vervuld zijn van de verwachting “dat onze Vader Zichzelf openbaart, zoals Hij heeft beloofd” (3:3). Met andere woorden: je wachten is gebaseerd op het vertrouwen dat God Zijn beloften na zal komen. Hij heeft je beloofd dat Hij komt als je daar om vraagt. Probeer zonder gebruik van woorden in deze meditatieve staat te blijven. Als je gedachten afdwalen herhaal dan het idee van de dag, om jezelf terug te brengen naar de staat van zwijgend wachten. “We zullen die gedachte gebruiken om onze denkgeest zo nodig te kalmeren” (3:1).

 

Wanneer je de Open Mind meditatie te moeilijk vindt of wanneer deze niet het gewenste resultaat oplevert, gebruik dan eventueel de Naam-van-God meditatie, zoals bijvoorbeeld Les 222 aangeeft: “Vader, we hebben geen andere woorden op onze lippen en in onze denkgeest dan Uw Naam, nu wij in stilte in Uw Tegenwoordigheid komen en vragen om even in vrede te mogen rusten bij U” (WdII.222.2:1). (Zie ook de oefeninstructies bij les 183184 en Naam van God meditatie.

 

UURLIJKSE HERINNERING

Een of twee minuten op het hele uur (of korter wanneer dat vanwege de omstandigheden niet mogelijk is). Doe een korte versie van de ochtendmeditatie: herhaal het idee als een uitnodiging aan God en wacht in woordeloze stilte op Zijn komst.

 

REGELMATIGE HERHALINGEN

Herhaal het idee van de dag zo vaak mogelijk: “Herhaal het, en laat je denkgeest een kort moment in stilte en vrede verpozen” (WdI.hIII.In.10:5).

 

ANTWOORD OP VERLEIDINGEN

Zodra je in de verleiding komt om je doel te vergeten:

Herhaal het idee om God aan te roepen teneinde deze verleiding te laten verdwijnen (2:9, 10:2).

Als je ergens door van streek raakt, stel dan vast welke behoefte achter dat gevoel zit en zeg: “Ik denk dat ik ..... nodig heb, maar ik heb niets nodig dan de waarheid.

 

LEZEN VAN DE “WAT IS DE HEILIGE GEEST”-TEKST

Lees vóór de ochtend- of avondoefening de “Wat is de Heilige Geest”- tekst die aan de orde is. Lees dit niet oppervlakkig, “ze dienen langzaam gelezen en even overdacht te worden” (11:4).

 

OEFENSUGGESTIE

Denk aan iets wat je pijn lijkt te doen en zeg: “Deze uiterlijke situatie kan mij geen pijn doen. Alleen mijn gedachten erover doen mij pijn. Laat me ernaar kijken met de Gedachten van God, want die kunnen mij alleen geluk brengen”.

 

•••

 

SAMENVATTING

  • Lees de toelichting langzaam en alsof het je eigen woorden zijn.
  • Bid het gebed, eventueel meerdere keren.
  • ’s Morgens en ’s avonds: Herhaal het idee en mediteer daarna enige tijd.
  • Elk heel uur: Herhaal het idee en breng enkele momenten door in stilte.
  • Regelmatige herhalingen: Herhaal het idee gedurende de dag zo vaak mogelijk.
  • Antwoord op verleidingen: Herhaal het idee om je vrede te herstellen zodra deze verstoord raakt en/of je het doel uit het oog verliest.
  • Lees één keer per dag langzaam en aandachtig de “Wat is de Heilige Geest”- tekst.

Wat is de Heilige Geest 1:

Deel 1: WdII.7.1:1-2

 

"De Heilige Geest bemiddelt tussen illusies en de waarheid. Aangezien Hij de kloof tussen werkelijkheid en dromen moet overbruggen, leidt waarneming tot kennis dankzij de genade die God Hem gegeven heeft, als Zijn geschenk aan ieder die zich voor de waarheid tot Hem wendt."

 

Over de brug waarin Hij voorziet worden alle dromen tot de waarheid gebracht, om ten overstaan van het licht van de kennis te worden verdreven. Daar worden beelden en geluiden voor eeuwig terzijde gelegd. En waar die tevoren werden waargenomen, heeft vergeving een vredig einde van alle waarneming mogelijk gemaakt.

 

2. Het doel van het onderricht van de Heilige Geest is nu juist deze beëindiging van dromen. Want beelden en geluiden moeten worden omgezet van getuigenissen van angst in die van liefde. En wanneer dit volledig is tot stand gebracht, heeft leren het enige doel bereikt dat het in werkelijkheid bezit. Want leren, zoals de Heilige Geest dat leidt naar het door Hem voorziene resultaat, wordt het middel dat zichzelf overstijgt om te worden vervangen door de eeuwige waarheid.

 

3. Als je eens wist hoezeer jouw Vader ernaar smacht dat jij jouw zondeloosheid inziet, dan zou je Zijn Stem niet tevergeefs laten smeken, en je niet afkeren van wat Hij aanbiedt als vervanging van de beangstigende beelden en dromen die jij hebt gemaakt. De Heilige Geest begrijpt de middelen die jij hebt gemaakt, waarmee je wilt bereiken wat eeuwig onbereikbaar is. En als je die aan Hem geeft zal Hij de middelen die jij ter verbanning hebt gemaakt, aanwenden om jouw denkgeest terug te brengen naar waar die waarlijk thuishoort.

 

4. Vanuit kennis, waar Hij door God is geplaatst, roept de Heilige Geest jou op om vergeving op je dromen te laten rusten en weer je innerlijke gezondheid en vrede te hervinden. Zonder vergeving zullen je dromen jou angst blijven aanjagen. En de herinnering van al je Vaders Liefde zal niet terugkeren om aan te geven dat aan dromen een eind is gekomen.

 

5. Aanvaard je Vaders geschenk. Het is een Uitnodiging van Liefde aan Liefde om louter Zichzelf te zijn. De Heilige Geest is Zijn geschenk, waarmee de hemelse rust aan Zijn geliefde Zoon wordt teruggegeven. Zou jij willen weigeren de functie op je te nemen om God compleet te maken, wanneer al wat Hij wil is dat jij compleet bent?

 

 

De Heilige Geest bemiddelt tussen illusies en de waarheid” (1:1). Hij overbrugt “de kloof tussen werkelijkheid en dromen” (1:2). Illusies en waarheid sluiten elkaar uit, werkelijkheid en dromen kunnen elkaar nooit ontmoeten. Onze denkgeest is gevangen in illusies en om hem terug te brengen naar de waarheid hebben we iets of iemand nodig die als brug kan functioneren om het onverbindbare op de een of andere manier bij elkaar te brengen. Dit is het doel van de Heilige Geest. Hij overbrugt de kloof omdat hij in staat is in beide gebieden werkzaam te zijn. Hij werkt met illusies zonder het contact met de waarheid te verliezen. Hij is Degene die bemiddelt en illusies naar de waarheid brengt.

 

Omdat Hij is wat Hij is, kan “ieder die zich voor de waarheid tot Hem wendt” (1:2) naar de waarheid worden geleid door middel van dezelfde waarneming die deel uitmaakt van illusies. Zonder Hem zou waarneming slechts tot méér waarneming leiden en zou de illusie zichzelf voortdurend versterken. Aangezien de Heilige Geest, die in ons aanwezig is als deel van onze denkgeest en tevens deel is van God, eeuwig aan de waarheid is gekoppeld, kan Hij onze waarneming zodanig leiden dat onze illusies ongedaan worden gemaakt en wij tot kennis worden gebracht. Dit vermogen is “de genade die God Hem gegeven heeft” (1:2).

 

Ons aandeel in het proces bestaat er uit ons tot Hem te wenden voor de waarheid (1:2). Wij geven onze waarnemingen aan Hem en Hij zet ze voor ons om in ware waarneming, die rechtstreeks naar kennis leidt. Hij speelt een duidelijke en cruciale rol in het leerplan van de Cursus voor het genezen van onze denkgeest. Als Hij er niet zou zijn, binnenin ons, zou er geen brug zijn tussen werkelijkheid en illusie. Hoe actiever we met Hem samenwerken, hoe bewuster en bereidwilliger we onze waarnemingen aan Hem geven en vragen om waarheid in plaats van illusies, des te beter Hij ons kan helpen.

 

Het woord “wendt” (in zin 1:2) is interessant. Het gaat om een mentale “wending”, een ommekeer, een verandering van richting die bijna fysiek waarneembaar is. Soms voelt het alsof we onze denkgeest letterlijk los moeten rukken van de focus op angst en naar het licht moeten wenden, zoals een bloem zich naar de zon wendt. Als ik wanhopig ben vind ik kracht door mijn ogen te sluiten en te zeggen: “Ik wend me tot U.” Als ik dit oprecht meen volgt bijna onmiddellijk een diep gevoel van vrede en een weldadige verbreding van de horizon van mijn denkgeest. Ik voel de aanwezigheid van een oneindige Bron van hulp en wijsheid, wachtend om mij te helpen. Ik voel de nabijheid van de Grote Bemiddelaar, vervuld van de genade die God Hem gegeven heeft, klaar om mijn waarneming te zuiveren en me naar de waarheid te leiden. Mogen wij leren ons steeds vaker tot Hem te wenden.